ECLI:NL:RBNNE:2024:4928

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
18-281193-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P. de Vries
  • M.J. van der Meer
  • G. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van scooter en kabel, poging tot inbraak in woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een scooter, diefstal van een kabel en poging tot inbraak in een woning. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, is bijgestaan door haar advocaat, mr. B. van Elst, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2024 in Beilen een scooter heeft weggenomen die toebehoorde aan een ander, en op 25 april 2024 een kabel heeft gestolen die aan een bedrijf toebehoorde. Daarnaast heeft de verdachte op 28 april 2024 geprobeerd in te breken in de woning van een slachtoffer, waarbij zij gebruik maakte van een breekijzer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal van de scooter en de kabel, evenals de poging tot inbraak, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder rekening te houden met de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/281193-24; 18/241312-24 (gev. ttz); 21/003726-23 (tul); 18/246066-20 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.
Tenlastelegging
18/281193-24
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 1 september 2024 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe een scooter (kenteken [kenteken] ), die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 september 2024 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, een scooter (kenteken: [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
zij op of omstreeks 24 augustus 2024 te Hoogeveen een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
18/241312-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij in of omstreeks de periode tussen 25 april 2024 en 26 april 2024 te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, een kabel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 28 april 2024 te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van haar verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte met een breekijzer en/of koevoet het raam en/of de deur geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 april 2024 te Beilen, althans in de gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk en wederrechtelijk deurkozijn(en) en/of raamkozijn(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/281193-24 onder 2 ten laste gelegde feit en van het onder parketnummer 18/241312-24 onder 2 primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/281193-24 onder 1 primair ten laste gelegde feit en voor de onder parketnummer 18/241312-24 onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte kan worden veroordeeld voor de feiten zoals gevorderd door de officier van justitie en dat zij voor het overige, eveneens zoals gevorderd door de officier van justitie, moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank

18.281193-24

Feit 2
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de fatbike in Hoogeveen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit, de diefstal van de scooter, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024;
een schriftelijk bescheid, te weten een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2024, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024238606 d.d. 3 september 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .

18 241312-24

Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2024, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024066007 d.d. 11 juli 2024, inhoudend de verklaring van [naam] .
De rechtbank overweegt in aanvulling op deze opgave als volgt. Verdachte heeft bekend dat zij de kabel van [bedrijf 1] heeft versleept en bij een bouwkeet heeft neergelegd. Als gevolg van dit handelen was de kabel niet meer goed zichtbaar voor de personen die daarmee op de bouwplaats moesten werken en lag de kabel bovendien buiten de hekken van de bouwplaats. Gelet hierop is voldaan aan het voor een veroordeling ter zake van diefstal geldende vereiste dat verdachte de kabel aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende moet hebben onttrokken.
Feit 2 primair
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit, de poging tot inbraak, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 3 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb geprobeerd om met een breekijzer via een raam en een deur de woning van [slachtoffer 3] binnen te komen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2024, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024066007 d.d. 11 juli 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Vannacht, 28 april 2024, heb ik mijn woning aan de [adres] verlaten. Ongeveer een halfuurtje later werd ik gebeld door [verdachte] . Ik begreep van haar dat er iets bij mijn woning was gebeurd. Ik ben toen gelijk naar mijn woning gelopen. Mijn woning betreft een huurwoning van [bedrijf 2] . Ik zag toen dat iemand had geprobeerd mijn voordeur open te breken. Ook zag ik dat iemand had geprobeerd twee ramen van mijn woning open te breken.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de nacht van 28 april 2024 heeft gepoogd zich met behulp van een breekijzer de toegang te verschaffen tot de woning van [slachtoffer 3] . Verdachte is meteen vertrokken toen deze poging werd ontdekt. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op de voltooiing van
diefstal van goederen uit de woning van [slachtoffer 3] dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte met dit oogmerk wilde inbreken in die woning. De verklaring van verdachte dat zij slechts kwam kijken of haar vriendin [naam] in de woning was, omdat zij [slachtoffer 3] niet vertrouwde met die vriendin, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Over de persoon van deze [naam] en waarom zij die nacht bij [slachtoffer 3] zou zijn of dat er überhaupt iemand in de woning zou zijn, is geen enkel verifieerbaar gegeven duidelijk geworden. Ook overigens is de rechtbank van aanwijzingen voor het tegendeel zoals hiervoor bedoeld niet gebleken. Verdachte is met haar handelen dan ook tot een begin van uitvoering gekomen, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbare poging tot diefstal zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

