ECLI:NL:RBNNE:2024:4145
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering wegens geen hoofdverblijf
Op 18 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Meppel. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering, die door het college was vastgesteld op 16 september 2024, met ingang van 18 juli 2024. Het college stelde dat verzoeker geen hoofdverblijf meer had in zijn woning in [woonplaats]. Verzoeker betwistte dit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, aangezien verzoeker op dat moment zonder bijstand zat. Hij benadrukte dat de bewijslast bij het college ligt om aan te tonen dat verzoeker geen hoofdverblijf had. Na beoordeling van de beschikbare gegevens, waaronder waarnemingen en verklaringen van buren, concludeerde de voorzieningenrechter dat het bewijs van het college onvoldoende was om de intrekking van de bijstandsuitkering te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter besloot daarom om het besluit van het college te schorsen en de bijstandsuitkering voort te zetten tot zes weken na het besluit op bezwaar.
Daarnaast werd het college veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die werden vastgesteld op € 1.750,00. De voorzieningenrechter maakte duidelijk dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk is, en dat partijen een afschrift van de uitspraak zouden ontvangen.