ECLI:NL:RBNNE:2024:4288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
23/3243
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet-ontvankelijk verklaren van een bezwaar door de Commissie van Beroep voor de Examens van de Politieacademie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Commissie van Beroep voor de Examens van de Politieacademie beoordeeld. Eiser, die de opleiding tot politieagent volgde, had in september 2019 een dienstongeval gehad en kon door medische problemen een verplicht onderdeel van zijn opleiding, de Proffit-toets, niet tijdig afronden. Hij verzocht de Teamchef BPO om vervangende opdrachten, maar zijn verzoek werd afgewezen. Eiser diende hiertegen een bezwaarschrift in, dat door de Commissie niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat de Teamchef niet tot de bevoegde functionarissen behoort. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld en concludeert dat de Commissie terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser had zich moeten wenden tot de Examencommissie, die uiteindelijk zijn examenopdracht heeft aangepast, waardoor hij zijn opleiding op 19 april 2023 heeft kunnen afronden. De rechtbank veroordeelt de directeur tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3243

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Welter),
en

de Commissie van Beroep voor de Examens van de Politieacademie

(gemachtigden: mr. S.O. Visch en G. van der Weij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de Commissie van 25 april 2022, waarin zijn bezwaar gericht tegen de e-mail van de Teamchef BPO [plaats] van 12 november 2021 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld, gezamenlijk met het beroep in de zaak met procedurenummer LEE 23/3238. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de Commissie en [naam] , Teamchef BPO [plaats] .

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Eiser, die de opleiding tot politieagent volgde, heeft in september 2019 een dienstongeval gehad waarbij hij letsel aan zijn elleboog heeft opgelopen. In maart 2021 is hij aan zijn elleboog geopereerd. Door medische problemen, die langer duurden dan voorzien, kon hij een verplicht onderdeel van zijn opleiding, te weten de Proffit-toets, niet tijdig afronden. Hij heeft de Teamchef BPO [plaats] verzocht om hem vervangende opdrachten te geven. In dat verband heeft hij een aantal voorstellen gedaan.
2.2.
Bij e-mail van 12 november 2021 heeft de Teamchef BPO [plaats] de door eiser aangedragen vervangende opdrachten afgewezen. Zij heeft eiser geadviseerd om eerst te herstellen van zijn blessure en om verlenging van de opleidingsduur aan te vragen. Na voldoende herstel zou hij dan alsnog de Proffit-toets kunnen afleggen.
2.3.
Tegen de e-mail van 12 november 2021 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
2.4.
Op 3 januari 2022 heeft eiser het sectorhoofd van de school verzocht om verlenging van de doorlooptijd van zijn opleiding. Eiser heeft een verlenging van de termijn met 13 maanden gekregen, tot en met 31 januari 2023.
2.5.
Bij het bestreden besluit heeft de Commissie het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft overwogen dat zij alleen bevoegd is te oordelen over besluiten van examinatoren, de examencommissie of een sectorhoofd. In dit geval gaat het om een e-mail van de Teamchef BPO [plaats] . Omdat zij niet behoort tot één van voornoemde functionarissen, acht de Commissie zich niet bevoegd te oordelen in deze zaak. De Commissie verklaart het bezwaar daarom niet-ontvankelijk.
2.6.
Het verzoek van eiser om een aanpassing van zijn exameneisen, is op 7 november 2022 door de directeur van de Politieacademie doorgestuurd naar de Examencommissie, het orgaan dat bevoegd is om kennis te nemen van dit soort verzoeken. De Examencommissie heeft besloten dat eiser een alternatieve – maar gelijkwaardige – Proffit-toets kan afleggen. Eiser is op 19 april 2023 voor deze alternatieve toets geslaagd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van de Commissie om het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk te verklaren. Zij doet dat ambtshalve en aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Uit het (aanvullend) beroepschrift maakt de rechtbank op dat eiser de rechtmatigheid van de Proffit-toets als exameneis betwist. Hij is van mening dat de Commissie het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Door dat besluit heeft hij schade geleden, omdat hij hierdoor niet binnen de gestelde opleidingsduur zijn opleiding heeft kunnen afronden. Hij heeft dat uiteindelijk pas op 19 april 2023 kunnen doen. Als de Proffit-eisen niet zouden zijn gesteld, had hij zijn opleiding eerder kunnen afronden, waardoor hij eerder in een hogere schaal terecht zou zijn gekomen.
5. De rechtbank stelt vast dat zij in deze zaak alleen dient te beoordelen of de Commissie het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepsgrond dat de exameneis betreffende de Proffit-toets niet aan eiser gesteld had mogen worden, kan de rechtbank in deze procedure niet beoordelen. Die rechtsvraag valt buiten de omvang van dit geding.
5.1.
De rechtbank is met de Commissie van oordeel dat, daargelaten of de e-mail van 12 november 2021 kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), berichten van de Teamchef BPO [plaats] op grond van het bepaalde in artikel 42 van de Onderwijs- en examenregeling Politieacademie 2022 (OER) niet door de Commissie beoordeeld kunnen worden.
5.2.
In artikel 42, tweede lid, van de OER is bepaald dat de student bij de Commissie schriftelijk gemotiveerd beroep kan aantekenen tegen een besluit van, de examinator, de examencommissie, het verantwoordelijke sectorhoofd met betrekking tot het bindend studieadvies¹, de beëindiging van de opleiding², de beroepspraktijkvorming en de leerwerkovereenkomst ³ of de examinering, certificering en diplomering ⁴.
De rechtbank stelt vast de Teamchef BPO [plaats] onder geen van de hier genoemde categorieën valt. Dit houdt in dat de Commissie niet bevoegd is om te oordelen over een e-mail van de Teamchef BPO. De Commissie heeft het bezwaar al daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.3.
Eiser had zich met zijn verzoek, gelet op het bepaalde in artikel 15 van de OER, moeten wenden tot de Examencommissie van de Politieacademie. Deze commissie beslist over verzoeken van leerlingen over aanpassingen van examenopdrachten. De directeur heeft op 7 november 2022 het verzoek van eiser naar deze commissie doorgezonden, die uiteindelijk de examenopdracht voor eiser heeft aangepast, zodat hij zijn opleiding op 19 april 2023 heeft kunnen afronden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
6.1.
Ter zitting heeft de directeur aangegeven bereid te zijn de proceskosten in deze zaak en de zaak met procedurenummer LEE 23/3238 te vergoeden tot een totaalbedrag van
€ 2.625,-. Dit bedrag is voor het indienen van twee beroepschriften en voor het deelnemen aan de zitting bij de rechtbank. Het betreft derhalve drie proceshandelingen/punten met een waarde per proceshandeling/punt van € 875,-. In deze zaak zal de rechtbank de Commissie opdragen een vergoeding toe te kennen voor het indienen van het beroepschrift en de helft van een punt voor het bijwonen van de zitting.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de directeur tot betaling van € 1.312,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. van Loo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.