18/281193-24
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 1 september 2024 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, een scooter (kenteken [kenteken] ), die aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
18/241312-24
De rechtbank acht de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 25 april 2024 te Beilen een kabel die aan [bedrijf 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op 28 april 2024 te Beilen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van haar verdachtes gading die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] of [bedrijf 2] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, immers heeft verdachte met een breekijzer het raam en de deur geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/281193-24
1. primair. diefstal.
18/241312-24
1. diefstal;
2 primair. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Motivering van de maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder rekening te houden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daartoe onder meer verwezen naar de reclasseringsrapportage.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens voor oplegging van de ISD-maatregel gepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 19 november 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 november 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een scooter, diefstal van een kabel en poging tot inbraak in de woning van [slachtoffer 3] . De rechtbank leidt uit het handelen van verdachte af dat zij weinig respect heeft voor het eigendomsrecht en de persoonlijke levenssfeer van anderen. Zij berokkent anderen hiermee schade en heeft slechts oog gehad voor de bekostiging van haar eigen verslaving en andere behoeften.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte een uitgebreid strafblad heeft en veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten liep verdachte bovendien in een proeftijd.
De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering komt tot de conclusie dat verdachte problemen kent op praktisch alle leefgebieden. Zij is bekend met middelenproblematiek, zij heeft geen stabiel verblijfsadres, heeft geen dagbesteding en inkomen, heeft schulden en een negatief sociaal netwerk. De reclassering ziet een delictpatroon vanaf jonge leeftijd ten aanzien van vermogens- en geweldsdelicten. Verdachte staat geregistreerd als veelpleger. Mede omdat het binnen diverse reclasseringstrajecten niet is gelukt toe te werken naar recidivevermindering, schat de reclassering zowel het recidiverisico als de kans dat verdachte zich opnieuw onttrekt aan hulpverlening in als hoog. De reclassering vindt een klinische opname in een setting voor mensen met SGLVG (sterk gedragsgestoord, licht verstandelijk gehandicapt) en diagnostiek geïndiceerd.
Daarbij acht de reclassering een strak juridisch kader noodzakelijk.
Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel
Uit haar strafblad blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige strafbare feiten tenminste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld voor misdrijven. Het onder parketnummer 18/281193-24 onder 1 primair bewezen verklaarde betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal begaan, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. De rechtbank overweegt dat daarmee is voldaan aan de formele voorwaarden die artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Gelet op het reclasseringsrapport van 19 november 2024 is ook aan de voorwaarde van artikel 38m, vierde lid, Sr voldaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet ook aan het bepaalde in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders). Verdachte voldoet aan de omschrijving van een zeer actieve veelpleger, namelijk een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit
.
Uit de reclasseringsrapportage en haar strafblad leidt de rechtbank af dat verdachte blijft vervallen in crimineel gedrag. Gebleken is dat zij zich daarvan niet laat weerhouden door (on)voorwaardelijke gevangenisstraffen. Ook eerdere ambulante en klinische behandelingen hebben niet tot gedragsverandering geleid. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij en om het gevaar van herhaling in te perken, oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte heeft verklaard dat zij zelf ook vóór oplegging van de ISD-maatregel is, omdat het de hoogste tijd is dat zij aan zichzelf gaat werken en stappen zet naar een stabiel en normaal leven.
Gezien de langdurige en hardnekkige (verslavings)problematiek van verdachte vindt de rechtbank het van belang dat voldoende tijd wordt genomen voor de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De rechtbank zal deze maatregel daarom voor de maximale termijn van twee jaren opleggen, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het onder parketnummer 18/281193-24 onder 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van 1.125,00 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Wat betreft de proceskosten zal de rechtbank bepalen dat benadeelde en verdachte elk de eigen proceskosten dragen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

21/003726-23
Bij onherroepelijk arrest van 5 juli 2024 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 juli 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 november 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
18/246066-20
Bij onherroepelijk vonnis van 6 mei 2021 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord- Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 mei 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 november 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie afwijzing van de vorderingen gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd en de tenuitvoerlegging van gevangenisstraf de uitvoering van deze maatregel doorkruist, zal de rechtbank de vorderingen van de officier van justitie afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 63, 310 en 311 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/281193-24 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/281193-24 onder 1 primair en het onder parketnummer
18/241312-24 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van parketnummer 18/281193-24, onder 2
Verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen proceskosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/003726- 23:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 5 juli 2024.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/246066- 20:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Assen, van 6 mei 2021.