13.3.Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet aannemelijk geworden, ondanks dat verzoeksters kan worden toegegeven dat de motivering in het bestreden besluit op dit punt summier is, dat het bestreden besluit in strijd met de Omgevingsvisie en Verordening van de provincie is genomen. De voorzieningenrechter kan volgen dat het provinciale beleid het realiseren van een woning buiten het stedelijk gebied niet uitsluit. Woningbouw aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied, zoals in dit geval, is onder voorwaarden mogelijk. Dat volgt ook uit de artikelen 1.1.1, tweede lid, 1.3.1 en hoofdstuk 3 van de Verordening. Het is de voorzieningenrechter op grond van wat verzoeksters hebben aangevoerd niet gebleken dat van strijdigheid met deze bepalingen sprake is. Dat geldt evenmin voor de door verzoeksters gestelde strijd met de Omgevingsvisie. Daarbij stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeksters in hun beroepsgronden zelf ook wijzen op een passage dat woningbouw buiten het bestaand bebouwd gebied onder voorwaarden mogelijk is. Dat is het geval wanneer in bestaand bebouwd gebied niet aan de behoefte kan worden voorzien. Het college heeft aangegeven dat die situatie zich voordoet in het geval van dit specifieke project. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat navolgbaar. De voorzieningenrechter merkt in dat verband nog op dat op zitting door het college en vergunninghouder is aangegeven dat het bouwplan in vooroverleg is voorgelegd aan de provincie Fryslân. Daar is geen nadere reactie op ontvangen, zoals ook volgt uit de Nota. De voorzieningenrechter constateert verder dat de provincie Fryslân geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit. Niet is gebleken dat de provincie niet kan instemmen met het bestreden besluit.
14. Verzoeksters stellen verder dat als deze omgevingsvergunning in stand blijft, er geen reden is om soortgelijke aanvragen af te wijzen. De voorzieningenrechter volgt verzoeksters niet in hun betoog. De verleende omgevingsvergunning geeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen garantie dat soortgelijke aanvragen ook worden toegewezen. Het college zal ten aanzien van elke aanvraag de situatie ter plaatse moeten beoordelen en een nieuwe belangenafweging moeten maken. Dat heeft het college op zitting ook te kennen gegeven.
15. Verzoeksters hebben tot slot aangevoerd dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter ziet voorlopig geen aanleiding voor het oordeel dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter stelt vast dat er een ruimtelijke onderbouwing is gemaakt, dat belanghebbenden zienswijzen hebben ingediend en hebben kunnen inspreken bij de raad, dat die zienswijzen zijn besproken in een nota en dat het college vervolgens, met inachtneming van de door de raad afgegeven verklaring van geen bedenkingen heeft besloten de omgevingsvergunning te verlenen. Dat daarmee niet is tegemoetgekomen aan wat verzoeksters wensen en dat zij graag een ander resultaat hadden gezien, betekent niet dat geen afweging van belangen heeft plaatsgevonden. In wat eisers aanvoeren ziet de voorzieningenrechter bovendien geen aanknopingspunten voor het voorlopige oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verlening van de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Bouwbesluit 2012/Bouwverordening
16. Verzoeksters voeren verder aan dat de ‘[locatie]’ geen openbare weg is maar een verbindingsweg. Deze verbindingsweg voldoet volgens hen niet aan de vereisten zoals genoemd in artikel 6.37, derde en vierde lid, van het Bouwbesluit 2012. Daarnaast is volgens verzoeksters sprake van strijdigheid met artikel 5.1.2, eerste lid van de Bouwverordening gemeente Achtkarspelen (Bouwverordening). Verzoeksters vrezen dat bij een brand hulpdiensten de woning niet kunnen bereiken en het risico bestaat dat het vuur overslaat naar hun percelen.