ECLI:NL:RBNNE:2025:1011
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 18/036565-24, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van 12.178,65 dat de veroordeelde zou moeten betalen aan de staat. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde slechts in beperkte mate voordeel had genoten van de ten laste gelegde feiten en vroeg om afwijzing van de vordering tot ontneming.
Tijdens de zitting op 28 januari 2025 heeft de verdediging betoogd dat de veroordeelde slechts 150,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft, in lijn met het standpunt van de officier van justitie, de vordering tot ontneming afgewezen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing op 25 februari 2025 uitgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt. De voorzitter, mr. H. Brouwer, heeft de uitspraak geleid, terwijl mr. L.W. Janssen niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.