ECLI:NL:RBNNE:2025:1324

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
24-1203
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak is betrokkene, die woont in [woonplaats], geconfronteerd met een boete van € 389,00 op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete is opgelegd omdat betrokkene op 1 augustus 2023 om 18:40 uur op de Zuiderhaven in Harlingen als bestuurder van een personenauto een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 11 maart 2025 heeft behandeld. Tijdens de zitting was mr. P. Belopavlovic aanwezig als vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft de beroepsgronden van betrokkene beoordeeld, waarbij de gemachtigde aanvoerde dat er sprake was van schending van de hoorplicht en het motiveringsbeginsel. De gemachtigde betoogde dat de verbalisanten de verkeersovertreding niet hebben kunnen waarnemen en dat het zaakoverzicht niet in overeenstemming was met de politie-instructie. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht de kantonrechter om het beroep gegrond te verklaren vanwege schending van de hoorplicht, maar het beroep voor de rest ongegrond te verklaren.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat er weliswaar sprake was van een schending van de hoorplicht, maar niet van een structurele schending. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar de opgelegde sanctie bleef in stand. Het beroep tegen de inleidende beschikking werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 259874313
zaaknummer: 11147951 BU VERZ 24-1203

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van11 maart 2025

in de zaak van

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

die woont in [woonplaats] ,
gemachtigde: Y. el Mathari, My Legal Consultancy B.V.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden’, verricht op 1 augustus 2023, om 18:40 uur, op de Zuiderhaven in Harlingen, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 389,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 11 maart 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was aanwezig: mr. P. Belopavlovic als vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: de vertegenwoordiger).
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Gemachtigde voert aan dat sprake is van schending van de hoorplicht en het motiveringsbeginsel. Gemachtigde stelt dat het zaakoverzicht niet in overeenstemming is met de politie-instructie bij de wijziging van artikel 61a RVV. Verder voert gemachtigde aan dat de verbalisanten de verkeersovertreding niet hebben kunnen waarnemen en dat uit het zaakoverzicht niet blijkt of betrokkene de telefoon in zijn linker of rechterhand had.
4. De vertegenwoordiger verzoekt de kantonrechter om het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond te verklaren vanwege schending van de hoorplicht. en het beroep voor de rest ongegrond te verklaren.
Overwegingen
5. Met betrekking tot het niet staande houden van betrokkene geeft de verbalisant als reden aan dat hij in zijn privétijd in een privévoertuig zat, waarin zich geen stopmiddelen bevonden, waardoor de verbalisant geen stopteken kon geven. De verbalisant had daarom niet de mogelijkheid om de bestuurder van het voertuig tot stilstand te manen en heeft dan ook terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de kentekenhouder van het voertuig opgelegd.
6. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6.1
De verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaaksoverzicht, luidt als volgt: “
Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met de rechterhand, ter hoogte van het stuur, vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig en naar het mobiel elektronisch apparaat kunnen kijken. Ik zag mobiele telefoon, bestuurder hield hem hoog met zijn hand. Van de achterzijde goed zichtbaar. Bestuurder was zo afgeleid dat bestuurder over een trottoirband heen reed vlak achter een fietser. Dit was een zeer gevaarlijke situatie. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staandehouden, omdat verbalisant was in vrijetijd. Gezien de gevaarlijke situatie een bekeuring geschreven.
6.2
De kantonrechter ziet in dat wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter overweegt dat de voorschriften van de instructie van de politie zich richten tot de verbalisant. Betrokkene kan daaraan geen rechten ontlenen. Bovendien is de verklaring van de verbalisant uitgebreid en specifiek. De stelling van betrokkene dat de verbalisanten de gedraging niet hebben kunnen waarnemen, is onvoldoende om aan deze verklaring te twijfelen.
7 De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een schending van de hoorplicht, maar niet van een structurele schending. [1] De kantonrechter zal dan ook overgaan tot het vernietigen van de beslissing van de officier van justitie. Nu geen sprake is van een structurele schending en betrokkene in administratief beroep werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de boete te matigen met 25%. Nu wel sprake is van een schending van de hoorplicht is het beroep de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar blijft de opgelegde sanctie in stand. Het beroep tegen de inleidende beschikking is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
mr. R. Krikke, griffier mr. C.H. de Groot, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9934.