ECLI:NL:RBNNE:2025:1334

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
18.039522.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het voorhanden hebben en het produceren van amfetamine

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben en produceren van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de productie van amfetamine in een drugslab dat op 3 februari 2024 door de politie werd aangetroffen. De verdachte werd op die datum aangehouden nabij het drugslab, waar aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en apparatuur voor de productie van synthetische drugs aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van medeverdachten voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie en het voorhanden hebben van amfetamine. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden en legde een maatregel tot kostenverhaal op, omdat de productie van amfetamine ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en het milieu. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte in het drugslab en de ernst van de feiten, waarbij amfetamine als een harddrug wordt beschouwd die schadelijk is voor de samenleving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/039522-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1993 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H.M. van Dinten, advocaat te Eindhoven. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr.
A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand/schuur aan [adres] ) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (B) en/of vervaardigd (D) amfetamine(-olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet art 2 ahf/ond D Opiumwet
2
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,5 liter amfetamine(-olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers, heeft/ hebben zij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaders(s) (telkens):
in/op een pand/schuur aan [adres] te [plaats] heeft/hebben gebruikt en/of een (compleet) in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats (drugslab) opgezet en/of in stand gehouden, althans voor handen heeft gehad, bedoeld voor de opslag van grondstoffen/chemicaliën en/of voor de productie en/of vervaardiging van amfetamine en/of de productie van MAPA/BMK-Glycidezuur naar BMK (Benzylmethylketon), in elk geval een stof vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of in dat drugslab (in ieder geval) de volgende voorwerpen/producten te weten grondstoffen en/of chemicaliën en/of productiemiddelen en/of productievoorwerpen en/of hulpmiddelen en/of laboratoriumbenodigdheden gebruikt en/of bereid en/of aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of opgeslagen en/of voorhanden heeft/hebben gehad, bedoeld voor de productie van BMK en/of (vervolgens) amfetamine(-olie), althans
synthetische drugs, waaronder:
  • 15,5 liter, althans een hoeveelheid, amfetamine(-olie) en/of
  • 400 liter, althans een hoeveelheid, mierenzuur en/of
  • 1200 liter, althans een hoeveelheid, fosforzuur en/of
  • 50 liter, althans een hoeveelheid, amfetaminebase en/of
  • 1340 liter, althans een hoeveelheid, formamide en/of
  • 287,5 kilogram, althans een hoeveelheid, Caustic Soda en/of
  • diverse hardware, waaronder (6) propaan gasflescilinders en/of (191) gevulde, niet gevulde en/of deels
gevulde jerrycans en/of (7) gasbranders en/of (18) maatbekers en/of een rvs-reactieketel en/of een (3) scheitrechters en/of (21) klemdekselvaten en/of een afzuiginstallatie en/of werkhandschoenen en/of een volgelaatsmasker en/of een halfgelaatsmasker en/of een filterbus, althans een grote/aanzienlijke hoeveelheid hardware

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De belastende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn onvoldoende specifiek met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Zo hebben de medeverdachten het niet over de specifieke uiterlijke kenmerken van verdachte, zoals de moedervlek op zijn wang, of zijn Brabantse tongval, hetgeen wel voor de hand zou liggen. Tevens heeft de politie niet op detailniveau doorgevraagd, waardoor de verklaringen van de medeverdachten onvoldoende verankerd zijn. Voorts ontbreekt er objectief bewijs waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten afgeleid kan worden. Bovendien ontkent verdachte de ten laste gelegde feiten en wordt zijn verklaring wel ondersteund door objectief bewijs, namelijk de camerabeelden bij de [bedrijf] in Helmond. Gelet op het voornoemde dient verdachte wegens het gebrek aan wettig bewijs te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten slechts vastgesteld kan worden vanaf het moment dat verdachte de [bedrijf] in Helmond bezoekt en niet al vanaf 1 november 2023 zoals ten laste gelegd.
