In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige dochter, geboren op 5 maart 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de vrouw om de omgang met haar dochter uit te breiden naar een weekend per veertien dagen of eens per veertien dagen gedurende negen uur niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft overwogen dat de minderjarige kwetsbaar is en dat de huidige omgangsregeling, die al geruime tijd bestaat, het meest passend is. De rechtbank heeft de omgangsregeling gewijzigd in die zin dat de vrouw eens in de vier weken gedurende twee uren (begeleide) omgang heeft met de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige zelf op de hoogte is van de beslissing en dat de betrokkenen goed geïnformeerd worden over de terugkoppeling aan de minderjarige. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de omgang in de toekomst kan worden uitgebreid of onbegeleid kan plaatsvinden, afhankelijk van de evaluaties die elke zes maanden moeten plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.