In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de schorsing van zijn rijbewijs en de verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar zijn alcoholgebruik beoordeeld. Eiser, die niet aanwezig was op de zitting, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de directie van het CBR, dat hem op 3 maart 2023 de verplichting oplegde om mee te werken aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid, na een verkeersongeval waarbij zijn auto op de kop was beland. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het CBR aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser had aangevoerd dat hij niet de bestuurder was van de auto ten tijde van het ongeval, maar de rechtbank oordeelt dat het CBR op basis van getuigenverklaringen en het proces-verbaal mocht aannemen dat eiser wel degelijk de bestuurder was. De rechtbank wijst op de sterke aanwijzingen van alcoholgebruik, waaronder een positieve ademtest en een hoge bloedalcoholconcentratie. De rechtbank stelt vast dat de schorsing van het rijbewijs en de verplichting tot medewerking aan het onderzoek rechtmatig zijn opgelegd, en dat het besluit van het CBR in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.