ECLI:NL:RBNNE:2024:3688

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
23/2463
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) betreffende inventarisatielijst cultuurhistorische aspecten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft op 16 januari 2023 verzocht om openbaarmaking van de inventarisatielijst van de cultuurhistorische en stedenkundige aspecten in het kader van het bestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’. Bij besluit van 3 februari 2023 heeft verweerder het Woo-verzoek van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.

De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het Woo-verzoek van eiser aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de aanwezigheid van een inventarisatielijst volgt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de hogerberoepsprocedure inzake het bestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’. Verweerder stelt echter dat er geen inventarisatielijst of document van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige aspecten is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de lijst onder verweerder berust. Verweerder heeft voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij naar de inventarisatielijst heeft gezocht en het is niet ongeloofwaardig dat verweerder niet beschikt over de door eiser gevraagde inventarisatielijst. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, verweerder
(gemachtigde: I.M. Braam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn openbaarmakingsverzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Eiser heeft op 16 januari 2023 verzocht om openbaarmaking van de inventarisatielijst van de cultuurhistorische en stedenkundige aspecten in het kader van het bestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’. Bij besluit van 3 februari 2023 heeft verweerder het Woo-verzoek van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het Woo-verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder het Woo-verzoek terecht afgewezen?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanwezigheid van een inventarisatielijst volgt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de hogerberoepsprocedure inzake het bestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’. In de uitspraak overweegt de Afdeling dat ‘(…) de raad ter zitting heeft toegelicht dat een algehele inventarisatie is gemaakt van cultuurhistorische en stedenbouwkundige aspecten en dat hiermee rekening is gehouden in het bestemmingsplan.’ Eiser voert aan dat er een inventarisatielijst of document moet zijn, omdat gesteld wordt dat er een algehele inventarisatie is gemaakt van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige aspecten.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen inventarisatielijst of document van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige aspecten is. Verweerder stelt dat tijdens de zitting bij de Afdeling geenszins is gezegd of bedoeld te zeggen dat er een lijst van aspecten is gemaakt. Verweerder geeft aan dat wel is bekeken en beoordeeld met welke (cultuurhistorische) aspecten rekening diende te worden gehouden, maar dat het resultaat hiervan is vervat in de toelichting op het bestemmingsplan en de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Boogplein Winsum’.
4.2.
Het betoog van eiser dat uit de beroepsprocedure bij de Afdeling volgt dat verweerder beschikt over een inventarisatielijst en daarom zijn Woo-verzoek ten onrechte heeft afgewezen, slaagt niet. Hierna licht de rechtbank hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dat heeft.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het, als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet (of niet meer) onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat – in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan – deze documenten toch onder het bestuursorgaan berusten. [1] Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. [2]
4.4.
De rechtbank overweegt dat eiser ter zitting zelf heeft aangegeven niet zeker te weten dat de vertegenwoordiger van verweerder op de zitting bij de Afdeling het woord ‘inventarisatie’ heeft gebruikt. Zelfs als dit wel het geval zou zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij naar de inventarisatielijst heeft gezocht. Verweerder heeft toegelicht dat hij bij de projectleider van het Boogplein Winsum – die ook bij de procedure bij de Afdeling namens verweerder aanwezig was – heeft geïnformeerd naar de inventarisatie. De projectleider heeft vervolgens laten weten dat de inventarisatie is vervat in de toelichting op het bestemmingsplan en de Nota zienswijzen. Het is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet ongeloofwaardig dat verweerder niet beschikt over de door eiser gevraagde inventarisatielijst.
4.5.
Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat, ondanks het voorgaande, een dergelijke inventarisatielijst wél onder verweerder berust. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. Verweerder heeft het Woo-verzoek van eiser daarom terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4850.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743.