Oordeel van de rechtbank1
Feiten en omstandigheden
Op zaterdag 3 februari 2024 door de politie een instap gedaan op het adres [adres] te [plaats] . Bij controle werd er in de zwarte schuur een inwerking zijnde drugslab aangetroffen. Hierop zijn de bewoners te weten medeverdachte [medeverdachte] en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in de woning op het perceel.2 Naast de twee bewoners werden er nog twee andere mannen aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte] werd buiten op het terrein van [adres] aangehouden.3 Verdachte werd in of bij een nabijgelegen sloot aangehouden.4
Het drugslab
De schuur waarin het drugslab is aangetroffen was ingericht als productieruimte voor synthetische drugs en precursoren. De schuur was verdeeld in twee ruimtes. Een productieruimte (ruimte A) en een opslagruimte (ruimte B). In de productieruimte zijn onder andere jerrycans met chemicaliën, IBC-vaten, een RVS-reactieketel en diverse gascilinders aangetroffen. In de opslagruimte zijn zes IBC-vaten en diverse emmers en jerrycans met vermoedelijk druggerelateerd afval en chemicaliën aangetroffen.5 Blijkens onderzoek van de LFO en het NFI is er in het drugslab in totaal 1200 liter fosforzuur, 1340 liter formamide, 50 liter amfetaminebase, 400 liter mierenzuur, 15,5 liter amfetamine(-olie) en 287,5 kilogram Caustic Soda aangetroffen. Daarnaast is er nog hardware in het drugslab aangetroffen waaronder 6 propaan gasflescilinders, 191 jerrycans, 7 gasbranders, 18 maatbekers, een rvs-reactieketel, 3 scheitrechters, 21 klemdekselvaten, een afzuiginstallatie, werkhandschoenen, een volgelaatsmasker, een halfgelaatsmasker en een filterbus.6
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat er meerdere mensen aan en in het drugslab gewerkt hebben. Toen er voor de eerste keer een productie gedraaid kon worden in het drugslab, gingen er vanwege technische problemen dingen niet goed. Er werd vervolgens iemand anders ingevlogen die er meer verstand van had. Deze persoon is, met hulp van anderen, aan de slag gegaan en heeft het drugslab aan de praat gemaakt. Hij snapte het proces en was ook technisch op de hoogte van de aanpassingen die gemaakt moesten worden, aldus medeverdachte [medeverdachte] .7 Vervolgens heeft er begin november 2023 een proefdraai plaatsgevonden en later nog een productie. 8 Medeverdachte [medeverdachte] heeft over de persoon die het drugslab aan de praat maakte verklaard dat het een Arabische figuur is die de Nederlandse taal goed machtig was. Wanneer de politie verdachte bevraagt over medeverdachte [medeverdachte] en [verdachte] geeft medeverdachte [medeverdachte] aan dat verdachte de Nederlandssprekende Marokkaan is die het drugslab aan de praat maakte.9
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn eerste politieverhoor verklaard dat hij op het terrein van [adres] was om te werken. Naar eigen zeggen moest hij spul wassen.10 Terwijl hij daar aan het werk was heeft hij meerdere personen gezien. Zo heeft hij iemand waterachtig spul zien maken en heeft hij gezien dat er steeds iemand langskwam om vaten te brengen. Ze brachten water waarmee ze dat spul mixten, aldus verdachte.11 Daarnaast heeft hij een persoon van Nederlandse origine gezien die het spul aan het koken was.12 Nadat medeverdachte [medeverdachte] een foto getoond werd van verdachte reageert de hij met Dit is de baas. Op de vraag of het klopt dat hij daarmee de man van Nederlandse origine bedoeld, geeft de medeverdachte [medeverdachte] aan Ja, klopt en Ik bedoel met de baas, de maker van dit spul.13
Oordeel van de rechtbank
In de nacht van 2 op 3 februari 2024 is verdachte op een naastgelegen weiland in of bij een sloot aangehouden nabij het perceel van [adres] te [plaats] . Verdachte heeft daar op
15 november 2024 bij de politie over verklaard dat hij in [plaats] was voor een schoonmaakklus in een vakantiewoning. Volgens zijn verklaring werd hij door een vriend naar [plaats] gebracht en kwam hij daar op 2 februari 2024 om 07:50 uur aan. Daar aangekomen waren de schoonmaakspullen er nog niet, maar die zouden op een later moment nog gebracht worden. Om 15:00 uur waren de schoonmaakspullen er nog niet. Desondanks besloot verdachte te blijven in afwachting van de schoonmaakspullen. Naar eigen zeggen is hij toen even gaan slapen en rond 22:30 uur weer wakker geworden. Toen op dat moment er nog steeds geen schoonmaakspullen waren, werd verdachte argwanend en ontstond er een discussie met een andere persoon in de vakantiewoning. Daarop is verdachte naar buiten gelopen en aan de zijkant van het weiland bij de sloot gaan zitten, wachtende tot het weer licht zou worden buiten.
