In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een scooter, diefstal van een kabel en poging tot inbraak in een woning. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, is bijgestaan door haar advocaat, mr. B. van Elst, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2024 in Beilen een scooter heeft weggenomen die toebehoorde aan een ander, en op 25 april 2024 een kabel heeft gestolen die aan een bedrijf toebehoorde. Daarnaast heeft de verdachte op 28 april 2024 geprobeerd in te breken in de woning van een slachtoffer, waarbij zij gebruik maakte van een breekijzer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal van de scooter en de kabel, evenals de poging tot inbraak, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder rekening te houden met de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.