ECLI:NL:RBNNE:2024:676

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
18.168855.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met bedreiging en medeplegen door verdachte

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof, gepleegd op 19 mei 2023 in de gemeente Heerenveen. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. A.A. Scholtmeijer, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L.J. van der Heide. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een tas, bankpas, ID-kaart en contant geld heeft weggenomen van het slachtoffer, onder bedreiging met geweld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, ondanks dat er geen gezamenlijke uitvoering was. De verdachte had een initiërende rol in de beroving en had het slachtoffer naar de plaats van het delict gelokt. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het delict voldoende bewezen, ondanks zijn ontkenning van opzet op de straatroof. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, rekening houdend met de ernst van het delict en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168855-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1998 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2024. De strafzaak is eerder behandeld op de zittingen van 29 september en 1 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas/rugzak en/of een OV-kaart en/of een kaartje van de Blauwe Golf en/of een bankpas (van de Rabobank) en/of een ID -kaart en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 40 euro) en/of een telefoontoestel en/of een jas en/of een of meer ander(e) goederen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen aldaar (terwijl verdachte en/of zijn mededader (deels) gezicht bedekkende kleding droegen)
  • die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Dit is een overval. Dit is geen grapje" en/of (daarbij) - opzettelijk dreigend een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) op het lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of (vervolgens)
  • in de jaszakken van die [slachtoffer] te graaien en/of
  • een door die [slachtoffer] gedragen tas en/of jas van het lichaam van die [slachtoffer] te rukken en/of tetrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en) op of omstreeks 19 mei 2023 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging, althans alleen, een tas/rugzak en/of een OV-kaart en/of een kaartje van de Blauwe Golf en/of een bankpas (van de Rabobank) en/of een ID-kaart en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 40 euro) en/of een telefoontoestel en/of een jas en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die een of meer ander(e) perso(o)n(en) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen aldaar (terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die een of meer ander(e) perso(o)n(en) (deels) gezicht bedekkende kleding droegen)
  • die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Dit is een overval. Dit is geen grapje" en/of (daarbij) - opzettelijk dreigend een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) op het lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of (vervolgens)
  • in de jaszakken van die [slachtoffer] te graaien en/of
  • een door die [slachtoffer] gedragen tas en/of jas van het lichaam van die [slachtoffer] te rukken en/of tetrekken, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 12 mei 2023 tot en met 19 mei 2023, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2023, te [plaats] en/of te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door in voornoemde periode via Whats-app/telefonisch of anderszins (onder valse voorwendselen) een afspraak te maken met die [slachtoffer] om elkaar te ontmoeten op een specifieke plaats en daarbij die [slachtoffer] een foto te sturen/mailen van de omgeving van het station en daarbij aanwijzingen te geven waar die [slachtoffer] zich moest bevinden (achter een heg, bij [adres] ) en/of daarbij nog nadere telefonische aanwijzingen te verstrekken over de specifieke plaats en omstandigheden waaronder de ontmoeting zou moeten plaatsvinden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde, gelet op de verklaringen van aangever [slachtoffer] , de historische telefoongegevens en de (bekennende) verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is sprake van medeplegen, omdat verdachte door zijn handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het feit. Hij heeft aangever naar de plaats delict gelokt, terwijl er een plan was om aangever te beroven. Bovendien heeft hij contact onderhouden met zowel aangever als de medeverdachten. Voorts heeft verdachte meegedeeld in de buit. De verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat er geweld dan wel bedreigingen zouden worden geuit, is niet geloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van opzet. De verklaring van verdachte is, anders dan die van medeverdachte [medeverdachte 1] , consistent en betrouwbaar. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de diefstal en de bedreiging met geweld. Verdachte heeft daarvan geen wetenschap gehad.

Oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
[slachtoffer] (verder: aangever) heeft verklaard dat hij op 19 mei 2023 met de trein om 13.53 uur op het station in [plaats] arriveerde. Hij had een afspraak met verdachte. De dag van de ontmoeting was al eerder afgestemd, maar het tijdstip werd op diezelfde dag afgesproken. Verdachte stuurde aangever een foto en aanwijzingen over de plek waar zij elkaar zouden ontmoeten.
2Toen aangever op het station arriveerde had hij telefonisch contact met verdachte die hem vertelde dat hij zich verschool, maar dat hij op de afgesproken plek zou komen. Toen aangever op de afgesproken plek arriveerde, kwam verdachte niet. Wel zag aangever twee jongens op een fiets aankomen die vlakbij hem stopten. Beide jongens droegen een doek of sjaal voor het grootste deel van hun gezicht. [slachtoffer] kon alleen hun ogen zien. Eén van de jongens zei: Dit is een overval. Dit is geen grapje. Diezelfde jongen richtte een op een pistool gelijkend wapen op aangever. Aangever voelde zich bedreigd door deze woorden en het wapen. Er werd in aangevers jaszakken gegraaid.
3De twee jongens namen goederen van aangevers mee, te weten: een rugzak, een jas, een ID-kaart, een OV-kaart, een bankpas van de Rabobank, een kaartje van de Blauwe
Golf
4en contant geld
5. Aangever ging lopend achter de jongens aan.
6
Medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) heeft verklaard dat verdachte degene was die het plan had bedacht om aangever te overvallen. Op 18 mei 2023 gingen zij (hijzelf, medeverdachte [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) en verdachte) naar de plek toe om alles uit te stippelen.
7Op 19 mei 2023 gingen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rechtstreeks vanuit [medeverdachte 2] s woning naar de plek waar aangever stond. Onderweg onderhield [medeverdachte 1] telefonisch contact met verdachte. [medeverdachte 1] gaf aan verdachte door dat ze bijna bij de bosjes waren. [medeverdachte 1] droeg een T-shirt voor zijn gezicht en [medeverdachte 2] droeg een bivakmuts.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen op aangever af. [medeverdachte 1] had een balletjespistool bij zich, richtte deze op aangevers hoofd en zei: Dit is een straatroof. Geef je spullen nu af. [medeverdachte 1] voelde in een van aangevers broekzakken en [medeverdachte 2] in de andere broekzak. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] pakten spullen (een tas, contant geld, een telefoon, OV-kaart, ID-kaart en bankpas
8) af van aangever en gingen weg.
9Aangever rende een stuk achter [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan, maar [medeverdachte 1] hield aangever op afstand door het balletjespistool op aangever te richten.
10[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kwamen terug in de woning van [medeverdachte 2] om de spullen te bekijken. Verdachte probeerde de telefoon van aangever te resetten, maar dit lukte niet. Het contante geld werd verdeeld: [medeverdachte 1] kreeg 100,00 en [medeverdachte 2] en verdachte kregen elk
50,00.
11
Uit onderzoek naar de historische telefoongegevens blijkt het volgende. Op 18 mei 2023 om 16.12 uur heeft het telefoonnummer in gebruik bij verdachte telefonisch contact met het telefoonnummer in gebruik bij aangever (4 seconden). Diezelfde dag om 17.02 uur heeft het telefoonnummer in gebruik bij [naam] (de vriendin van verdachte) telefonisch contact met het telefoonnummer van aangever (251 seconden).
12
Op 19 mei 2023 zijn er berichten via WhatsApp gestuurd tussen verdachte en [medeverdachte 1] , te weten:
  • [medeverdachte 1] : 13.51.09 uur: Hoelaat is hij daar
  • verdachte: 13.51.26 uur: Bro 53 is zn trein station
  • verdachte: 13.51.40 uur: Over 2 minuten is ie station
  • verdachte: 13.51.45 uur: Dan belt ie me
  • [medeverdachte 1] : 13.51.51 uur: Aii see
  • verdachte: 13.51.59 uur: Dan bel [naam] jullie
  • [medeverdachte 1] : 13.52.08 uur: Jatoch
  • verdachte: 13.57.07 uur: Hij is er.
