ECLI:NL:RBNNE:2025:1265

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
24/768
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een bedrijfsloods in Makkum met betrekking tot parkeren en bijbehorende bouwwerken

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor een loods, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân is verleend. De vergunning werd verleend op 5 juli 2023, maar na bezwaar van eiser heeft het college de motivering op 27 december 2023 aangevuld. De rechtbank heeft de zaak op 21 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college en derde-partij aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het college ter zitting het motiveringsgebrek heeft hersteld. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning voor de opslagloods in stand blijft. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden, maar het college moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit Makkum, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, hierna te noemen het college
(gemachtigden: mr. M.R. van der Velde, E.E. van der Pal, C. van de Wal).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit Makkum (derde-partij)

(gemachtigde: mr. S.T. Bosch).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor een loods.
1.1.
Het college heeft de vergunning met het besluit van 5 juli 2023 verleend. Met het bestreden besluit van 27 december 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college de motivering aangevuld en is het college voor het overige hierbij gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van derde-partij, vergezeld van W.J. van der Vegte die werkzaam is bij derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Derde-partij heeft op 2 juni 2023 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een loods aan de [adres] [nummer] in Makkum. Het college is op 5 juli 2023 overgegaan tot vergunningverlening voor de activiteit ‘bouwen.’ Nadat eiser bezwaar heeft aangetekend, heeft de commissie bezwaarschriften geadviseerd de motivering van de vergunning aan te vullen, vanwege het bouwen buiten het bouwvlak. In het bestreden besluit heeft het college de motivering daarom aangevuld en ook een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening’. Met toepassing van artikel 4, aanhef en onderdeel 1, bijlage II Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) heeft het college gemeend te kunnen afwijken van het bestemmingsplan.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning voor een loods. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Met het bestreden besluit heeft het college ook een omgevingsvergunning verleend voor een damwand. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
5.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 2 juni 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Wat is het geldend planologisch regime?
6. De ter plaatse geldende planologische regimes zijn het bestemmingsplan ‘Makkum – Zuidwaard’ en het ‘Parapluplan parkeernormen SWF’. Aan het perceel waar het plan op ziet is het bestemmingsvlak ‘Bedrijventerrein’ toegekend, met als functieaanduiding ‘bedrijf’ en ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’.
Beoordelingskader
7. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [1]
Opslagloods of productieloods?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bouwplan niet is bedoeld voor een opslagloods. De huidige loods wordt gebruikt als productieloods. Volgens eiser probeert derde-partij, door te veinzen dat het bouwplan ziet op een opslagloods, tot de goedkoopste bouwwijze te komen. Voor een opslagloods gelden minder strenge (en daarmee goedkopere) isolatie-eisen, aldus eiser. Derde-partij dient echter volgens eiser te voldoen aan alle gestelde geluidseisen.
8.1.
Het college betoogt dat, hoewel het juist is dat de huidige loods die het bouwplan beoogt te vervangen wordt gebruikt als loods voor productie, de nieuwe hal gebruikt zal worden als opslagloods. Volgens het college is het aannemelijk dat het bouwplan voldoet aan de gestelde geluidseisen. Op het perceel is het toegestaan dat een bedrijf is gevestigd dat tot milieucategorie 4.2 behoort. Het bouwplan past daarbinnen.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college er bij de beoordeling van uitgaan dat het bouwwerk zal worden gebruikt als opslagloods. De rechtbank legt hierna uit waarom.
8.3.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) [2] volgt dat er bij de beoordeling van de aanvraag van moet worden uitgegaan dat het bouwwerk zal worden gebruikt op de wijze zoals omschreven in de aanvraag, tenzij redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede voor andere doeleinden zal worden gebruikt.
8.4.
Hoewel uit de aanvraag niet valt af te leiden dat het bouwplan ziet op een opslagloods, heeft derde-partij ter zitting toegelicht dat het bouwplan daarop ziet. Ter zitting is komen vast te staan dat het college er voor de beoordeling van het bouwplan ook van uit is gegaan dat het bouwplan zag op een opslagloods. In wat eiser aanvoert is daarom voor de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bouwplan voor andere doeleinden zal worden gebruikt. Dat de huidige loods wordt gebruikt als productiehal doet daar niet aan af. Het betoog slaagt niet.
Parkeren; kan op eigen terrein in voldoende parkeerplekken worden voorzien?
9. Eiser betoogt dat voor het bouwplan extra parkeerplaatsen nodig zijn. De parkeerplaatsen aan de straatkant en waar het college in het bestreden besluit van uitgaat en die als parkeerplaatsen worden ingevuld, kunnen volgens eiser niet gebruikt worden als parkeerplaatsen. De ingetekende parkeerplaatsen naast de loods zijn ook onbruikbaar.
9.1.
