ECLI:NL:RBNNE:2024:5342

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/17/196430/HA RK 24-58
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaren tegen de Lijst der Geldelijke Regelingen in het kader van de herverkaveling Franekeradeel-Harlingen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 6 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen de voormalige maatschap [A], [B] en [C] en de Maatschap [D-E], vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De zaak betreft de beoordeling van bezwaren tegen de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) die is opgesteld door de Gedeputeerde Staten van Fryslân in het kader van de herverkaveling van het gebied Franekeradeel-Harlingen. De verzoekers, [A] c.s., hebben bezwaar gemaakt tegen de indeling van de verkavelingsklasse en de waterhuishouding, waarbij zij stellen dat de waterhuishoudkundige toestand is verslechterd door de uitgevoerde maatregelen. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, inclusief de ingediende zienswijzen en de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herverkaveling onder de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) valt, die per 1 januari 2024 is ingetrokken en vervangen door de Omgevingswet. De rechtbank heeft de bezwaren van [A] c.s. tegen de verkavelingsklasse-indeling gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de waterhuishouding ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gedeputeerde Staten in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de getroffen maatregelen in principe voordelen opleveren voor alle eigenaren in het blok. De rechtbank heeft Gedeputeerde Staten veroordeeld in de proceskosten van [A] c.s. tot een bedrag van € 1.916,00, bestaande uit griffierecht en salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Landinrichtingen, zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/196430/ HA RK 24/58
Beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 6 december 2024
inzake
de voormalige maatschap [A] , [B] en [C],
alsmede de afzonderlijke maten
[A] , [B] en [C], en
de Maatschap [D-E],
en de afzonderlijke maten
[D] en [E],
te [plaats] ,
gemachtigde: mr. F. Krol-Postma;
verzoekers inzake de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR), opgemaakt door de Bestuurscommissie in de herverkaveling
"Franekeradeel-Harlingen"en vastgesteld door:
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
te Leeuwarden,
verweerster,
gemachtigde: ing. mr. J. Heinen.
Verzoekers zullen in het hierna volgende – enkelvoudig – [A] c.s. worden genoemd.
Verweerster zal – enkelvoudig – als Gedeputeerde Staten worden aangeduid.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de ontwerp-LGR die ter inzage heeft gelegen van 2 november tot en met 13 december 2023,
- de hiertegen namens [A] c.s. ingediende zienswijze,
- het besluit van 18 juni 2024 van Gedeputeerde Staten tot vaststelling van de LGR, dat ter inzage heeft gelegen van 11 juli tot en met 21 augustus 2024,
- het verzoekschrift namens [A] c.s. van 21 augustus 2024, bij de rechtbank ingekomen op 22 augustus 2024,
- het verweerschrift namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie,
- de brief van 28 oktober 2024 met drie bijlagen namens [A] c.s.
- de mondelinge behandeling van 8 november 2024 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van 8 november 2024 is [D] verschenen, bijgestaan door mr. F. Krol-Postma. Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Ing. mr. J. Heinen, heeft namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie het woord gevoerd. Voorts heeft mevrouw [F] een nadere toelichting gegeven namens het Wetterskip Fryslân. Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Tot de processtukken, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd, behoren, voor zover van belang, de Nadere regels voor de lijst der geldelijke regelingen Franekeradeel-Harlingen van 26 juni 2023 (hierna: de Nadere regels), de notitie ‘Herstel en verbetering van de waterbeheersing in het gebied Franekeradeel-Harlingen’ van
27 september 2023, de lijst rechthebbenden, het toedelingsregister en de bedrijfskaart.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.Het toepasselijke recht

2.1.
Deze herverkaveling is uitgevoerd onder het regiem van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg) van 7 december 2006 en de daarbij behorende regelgeving. De Wilg is ingetrokken per 1 januari 2024. Met ingang van 1 januari 2024 is de wettelijke regeling met betrekking tot landinrichting neergelegd in Hoofdstuk 12 (Bijzondere instrumenten voor het inrichten van gebieden) van de Omgevingswet.
2.2.
Volgens artikel 4.5 lid 1 onder c Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet van 14 maart 2020 blijft het oude recht van toepassing als een ontwerp van een besluit tot vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. In deze herverkaveling heeft het ontwerpbesluit-LGR van 2 november tot en met 13 december 2023 ter inzage gelegen, derhalve vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het verzoek zal daarom worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wilg en de daarbij behorende nadere regelgeving.

3.De feiten

3.1.
[A] c.s. exploiteert een akkerbouwbedrijf met pluimvee. Door [A] c.s. is een oppervlakte van circa 83.8 ha ingebracht. Toegedeeld is circa 84,2 ha. De inbreng bestaat uit een bedrijfskavel, twee aansluitend aan de bedrijfskavel gelegen veldkavels en vier veldkavels op grotere afstand. Toegedeeld zijn een bedrijfskavel, drie aansluitend aan de bedrijfskavel gelegen veldkavels en een afstandskavel. De veldkavels in de inbreng waren op respectievelijk 3,8 km, 9,1 km , 9,6 km en 8,6 km van de bedrijfskavel gelegen. De toegedeelde afstandskavel is op 2 km van de bedrijfskavel gelegen.
3.2.
De toedeling is in de ontwerp-LGR ingedeeld in klasse 4 (zeer sterke verbetering). Naar aanleiding van de zienswijze van [A] c.s. is dit gewijzigd in klasse 3 (sterke verbetering). Op de LGR is dit echter niet tot uitdrukking gekomen en is uitgegaan van indeling in klasse 4.
Ten aanzien van de post ‘Waterhuishouding’ is [A] c.s. ingedeeld in klasse 1 (verbetering waterhuishoudkundige toestand).