Op 19 mei 2023 om 13.52.55 uur heeft het telefoonnummer in gebruik bij [naam] telefonisch contact met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] (19 seconden).
14De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat voornoemd telefoongesprek niet met [naam] is gevoerd, maar met verdachte
15, hetgeen bevestiging vindt in de verklaring van getuige [naam] .
16
Getuige [naam] heeft verklaard dat zij voorafgaand aan het ten laste gelegde op de hoogte was van het plan om aangever te beroven. Zij was met verdachte in de woning van [medeverdachte 2] aanwezig toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de door verdachte geregelde ontmoeting met aangever gingen.
17
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 2] al langere tijd een speelgoedpistool in zijn woning had. Hij heeft verklaard dat toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terugkwamen zij 200,bij zich hadden en dat zij er thuis achter kwamen dat er nog 20,- in de jas zat. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment in de woning van [medeverdachte 2] 50,- van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gekregen.
18
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan de straatroof van aangever.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte hierbij betrokken is geweest als medepleger (primair) dan wel medeplichtige (subsidiair).
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarvan kan ook sprake zijn als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarnaast geldt een dubbel opzetvereiste. De verdachte moet zowel opzet op de onderlinge samenwerking met de mededader(s) hebben gehad, als opzet op het gronddelict: in casu de straatroof.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Verdachte heeft een initiërende rol gehad in de beroving van aangever. Wetende dat [medeverdachte 2] de beschikking heeft over een balletjespistool/speelgoedwapen heeft verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewogen de feitelijke diefstal met bedreiging van geweld te plegen. Voorafgaand is gezamenlijk een geschikte plek voor het treffen van aangever gezocht. Verdachte heeft het contact met aangever onderhouden en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van aangevers locatie op de hoogte gebracht. Nadien heeft verdachte eenzelfde geldelijk deel van de buit ontvangen als de feitelijke uitvoerder [medeverdachte 2] .
De verklaring van verdachte, dat hij geen wetenschap had dat het gronddelict een straatroof betrof en er hij dus geen (voorwaardelijk) opzet had, acht de rechtbank gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en overwegingen niet geloofwaardig en dus onaannemelijk. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde daarmee wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, een rugzak en een OV-kaart en een kaartje van de Blauwe Golf en een bankpas van de Rabobank en een ID-kaart en geld en een telefoontoestel en een jas die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door toen aldaar terwijl verdachte en zijn mededader deels gezicht bedekkende kleding droegen
  • die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Dit is een overval. Dit is geen grapje" en daarbij
  • opzettelijk dreigend een op een pistool gelijkend voorwerp op het lichaam van die [slachtoffer] te richtenen vervolgens
  • in de jaszakken van die [slachtoffer] te graaien en
  • een door die [slachtoffer] gedragen tas en jas van het lichaam van die [slachtoffer] te trekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primairdiefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, bepleit de hoogte van de door de officier van justitie geëiste straf te matigen en aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarnaast heeft de raadsman bepleit rekening te houden met de in het rapport Pro Justitia (2020) geconcludeerde verminderde toerekenbaarheid van verdachte. De onderliggende stoornissen niet zijn behandeld zodat aannemelijk is dat daarvan thans nog sprake is en verdachtes keuzes ten tijde van het bewezen verklaarde hebben beïnvloed.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Op 19 mei 2023 is [slachtoffer] het slachtoffer geworden van een straatroof.
Verdachte heeft het slachtoffer bewust en opzettelijk naar een plek in [plaats] laten komen voor deze beroving. De locatie is door de drie verdachten vooraf gezamenlijk uitgezocht. Verdachte heeft het contact met het slachtoffer onderhouden en zijn medeverdachten op de hoogte gebracht van de locatie waar het slachtoffer zich bevond. Op deze locatie is het slachtoffer, onder dreiging van een niet van echt te onderscheiden pistool, beroofd van onder meer zijn telefoon en geld.
Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer angst aangejaagd en op geen enkele wijze respect getoond voor andermans eigendom. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen behoefte aan geldelijk gewin en heeft daarbij een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat een dergelijk feit een grote impact op een slachtoffer heeft en ook nadien nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kan ervaren. Ook veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onveiligheid in algemene zin binnen de samenleving. Het feit heeft immers plaatsgevonden op klaarlichte dag en op de openbare weg, zodat willekeurige personen hiervan getuige konden zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 15 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 21 september 2023, opgesteld door [naam] van de Reclassering Nederland. Uit dit advies komt naar voren dat verdachte de ernst van de verdenking bagatelliseert. Er is tevens sprake van een delictpatroon betreffende diefstal met een toename in de ernst van de delicten. De reclassering ziet het sociaal netwerk, de financiën, de houding en het psychosociaal functioneren van verdachte als directe delictgerelateerde factoren. Middelengebruik, huisvesting en dagbesteding zijn indirecte delictgerelateerde factoren.
Uit een eerder afgenomen Pro Justitia onderzoek (2020) komt naar voren dat verdachte een bovengemiddeld intelligente man is met een belaste voorgeschiedenis. Er is sprake van ADHDproblematiek en verslavingsproblemen. Dit betreft echter verouderde informatie. Het is aannemelijk dat de gestelde diagnose thans nog aan de orde is, omdat er geen behandeling op de beschreven problematiek is ingezet.
In de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde waren weinig leefgebieden op orde. Verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats, geen inkomen, geen werk en hij gebruikte veelvuldig harddrugs. Daarbij was sprake van een grotendeels negatief sociaal netwerk. Vlak voor de aanhouding was door de reclassering (in een vrijwillig kader) begeleid wonen en een uitkering voor verdachte geregeld. Er is geen zicht op huisvesting na detentie.
Door de reclassering wordt zowel de kans op herhaling als het risico op onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld.
Vanwege het hoge recidiverisico en genoemde delictgerelateerde risicofactoren is reclasseringsinzet geïndiceerd, evenals een langdurige opname in een behandelkliniek, omdat verdacht niet stuurbaar is in een ambulante setting. Verdachte heeft weinig tot geen probleeminzicht en is niet intrinsiek gemotiveerd tot gedragsverandering. Ambulante hulpverlening heeft onvoldoende resultaat gehad, waarbij geen sprake is van afname in justitiële contacten. De reclassering ziet thans geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking. Het inzetten van bijzondere voorwaarden is niet haalbaar vanwege de hoge kans op onttrekken aan voorwaarden en het gebrek aan motivatie bij verdachte om zijn levensstijl te veranderen.
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). Deze oriëntatiepunten worden in Nederland door strafrechters gebruikt om te voorkomen dat straffen in soortgelijke zaken te zeer uiteenlopen.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS van straatroof met licht geweld of verbale bedreiging met, gelet op de documentatie, veelvuldige recidive. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden.
De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de volgende strafvermeerderende factoren: medeplegen en het bij de bedreiging gebruikte op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank wat betreft de hoogte van de straf aansluiting zoekt bij de LOVS-oriëntatiepunten. Echter, uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte behandeling nodig heeft maar hiervoor niet gemotiveerd is, zodat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen handelen. Een hogere straf dan de LOVSoriëntatiepunten is daarom aangewezen. De rechtbank heeft geen redenen om het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, omdat niet blijkt dat in het verleden vastgestelde problematiek heeft doorgewerkt in het plegen van het onderhavige delict.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.687,70, bestaande uit 1.187,70 aan materiële schade en 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van 240,00 aan materiële schade ( 40 voor de jas en 200 contant geld) en 500,00 aan immateriële schade. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de onderbouwing niet ziet op het ten laste gelegde maar veeleer op een oplichting.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Zoals hiervoor uit de bewezenverklaring blijkt immers dat van de benadeelde een aantal goederen zijn gestolen, waaronder een telefoon, een rugzak, een jas, een ID-kaart en contant geld.