Het college zet in verweer uiteen dat de benodigde parkeerplaatsen op de tekening bij de verleende omgevingsvergunning zijn gemarkeerd. Aan de straatkant en in de steeg tussen de beide loodsen kunnen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Verder vindt de vergroting van de loods plaats op een stuk terrein waar geen parkeerplaatsen kunnen worden ingericht. Het plan gaat daarom niet ten koste van reeds aanwezige parkeerplaatsen. In totaal zullen er vier personen in de loods werkzaam zijn; het plan voorziet daarmee ruim voldoende in het benodigd aantal parkeerplaatsen.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat op eigen terrein in voldoende parkeerplekken kan worden voorzien. Ter zitting heeft het college uiteengezet dat voor het bouwplan met deze grootte (ca. 600 m²) vanuit de CROW-norm zes parkeerplekken nodig zijn. Voor de reeds op het perceel aanwezige loods wordt door het college uitgegaan van vijf parkeerplekken. De rechtbank stelt vast dat deze elf benodigde parkeerplaatsen zijn ingetekend op de tekening die is ingediend. Op basis van die tekening en de toelichting van het college daarover ter zitting, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat op het perceel in elf parkeerplekken kan worden voorzien, in het bijzonder in de zes extra plaatsen die nodig zijn voor het bouwplan. Het betoog slaagt niet.
9.3.
De rechtbank volgt niet het betoog van eiser dat de parkeerplekken aan de voorzijde en tussen de beide loodsen niet bruikbaar zijn en dat het bouwplan daarmee niet uitvoerbaar is. Het college heeft daarover ter zitting toegelicht dat de parkeerplaatsen aan de straatkant evenwijdig aan de weg lopen. Voor de rechtbank is vast komen te staan dat deze parkeerplekken zijn ingetekend binnen het kadastraal perceel en daarmee op eigen terrein, zoals het bestemmingsplan voorschrijft. De rechtbank volgt dit betoog van het college. Hoewel ter zitting is gebleken dat de ruimte naast de loods, de steeg tussen beide loodsen, nu niet bereikbaar is als parkeerplaats, leidt dit niet tot het oordeel dat het bouwplan niet uitvoerbaar is. Door de derde-partij is toegelicht dat, door de ontwikkeling binnen het bedrijf van derde-partij en de omstandigheid dat het bouwplan is ingediend om die genoemde ontwikkeling mogelijk te maken, de ruimte tussen de loodsen in de toekomst anders zal worden gebruikt. Dit brengt met zich mee dat het voor de rechtbank voldoende aannemelijk is dat in de steeg met het daar op de tekening ingetekende aantal parkeerplekken in totaal in voldoende parkeerplekken kan worden voorzien en dat het bouwplan daarmee uitvoerbaar is. [3] Het betoog slaagt niet.
Afwijking Bor; is er sprake van een bijbehorend bouwwerk?
10. Eiser betoogt dat het bouwvlak met 5% wordt overschreden. De grond en noodzaak waarom in dit geval kan worden afgeweken met het Bor wordt niet gemotiveerd of toegelicht in het bestreden besluit. Het college heeft in het bestreden besluit ten onrechte alleen verwezen naar de gevallen die als ‘trendsetter’ kunnen worden gezien.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom voor het bouwplan met het Bor kan worden afgeweken. Uit het bestreden besluit of het advies van de commissie valt voor de rechtbank niet af te leiden waarom het bouwplan kan worden gezien als bijbehorend bouwwerk, dat functioneel verbonden is met het hoofdgebouw op het perceel. Gelet op de beroepsgrond van eiser, slaagt het betoog.
11. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de [adres] [nummer] en [nummer] als één (kadastraal) perceel moeten worden gezien. Tussen partijen is dat ook niet in geschil. De [adres] [nummer] is de productiehal en moet daarom, voor deze beide loodsen tezamen, worden gezien als hoofdgebouw, omdat deze activiteit het meest belangrijk is voor de invulling van de op het perceel geldende bestemming. Het bouwplan voorziet in een (daaraan ondersteunende) opslagloods. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het bijbehorend bouwwerk functioneel verbonden is met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw. De rechtbank trekt eveneens de conclusie dat het bouwplan daarom gezien kan worden als bijbehorend bouwwerk en dat het college hierom gebruik kan maken van de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 4, aanhef en onderdeel 1, bijlage II Bor. Het college heeft daarmee het motiveringsgebrek ter zitting hersteld. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat het college ter zitting het motiveringsgebrek heeft hersteld. Dit betekent dat verleende omgevingsvergunning voor de opslagloods in stand blijft. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het door eiser betaalde griffierecht (€ 187,-) aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 augustus 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit omgevingsrecht, bijlage II
Artikel 1
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
bijbehorend bouwwerk:uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
(…)
hoofdgebouw:gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wetwaarbij met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wetvan het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2;
Bestemmingsplan Makkum – Zuidwaard
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
c. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 (300 m)
als genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die niet meer geur- en/of stofhinder veroorzaken als aangegeven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals aangegeven in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven;
De ten behoeve van de bedrijven benodigde parkeerruimte dient op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Parapluplan parkeernormen SWF
Artikel 2 Toepassingsregels
Dit bestemmingsplan is van toepassing op de bestemmingsplannen, zoals opgenomen in de navolgende tabel.
(…)
Makkum - Zuidwaard
27 juni 2013
NL.IMRO.1900.2012westBPmazuidwa-onhe

Voetnoten

1.ABRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1633.
2.ABRvS 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1006, r.o. 3.2.
3.ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1238, r.o. 10.3.