Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het verdere procesverloop
- partijen, bijgestaan door hun advocaten,
2.Nadere stukken, nadere standpunten en de beoordeling daarvan
voorlopigbepaald dat de man met ingang van 6 januari 2023 € 262,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [namen kinderen] . Bij de vaststelling van dit bedrag is rekening gehouden met een zorgkorting van 15%. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat de man de kinderalimentatie feitelijk al met ingang van 1 oktober 2022 betaalt. Volgens de vrouw is het ook de bedoeling van partijen geweest dat deze ingangsdatum in de beschikking opgenomen zou worden en blijkt uit correspondentie tussen de advocaat van de vrouw en de voormalige advocaat van de man dat de man de kinderalimentatie jaarlijks zal verhogen met de indexatie. Aangezien deze latere ingangsdatum wel gevolgen heeft voor de indexering van de kinderalimentatie, wil de vrouw dat de ingangsdatum voor de definitieve kinderbijdrage alsnog op 1 oktober 2022 wordt bepaald.
voorlopigekinderalimentatie in die zin, dat zij ten aanzien van de
definitievekinderalimentatie nu als volgt bepaalt:
- met ingang van 6 januari 2023 dient de man € 262,- per kind per maand aan de vrouw te betalen als bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen en met ingang van 1 januari 2024 het (geïndexeerde) bedrag van € 278,24 per kind per maand;
- met ingang van 8 juli 2024 dient de man € 228,- per kind per maand aan de vrouw te betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
Arnhem-Leeuwarden.