In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 2 juni 2025, maar de GI heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen, vooral door de onbereikbaarheid van de moeder en het gebrek aan contact tussen de kinderen en hun vader. De moeder heeft niet meegewerkt aan de hulpverlening en heeft de kinderen niet gestimuleerd om contact met de vader te onderhouden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de houding van de moeder leidt tot ouderverstoting en dat dit een psychische vorm van kindermishandeling is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI niet in staat is om de ondertoezichtstelling voort te zetten en heeft daarom besloten deze op te heffen met ingang van 31 maart 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.