4.De bezwaren

4.1.
[A] c.s. maakt bezwaar tegen de posten ‘verkaveling’ en ‘waterhuishouding’. [A] c.s. stelt zich op het standpunt dat op de LGR bij de verkaveling ten onrechte nog is uitgegaan van indeling in klasse 4. Voor wat betreft de waterhuishouding stelt [A] c.s. dat er van verbetering van de waterhuishoudkundige toestand geen sprake is. Er is bij hem daarentegen sprake van verslechtering als gevolg van stuwing. Deze stuwing is volgens [A] c.s. groter dan voor de werkzaamheden. Ook is het zoutgehalte van het water bij hem hoog. Gedeputeerde Staten gaat volgens [A] c.s. ten onrechte niet in op zijn specifieke situatie.

5.Het standpunt van de Bestuurscommissie/Gedeputeerde Staten

5.1.
Gedeputeerde Staten erkent dat [A] c.s. op de LGR ten onrechte op basis van verkavelingsklasse 4 is aangeslagen en acht dit onderdeel van het bezwaar gegrond.
Voor wat betreft de waterhuishouding is het bezwaar volgens Gedeputeerde Staten ongegrond. Er zijn in het blok door de provincie en het Wetterskip tot een bedrag van 12 miljoen euro diverse verbeteringen in de waterhuishoudkundige toestand aangebracht om het systeem klimaatbestendig te maken. Van die verbeteringen profiteren alle eigenaren en het is redelijk dat zij via de LGR voor een deel daarvan bijdragen. [1] Er is sprake van enige opstuwing tussen de inlaat bij Herbaijum en de peilregulerende stuw bij Wijnaldum, waar de gronden van [A] c.s. tussen liggen, maar deze stuwing is volgens Gedeputeerde Staten binnen de norm van 4 centimeter per kilometer. Enig zogenoemd verhang is nodig voor stroming van het water. Er kan volgens Gedeputeerde Staten sprake zijn van fluctuaties in de waterstand, maar dat is afhankelijk van de hoeveelheid water die aan- of afgevoerd moet worden.
Door verbeterde aan- en afvoer van water moet het zoutgehalte verbeterd zijn. Het Wetterskip kan echter geen invloed uitoefenen op het zoutgehalte in de perceelssloten.

