ECLI:NL:RBNNE:2025:1187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11409510 \ CV EXPL 24-5021
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling van verloren kaart tarief door Q-Park tegen gedaagde na treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 2 augustus 2024 de parkeeraccommodatie 'Emmen-Wildlands' heeft verlaten zonder te betalen, door middel van het zogenaamde 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een schending van de algemene voorwaarden, die bij de ingang van de parkeeraccommodatie duidelijk zijn aangegeven. De gedaagde heeft de vordering betwist, stellende dat hij dacht dat hij had betaald en dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde inderdaad de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder te betalen en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn en heeft de vordering van Q-Park toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 465,24, inclusief schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum van de overtreding.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 11409510 \ CV EXPL 24-5021
Vonnis van 25 maart 2025
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 november 2024;
- de conclusie van antwoord van 26 november 2024;
- de akte van depot van 20 december 2024 van een USB-stick met beeldmateriaal;
- de conclusie van repliek van 24 december 2024;
- de conclusie van dupliek van 21 januari 2025;
- de bij de stukken gevoegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder de accommodatie: ‘Emmen-Wildlands’ (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Bij iedere ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden van de accommodatie de geldende tarieven en de (toepasselijkheid van) de algemene voorwaarden van Q-Park conform de wettelijke vereisten kenbaar gemaakt door middel van een informatiebord.
2.3.
Door middel van ofwel het accepteren van een parkeerticket, het binnenrijden met een betaalpas of met gebruikmaking van een abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen en ontstaat er een overeenkomt met. De algemene voorwaarden zijn onderdeel van de tussen Q-Park en [gedaagde] gesloten overeenkomst.
2.4.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…) “Artikel 5.5: Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW Prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart.
Artikel 5.6: In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen, mocht dat hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
Artikel 5.7: ‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde treintje rijden waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief ‘verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 5.8: ‘Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.’
Artikel 5.9: ‘Q-Park is vrij het in artikel 5.5. en 5.7. genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.’(…)
2.5.
Op 2 augustus 2024 om 18:09 uur heeft het parkeermanagementsysteem (hierna: PMS van Q-Park geregistreerd dat een auto met kenteken [kenteken] (Citroen C4 PICASSO) de parkeeraccommodatie heeft verlaten. Deze auto staat bij de Rijskdienst voor het Wegverkeer op naam van [gedaagde] geregistreerd.
2.6.
Bij aangetekende brieven van 30 augustus 2024 en 20 september 2024 is [gedaagde] gesommeerd een bedrag van € 373,81 aan schadevergoeding alsmede € 30,75 inzake het tarief verloren kaart te betalen omdat [gedaagde] zonder te betalen en treintje rijdend de parkeeraccommodatie heeft verlaten. [gedaagde] heeft voornoemde bedragen, ondanks sommaties, onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 465,24 (bestaande uit € 373,81 aan schadevergoeding, € 30,75 aan tarief verloren kaart en € 60,68 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Q-Park veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op
2 augustus 2024 om 18:09 uur op onrechtmatige wijze en in strijd met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst de parkeeraccommodatie heeft verlaten door het verschuldigde parkeergeld onbetaald te laten en bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom van de parkeeraccommodatie door te rijden, het zogenaamde treintje rijden. Als gevolg daarvan heeft Q-Park schade geleden wegens onder meer omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief verloren kaart van in dit geval € 30,75 en een schadevergoeding van € 373,81 verschuldigd geworden. Q-Park maakt tot slot aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten nu [gedaagde] na het verlaten van de parkeeraccommodatie in verzuim is geraakt, respectievelijk Q-Park de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, strekkende tot beperking van de vordering door alleen het ‘verloren kaart tarief’ te voldoen aan Q-Park. Hij voert aan dat hij dacht dat hij het parkeerticket had betaald, maar dat hij niet heeft opgemerkt dat kennelijk de betaling niet was geslaagd omdat hij was afgeleid door zijn jonge kinderen. Volgens [gedaagde] zou van de betaalpoging beeldmateriaal moeten zijn, maar