In deze zaak gaat het om het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 maart 2024, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 27 juni 2024 het verzet behandeld, waarbij de opposant aanwezig was. De kern van de zaak betreft de vraag of de opposant tijdig een ingebrekestelling heeft verstuurd naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, wat een vereiste is voor een geldig beroep tegen niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de opposant geen ingebrekestelling had verstuurd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
In de beoordeling van het verzet heeft de rechtbank vastgesteld dat er twijfels bestaan over de vraag of het college alle relevante stukken heeft ingediend in de beroepsprocedure. De opposant heeft gesteld dat hij wel degelijk een ingebrekestelling heeft verstuurd, maar het college heeft hierop pas na de uitspraak van 11 maart 2024 gereageerd. De rechtbank concludeert dat het verzet gegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. De rechtbank heeft geen proceskosten toegewezen, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.