Ten aanzien van de post telefoon ontbreekt een onderbouwing van het gevorderde schadebedrag. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat de telefoon, een Samsung Galaxy A20, ten tijde van het bewezenverklaarde een jaar oud was. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade van de gestolen telefoon op . De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Ten aanzien van de post Quechua tas overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier blijkt dat de benadeelde deze heeft teruggekregen van de politie. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de post jas ontbreekt eveneens en onderbouwing van het gevorderde schadebedrag. Uit de bewezenverklaring volgt dat een jas van de benadeelde is gestolen. Niet blijkt dat de benadeelde deze heeft teruggekregen, zodat deze kosten voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de hoogte van het gevorderde bedrag, zodat het gevorderde bedrag van zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de post ID-kaart overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de politie de IDkaart heeft afgegeven aan de gemeente Leeuwarden (p. 409). De rechtbank heeft daarom geen redenen om te twijfelen aan de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor het aanvragen van een nieuwe IDkaart. Deze kosten zijn voor toewijzing vatbaar en de rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de hoogte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de kosten van daarom toewijzen.
Ten aanzien van de post contant geld 220,00 overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt dat zowel de benadeelde (p. 253) als verdachte (p. 233) hebben verklaard dat het een geldbedrag van 220,00 van de benadeelde is gestolen. De rechtbank heeft daarom geen redenen om te twijfelen aan de hoogte van het gevorderde bedrag, zodat het gevorderde bedrag van zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de post sleutelbos overweegt de rechtbank dat uit het dossier afgeleid zou kunnen worden dat sleutels van de benadeelde zijn gestolen, omdat hij heeft verklaard dat hij na de straatroof via een openstaande balkondeur zijn woning in kon komen (p. 240). Hieruit blijkt dat de benadeelde partij kennelijk de sleutel van zijn woning kwijt was. Enige rechtstreekse relatie met het bewezenverklaarde volgt echter niet evident uit het dossier. Daarbij komt voorts dat deze schade en de kosten voor het vervangen van sloten niet nader zijn onderbouwd, zodat de rechtbank over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom nietontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Concluderend zal de rechtbank een totaal van aan materiële schade toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd, maar heeft daartoe enkel zelf de geestelijke gevolgen beschreven.
De rechtbank overweegt dat indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde zal daartoe voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarvoor is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank overweegt dat daar in dit geval geen sprake van is, nu geen enkele onderbouwing is overgelegd.
De rechtbank overweegt voorts dat geen onderbouwing nodig is, indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon op andere wijze is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in dit geval meebrengt dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat van een aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de gevorderde aan immateriële schade moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 18 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan A.J. Hoekma te betalen:
  • het bedrag van 930,35 (zegge: negenhonderddertig euro en vijfendertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk ten aanzien van de post sleutelbos. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij af, ten aanzien van:
- de post telefoon voor het meer gevorderde dan de toegewezen 100,00; - de post Quechua tas.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 930,35 (zegge: negenhonderddertig euro en vijfendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 430,35 aan materiële schade en 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2024.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Fryslân, Districtsrecherche met proces-verbaal nummer 2023171769, doorgenummerd 1 tot en met 409. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2. Pagina 238.
3. Pagina 239.
4. Pagina 248.
5. Paginas 239 en 253.
6. Pagina 239.
7. Pagina 98.
8. Pagina 100.
9. Pagina 99.
10. Pagina 101.
11. Pagina 100.
12. Pagina 270.
13. Paginas 319 en 320.
14. Pagina 320.
15. Pagina 99.
16. Pagina 354.
17. Paginas 353 en 354.
18. Paginas 233 en 234.