heeft Q-Park nagelaten dit in het geding te brengen. [gedaagde] zag bij het verlaten van de parkeeraccommodatie dat zijn voorganger geen parkeerticket in de automaat hoefde te doen, maar dat de slagboom automatisch open ging. Omdat hij er vanuit ging dat de slagboom toch wel open zou gaan, besloot hij niet te wachten tot de slagboom was gedaald, maar om direct achter zijn voorganger de parkeeraccommodatie te verlaten. Volgens hem was de afstand tussen hem en zijn voorganger nooit zo weinig dat dit gevaar of hinder voor eenieder had kunnen veroorzaken. [gedaagde] voert ook nog aan dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden van Q-Park. Hij verzoekt de kantonrechter dan ook het bedrag aan schadevergoeding buiten beschouwing te laten. Het schadebedrag van € 373,81 vindt [gedaagde] buiten proportioneel. Hem kan hooguit enige vorm van ongeduld worden verweten. Het is volgens [gedaagde] onmogelijk alvorens het terrein te betreden kennis te nemen van de algemene voorwaarden van Q-Park. Q-Park heeft, vanwege de verschillende vormen van slagboombewaking, onvoldoende gedaan om ongewenste gedragingen te voorkomen zoals een bord te plaatsen met een tekst als: ‘bij openen slagboom, 1 auto’ of ‘wacht tot de slagboom volledig gedaald is’, aldus [gedaagde] . Tot slot bestrijdt [gedaagde] de ontvangst van een aangetekende brief.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat is komen vast te staan dat [gedaagde] heeft geparkeerd op de parkeeraccommodatie en dat [gedaagde] met de auto bumper-klevend de parkeeraccommodatie is afgereden zonder te betalen waardoor hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden. Uit de camerabeelden is dit voldoende gebleken en dit is door [gedaagde] ook erkend. Voorts is van belang of de algemene voorwaarden al dan niet van toepassing zijn op de tussen partijen tot stand gekomen parkeerovereenkomst. Volgens [gedaagde] zijn de algemene voorwaarden niet op de overeenkomst van toepassing geworden, althans, naar de kantonrechter begrijpt, vernietigbaar omdat hem geen redelijke mogelijkheid is geboden daarvan kennis te nemen (artikel 6:233 sub b BW).
Algemene voorwaarden
4.2.
Gezien artikel 6:230c BW jo. 6:230b sub 6 BW is voor de terbeschikkingstelling van algemene voorwaarden voor een dienstverrichter in de zin van artikel 6:230a BW, zoals hier Q-Park, voldoende dat deze voor de wederpartij ( [gedaagde] ) eenvoudig toegankelijk zijn op een door Q-Park medegedeeld (internet)adres. Vooropgesteld wordt dat Q-Park, onder overlegging van foto’s, heeft aangevoerd dat er vlakbij de inritterminal van de parkeeraccommodatie en voor de slagboom een informatiebord staat waarop de geldende tarieven worden kenbaar gemaakt en waarop wordt gewezen op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden.
4.3.
Uit de door Q-Park overgelegde foto’s heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat er middels het informatiebord op wordt gewezen dat de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park zijn op te vragen via www.q-park.nl. Daarmee heeft Q-Park naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de in dit geval geldende eisen voor de terhandstelling van algemene voorwaarden zoals bedoeld in artikel 6:230c BW. De stelling dat het informatiebord van een zodanige omvang is dat kennisneming daarvan moeilijk is, kan niet leiden tot vernietiging van de algemene voorwaarden.
Oneerlijk beding
4.4.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.5.
Q-Park heeft gemotiveerd bepleit dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair treintje rijden te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeeraccommodatie. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen schadevergoeding, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeeraccommodatie en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. Aan het verzoek van [gedaagde] om de boete te laten vervallen zal de kantonrechter dan ook voorbij gaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat zowel het tarief voor de verloren kaart van € 30,75 als de schadevergoeding van € 373,81 zullen worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.7.
Q-Park heeft terecht aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, te weten 2 augustus 2024. Nu [gedaagde] met betaling van bovenstaande bedragen in gebreke is gebleven, is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Ook heeft Q-Park aanspraak gemaakt op de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat Q-Park voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot ten hoogste het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 60,68.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Q-Park worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
448,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 465,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 448,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.R. de Locht en in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2025.
631/ab