6.De beoordeling van het bezwaar

6.1.
Het bezwaar ten aanzien van de verkavelingsklasse-indeling zal gelet op het instemmende verweer van Gedeputeerde Staten gegrond worden verklaard. De post ‘basiskosten verkaveling’ op de LGR zal worden gewijzigd in de door partijen voorgestane zin. Dit komt blijkens het niet door [A] c.s. weersproken voorstel van Gedeputeerde Staten neer op de volgende wijziging:
471,9 punten in mindering te brengen bij nummer R1026063 ( [A] ),
22,3 punten in mindering brengen bij Rnummer R1025489 ( [D] ,
25,4 punten in mindering te brengen bij Rnummer R1025728 ( [D] ).
6.2.
Het aantal punten voor de post ‘basiskosten verkaveling’ wordt voor Rnummer R1026063 1.415,8 (1.887,7 – 471,9), voor Rnummer R1025489 66,9 (89,2 – 22,3) en voor Rnummer 1025728 76,2 (101,6 – 25,4).
6.3.
Met betrekking tot de post ‘waterhuishouding’ oordeelt de rechtbank als volgt.
Volgens artikel 25 lid 1 Besluit inrichting landelijk gebied (Bilg) worden de toestand van de grond en de overige onroerende zaken bij de schatting als bedoeld in artikel 68 Wilg vastgelegd aan de hand van een of meer objectieve en een of meer subjectieve factoren. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels vormt een van de in artikel 25 lid 2 Bilg genoemde objectieve factoren. Dit is in deze herverkaveling uitgewerkt in artikel 3.1 Nadere regels.
6.4.
Artikel 3.1. van de Nadere regels luidt als volgt:
“Als gevolg van de verbetering van het watersysteem is de waterhuishoudkundige toestand van alle kavels verbeterd, met uitzondering van de kavels gelegen in de zogenaamde overloopgebieden. Dat leidt tot indeling in de volgende twee klassen:
Klasse Mate van wijziging Waardering in punten per hectare
0 Geen verbetering in waterhuishoud- 0
kundige toestand (overloopgebieden)
1 Verbetering in verbetering in waterhuis- 6
houdkundige toestand
De systeemverbetering bestaat uit het verbeteren van gemalen, kunstwerken en waterlossingen.”
6.5.
Uit de zich bij de stukken bevindende notitie ‘Herstel en verbetering van de waterbeheersing in het gebied Franekeradeel-Harlingen’ van 27 september 2023 leidt de rechtbank af dat er in het gebied sprake was bodemdaling als gevolg van delfstoffenwinning. Reeds in de periode 2000 tot 2003 getroffen maatregelen bleken niet afdoende om de nadelen van de (doorgaande) bodemdaling op te vangen. Het Inrichtingsplan voor deze herverkaveling is volgens deze notitie gemaakt voor herstel of compensatie van de schade door de bodemdalingen, waarbij tevens een algehele verbetering van het waterbeheersingssysteem in het gebied is doorgevoerd.
6.6.
Uit deze notitie volgt verder dat er in het blok diverse waterbeheersingsmaatregelen zijn getroffen in het kader van het voorkomen van wateroverlast door klimaatverandering, zoals het vergroten van de maalcapaciteit, het vergroten van de waterberging, het verbeteren van waterbeheersing door automatische stuwen en het scheiden van gebieden en het verbreden van sloten, het vergroten van duikers en het aanleggen nieuwe en grotere inlaten, zoals ter zitting ook deels nader toegelicht, waardoor er in het blok een algehele verbetering van de waterhuishouding is gerealiseerd waar alle gronden in het gebied nut van ondervinden.
6.6.
Op deze wijze is er sprake van een zekere mate van abstraheren van het nut voor de eigenaren van de uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat Gedeputeerde Staten er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat de getroffen maatregelen in beginsel voor alle eigenaren in het blok voordeel opleveren, gelet op de aard van de uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het maatregelen betreft die mede zien op verbetering van de waterhuishoudelijke situatie op de langere termijn met inachtneming van de nu voorziene, veranderende klimatologische omstandigheden en de verwachte gevolgen voor de waterhuishouding daarvan in de toekomst, zodat de voordelen van de getroffen maatregelen mogelijk niet direct waarneembaar zijn. Omdat de gezamenlijke eigenaren een deel van de kosten voor hun rekening dienen te nemen brengt het voorgaande mee dat de indeling in de klasse 1, verbetering waterhuishoudkundige toestand met de daarbij behorende puntenwaardering, de rechterlijke toets kan doorstaan.
6.7.
Het hiervoor genoemde uitgangspunt kan echter uitzondering lijden indien het voldoende aannemelijk is dat
als gevolg van de uitgevoerde maatregelende waterhuishoudkundige toestand van een specifieke kavel is verslechterd. Daarvoor is het onvoldoende dat een verslechtering wordt ervaren, deze zal concreet onderbouwd moeten worden. Tevens geldt dat oorzaken als bijvoorbeeld onvoldoende onderhoudswerkzaamheden of defecten aan installaties niet van invloed zijn op de waardering, omdat dit niet de indeling als zodanig raakt. Mogelijke andere oorzaken die buiten het bestek van deze landinrichting vallen zijn evenmin van invloed op de klasse-indeling.
6.8.
[A] c.s. heeft zijn stelling dat er sprake is van verslechtering niet concreet onderbouwd met rapportage waaruit blijkt dat de waterhuishouding op zijn kavel als gevolg van de getroffen maatregelen is verslechterd in vergelijking met de situatie zoals die voorafgaand aan de uitvoering van deze maatregelen was. Dit klemt te meer gelet op de tijdens de zitting namens het Wetterskip gegeven toelichting, waaruit de rechtbank heeft afgeleid dat zowel de afvoer- als aanvoercapaciteit rondom de kavel van [A] c.s. is verbeterd en de stuwing kan fluctueren, maar binnen de geaccepteerde marge ligt en geen consequenties voor de kavel van [A] c.s. heeft. Dit alles bevestigt eerder het standpunt van Gedeputeerde Staten.
6.9.
Het bezwaar van [A] c.s. ten aanzien van dit onderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.
6.10.
Omdat het eerste onderdeel van het bezwaar gegrond is, zal Gedeputeerde Staten worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [A] c.s. worden deze kosten vastgesteld op € 688,00 vanwege griffierecht en € 1.228,00 (tarief II) vanwege salaris gemachtigde.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart het bezwaar tegen de verkavelingsklasse-indeling gegrond en bepaalt dat de LGR met betrekking tot de post ‘basiskosten verkaveling’ zal worden vastgesteld als volgt:
- Rnummer R1026063 ( [A] ) 1.415,8 punten,
- Rnummer R1025489 ( [D] ) 66,9 punten
- Rnummer R1025728 ( [D] ) 76,2 punten;
7.2.
verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond;
7.3.
veroordeelt Gedeputeerde Staten in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. vastgesteld op € 688,00 vanwege griffierecht en € 1.228,00 vanwege salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. R. Giltay en door hem in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024 in aanwezigheid van mr. O.J. Bergsma als griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing zie ommezijde.
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.

Voetnoten

1.Met uitzondering van de gronden in de overloopgebieden.