Voornoemde verklaring van verdachte acht de rechtbank, mede gelet op voornoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. De verklaring wordt bovendien niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte derhalve ter zijde.
Anders dan de raadsman gaat de rechtbank uit van de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte] en de eerste verklaring tijdens zijn politieverhoor van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding om, waar het gaat om de betrokkenheid van verdachte, aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen.
Op basis van voornoemde verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte nauw betrokken was bij de productie van amfetamine in het drugslab in [plaats] . Door medeverdachte [medeverdachte] wordt verdachte daarbij aangeduid als de baas en de maker van dit spul. Hetgeen wordt ondersteund door de
verklaring van medeverdachte [medeverdachte] waaruit blijkt dat het verdachte was die verstand had van het productieproces en het drugslab begin november 2023 aan de praat heeft gekregen. Dat medeverdachte [medeverdachte] het een keer over een Nederlandssprekend Arabisch figuur heeft en later over de Nederlandssprekende Marokkaan, maakt dit niet anders. Uit de verklaring van [medeverdachte] in zijn geheel bezien blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat hij het over één en dezelfde persoon heeft, namelijk verdachte.
Conclusie
Gelet op de plek waar verdachte is aangehouden alsmede de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine zoals onder 1 ten laste gelegd, het medeplegen van het voorhanden hebben van 15,5 liter amfetamine zoals onder 2 ten laste gelegd en het medeplegen van de strafbare voorbereiding gericht op de productie van amfetamine zoals ten laste gelegd onder feit 3.
Eendaadse samenloop
De onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich in dezelfde periode en in dezelfde plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot die ten laste gelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 november 2023 tot en met 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijkheeft bereid en bewerkt en verwerkt (B) en vervaardigd (D) amfetamine(-olie), zijnde amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2
hij op 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,5 liter amfetamine(-olie), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3
hij in de periode van 1 november 2023 tot en met 3 februari 2024 te [plaats] , gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van een of meer hoeveelheden amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden:
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers, hebben zij, verdachte en zijn mededaders:
in een schuur aan [adres] te [plaats] een (compleet) in werking zijnde laboratorium- opstelling/productieplaats (drugslab) opgezet en in stand gehouden, bedoeld voor de opslag van grondstoffen/chemicaliën en voor de productie en vervaardiging van amfetamine en de productie van
MAPA/BMK-Glycidezuur naar BMK (Benzylmethylketon), en in dat drugslab (in ieder geval) de volgende voorwerpen/producten te weten grondstoffen en chemicaliën en productiemiddelen en productievoorwerpen en hulpmiddelen en laboratoriumbenodigdheden gebruikt en aangeschaft en laten aanschaffen en vervoerd en opgeslagen en voorhanden hebben gehad, bedoeld voor de productie van BMK en(vervolgens) amfetamine(-olie), waaronder:
  • 15,5 liter, amfetamine(-olie) en
  • 400 liter, mierenzuur en
  • 1200 liter, fosforzuur en
  • 50 liter, amfetaminebase en
  • 1340 liter, formamide en
  • 287,5 kilogram, Caustic Soda en
  • diverse hardware, waaronder 6 propaan gasflescilinders en 191 jerrycans en 7 gasbranders en 18 maatbekers en een rvs-reactieketel en 3 scheitrechters en 21 klemdekselvaten en een afzuiginstallatie en werkhandschoenen en een volgelaatsmasker en een halfgelaatsmasker en een filterbus.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

en

3. medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte hoofdelijk de maatregel kostenverhaal zoals bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet op te leggen voor een bedrag van 80.172,45.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat er met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van samenloop en met betrekking tot de feiten 1 en 3 van een voortgezette handeling. Voorts is verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld in het kader van de Opiumwet en blijkt uit het reclasseringsrapport een positief beeld van verdachte. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering tot oplegging van de maatregel kostenverhaal niet ontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op de zeer beperkte rol van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de maatregel kostenverhaal niet hoofdelijk op te leggen, maar rekening te houden met het aantal medeverdachten en de verschillende rollen van de verdachten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 3 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en produceren van amfetamine. Ook heeft hij met anderen strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd, gericht op de productie hiervan.
Amfetamine is een harddrug die zeer verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid is. Bovendien is de handel in harddrugs zeer lucratief en gaat de productie en de verkoop ervan vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit, waaronder ernstige vormen van geweld. Daar komt bij dat de chemicaliën en het afval van de productie van synthetische drugs doorgaans grote schade aan de natuur en het milieu veroorzaken.
Verdachte heeft met zijn handelen geen rekenschap gegeven van de voornoemde schadelijke gevolgen voor anderen en het milieu, maar heeft zich enkel laten leiden door geldelijk gewin. Voorts heeft verdachte met zijn handelen een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van harddrugs, met alle gevolgen van dien. Het voornoemde is de reden dat er voor de bewezenverklaarde feiten doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS- afspraken. Daarbij heeft de rechtbank verder in aanmerking genomen dat het een professioneel en
operationeel drugslab betrof, dat bedoeld was om grote hoeveelheden amfetamine(-olie) te produceren. Naast een proefdraai hebben er in ieder geval ook twee productierondes plaatsgevonden. Ook heeft de rechtbank bij de straftoemeting rekening gehouden met de cruciale rol die verdachte heeft gespeeld in het geheel. Verdachte werd door medeverdachten als baas gezien en was degene die verstand had van het productieproces en het drugslab werkende maakte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel kostenverhaal
Op 1 juli 2022 is de Maatregel Kostenverhaal in werking getreden. De maatregel is van toepassing op strafbare feiten die na de inwerkingtredingsdatum worden opgespoord en vervolgd. De maatregel, opgenomen in artikel 13d van de Opiumwet, maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of volksgezondheid, op vordering van het Openbaar Ministerie worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een in artikel 13d, lid 1, Opiumwet genoemd strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In het drugslab in de schuur waren namelijk stoffen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en daarnaast heeft de Staat kosten gemaakt voor vernietiging daarvan.
Bij de stukken bevindt zich een factuur van [bedrijf] met een kostenoverzicht van het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën en restafval en het vernietigen van hardware. Totaal gaat het om een bedrag van 80.172,45. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet. Uit het dossier blijkt tevens dat de factuur van [bedrijf] door de Staat is betaald.
Gelet op het voornoemde zal de rechtbank aan verdachte de maatregel kostenverhaal opleggen. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding rekening te houden met het aantal medeverdachten en de rol die verdachte heeft gespeeld in het geheel. Derhalve legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op twee zevende van het totaalbedrag, te weten 22.906,41, te betalen aan de Staat ter vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 365 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Anders dan zoals door de officier van justitie gevorderd, legt de rechtbank de betalingsverplichting niet hoofdelijk op. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13d van de Opiumwet blijkt namelijk dat de wetgever die mogelijkheid bewust heeft uitgesloten door het zevende lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht niet van overeenkomstige toepassing te verklaren.14
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13d van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op als maatregel de verplichting tot vergoeding van het bedrag van
22.906,41aan de Staat. Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 365 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. J. Faber en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2025.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een
ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde
opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit tenzij anders vermeld de paginas van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024029771 d.d. 30 juli 2024 (onderzoek Buis).
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2024, p. 171 e.v.
3 Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 3 februari 2024, p. 704.
4 Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 3 februari 2024, p. 685.
5 Proces-verbaal van bevindingen LFO d.d. 10 juni 2024, p. 911 e.v.
6 Proces-verbaal van bevindingen LFO d.d. 10 juni 2024, p. 911 e.v en NFI-rapport drugsonderzoek aan
materialen aangetroffen op 3 februari 2024 op de locatie [adres] te [plaats] d.d. 2 mei 2024, p. 933 e.v.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 maart 2024, p. 659 en p. 661.
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 maart 2024, p. 659.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 maart 2024, p. 661 en p. 662.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 3 februari 2024, p. 717.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 3 februari 2024, p. 717 en p. 719.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 3 februari 2024, p. 717.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 februari 2024, p. 717, p. 718 en p. 719.
14 Kamerstukken II 2020/21, 35564, nr. 6, p. 25