ECLI:NL:RBNNE:2024:40

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
LEE 24/80
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand voor meubilair

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor meubilair. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat er geen spoedeisend belang is. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Groningen op 9 oktober 2023, en het bezwaar van verzoeker leidde tot een bevestiging van deze afwijzing op 9 november 2023. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In dit geval heeft verzoeker bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een kast, een tafel en een bank. De verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op de grond dat dergelijke kosten uit het normale inkomen moeten worden betaald en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker sinds 3 april 2023 in zijn huidige woning verblijft en in die tijd voldoende gelegenheid heeft gehad om te sparen voor een inboedel. Bovendien had hij de mogelijkheid om tijdelijk gebruik te maken van meubilair uit een kringloopwinkel. Gezien deze overwegingen is er geen spoedeisend belang voor het verlenen van bijzondere bijstand, en wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/80

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Groningen, verweerder

(gemachtigde: I.M. van Dijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker om bijzondere bijstand. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 november 2023 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt de onverwijlde spoed om de volgende redenen.
2.1.
Verzoeker heeft bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van een kast, een tafel en een bank. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de kosten voor dergelijke duurzame gebruiksgoederen betaald moeten worden uit het normale inkomen. Er doen zich, volgens verweerder, geen bijzondere omstandigheden voor die reden zouden kunnen zijn voor het geven van bijzondere bijstand.
2.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker sedert 3 april 2023 in zijn huidige woning verblijft en dus minimaal negen maanden van zijn normale inkomen heeft kunnen sparen voor een inboedel. Ook als het voor hem in die periode niet mogelijk is geweest om genoeg te sparen voor een inboedel van voldoende kwaliteit, dan had hij de keuze kunnen maken om voorlopig, tegen betaling van een klein bedrag, genoegen te nemen met meubilair uit een kringloopwinkel.
2.3.
In de gronden van het verzoek en van het beroep vindt de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt om aan te nemen dat aan verzoeker per direct bijzondere bijstand voor de kosten van meubilair moet worden verstrekt. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
griffier
de voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.