ECLI:NL:RBNNE:2025:1452

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
198674
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 2 juni 2025, maar de GI heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen, vooral door de onbereikbaarheid van de moeder en het gebrek aan contact tussen de kinderen en hun vader. De moeder heeft niet meegewerkt aan de hulpverlening en heeft de kinderen niet gestimuleerd om contact met de vader te onderhouden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de houding van de moeder leidt tot ouderverstoting en dat dit een psychische vorm van kindermishandeling is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI niet in staat is om de ondertoezichtstelling voort te zetten en heeft daarom besloten deze op te heffen met ingang van 31 maart 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/198674 / JE RK 25-102
Datum uitspraak: 7 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over het opheffen van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,gevestigd in Leeuwarden,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 6 februari 2025;
  • een mail van [minderjarige 1] , ontvangen op 13 februari 2025;
  • een mail van de moeder, ontvangen op 13 februari 2025;
  • een brief met bijlagen van de GI, ontvangen op 17 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 februari 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader;
- namens de GI, jeugdbeschermers [naam] en [naam] .
1.3.
De moeder is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar zij is niet verschenen. Zij heeft haar afwezigheid kenbaar gemaakt in de mail van 13 februari 2025. In diezelfde mail heeft de moeder ook haar mening gegeven.
1.4.
[minderjarige 1] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter, maar zij heeft hier geen gebruik van gemaakt. [minderjarige 1] heeft de kinderrechter een mail gestuurd en daarin haar mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
2.2.
De kinderen wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderen staan onder toezicht van de GI. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 mei 2024 de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van de kinderen met ingang van 31 maart 2025 op te heffen. Ter onderbouwing heeft de GI - onder meer en samengevat - het volgende naar voren gebracht.
3.2.
De GI is van mening dat het goed gaat met de kinderen, maar ook dat zij nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, gelegen in het ontbreken van contact tussen de kinderen en de vader. Tegelijkertijd merkt de GI op dat het onvermijdelijk is om de ondertoezichtstelling op te heffen. De GI stelt namelijk dat zij niet bij machte is om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, wat het verzoek vooral onbevredigend maakt. De GI ziet dat het de moeder niet lukt om - vanuit het belang van haar kinderen - mee te werken aan de hulpverlening en de kinderen te stimuleren om in contact met de vader te gaan. De jeugdbeschermers hebben op verschillende manieren getracht om een verandering te bewerkstelligen, waaronder, onder dwang vanuit de rechtbank, gesprekken met de kinderen. Dit geeft de kinderen stress, omdat de moeder niet achter de gesprekken staat. Het lukt de kinderen niet om in contact met beide ouders te zijn. Beide kinderen geven aan dat ze niet direct nare herinneringen aan hun vader hebben, maar ook dat zij geen behoefte aan contact hebben (behalve dat vader naar de voetbalwedstrijden van [minderjarige 2] kan komen). De kinderen vinden het belastend om in gesprek te zijn met de jeugdbeschermers. Volgens de GI is er sprake van ongegrond contactverlies met de vader. Het lukt de moeder niet om de kinderen voldoende ruimte te geven om onbelast contact met de vader te hebben.

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader heeft zich niet nadrukkelijk verzet tegen het opheffen van de ondertoezichtstelling, maar hij vindt het wel lastig te accepteren dat er geen passende hulpverlening meer wordt ingezet om het contact tussen hem en de kinderen tot stand te brengen. Vooral ook nu er zoveel inzichten zijn ontstaan over de oorzaken van het ontbreken van contact.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, gelegen in de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en het ontbreken van (regelmatig) contact tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter begrijpt dat de GI zonder specifiek onderzoek op dit punt de term ouderverstoting niet ter hand mag nemen, maar de kinderrechter doet dit wel. De kinderrechter stelt vast dat de houding van de moeder leidt tot oudervervreemding c.q. ouderverstoting van de vader.
5.2.
Het is de kinderrechter gebleken dat de moeder geen (emotionele) toestemming en ruimte aan de kinderen geeft om het contact met hun vader aan te gaan en dat zij de vader stelselmatig bij de kinderen weghoudt. De kinderrechter oordeelt dat dit een psychische vorm van kindermishandeling is en dat de kinderen in het gezin van de moeder zodanig opgroeien dat hun geestelijke belangen ernstig worden bedreigd. De kinderrechter voegt hier aan toe dat de moeder zich dient te realiseren dat haar houding ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen in de toekomst een (nog) grotere impact kan hebben op de beide kinderen dan nu reeds het geval is.
5.3.
In de e-mail van 13 februari 2025 schrijft de moeder dat zij wel van mening is dat zij de kinderen ruimte geeft om contact met de vader te hebben. Dat blijkt echter nergens uit. De aanbieding aan de vader van 20 december 2024 om contact te kunnen hebben na de voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] was slechts een bij voorbaat loze letter nu op dat moment al bekend was dat [minderjarige 2] in het nieuwe jaar op de zaterdag naar toneelles zou gaan. De stelling van de vrouw dat de GI nooit in contact is getreden met haar, is evenmin juist. De moeder geeft aan enkel op de dinsdag in de namiddag bereikbaar kan zijn. Dat maakt een uitvoering van een ondertoezichtstelling al vrijwel onmogelijk. De GI heeft heel veel pogingen gedaan om contact op te nemen, en uiteindelijk is er een schriftelijke aanwijzing door de kinderrechter bekrachtigd met oplegging van een dwangsom om contact met de kinderen mogelijk te maken. Onomstotelijk is gebleken dat het enkel de moeder is die wegduikt.
5.4.
De kinderrechter constateert dat de GI niet in staat is verder aan de ontwikkelingsbedreigingen te werken. De oorzaak daarvan ligt naar het oordeel van de kinderrechter enkel en geheel bij de moeder. Als de moeder na het lezen van deze uitspraak vindt dat dit niet juist is, ligt de bal volledig bij haar. Het is dan aan haar om te zorgen dat het contact tussen de kinderen en hun vader weer van de grond komt.
5.5.
Hoewel de kinderrechter deze situatie van ouderverstoting betreurt, begrijpt de kinderrechter het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van de kinderen op te heffen. De GI kan namelijk niet voldoen aan haar wettelijke taak zoals bedoeld in art. 1:262 BW. Dit maakt de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling dan ook (zoals verzocht) opheffen met ingang van 31 maart 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op met ingang van 31 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025 door
mr. G.J. Baken, kinderrechter, in aanwezigheid van J.S. Andringa als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen