ECLI:NL:RBNNE:2025:1469

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
18.001126.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in zware mishandeling zaak

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 april 2023 in Groningen, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd de aangever, een man, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te schoppen en/of te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. Tijdens de zitting op 4 april 2025 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de aangever zelf, die echter niet kon bevestigen wie hem had mishandeld, omdat hij op dat moment buiten bewustzijn was. De officier van justitie had veroordeling gevorderd op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de verdachte te identificeren als de dader. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden veroordeeld op basis van de verklaring van één getuige en dat er onvoldoende bewijs is om de tenlastelegging te ondersteunen. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast heeft de benadeelde partij, de aangever, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat het feit niet bewezen is. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen en dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/001126-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2001 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 26 april 2023 te Groningen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur zygoma links met beperkte dislocatie, een verstoorde occlusie en hypesthesie van de infraorbitalis links, heeft toegebracht door [slachtoffer] met een aanloop hard tegen het gezicht te schoppen en/of door [slachtoffer] in het gezicht te slaan;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 26 april 2023 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] met een aanloop hard tegen het gezicht te schoppen en/of door [slachtoffer] in het gezicht te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur zygoma links met beperkte dislocatie, een verstoorde occlusie en hypesthesie van de infraorbitalis links ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde feit tot een taakstraf voor de duur van 160 uren. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het dossier zitten meerdere verklaringen waaruit blijkt dat de aangever tegen zijn hoofd is geschopt. Dit is ook te zien op de camerabeelden. Vooral getuige [slachtoffer] heeft concreet en gedetailleerd verklaard. Zij had goed zicht op de situatie en zag dat haar vader in zijn gezicht werd geschopt door een jongen die vervolgens wegloopt naar zijn vrienden met een vies gezicht, dat daar wordt schoongemaakt. Op camerabeelden is te zien dat verdachte [verdachte] wegloopt naar een groep met een vies gezicht, dat vervolgens wordt schoongemaakt door zijn vriend. Verdachte geeft aan zichzelf op deze beelden te herkennen als degene met het vieze gezicht. De getuige herkent verdachte [verdachte] op deze beelden als degene die haar vader tegen zijn gezicht heeft geschopt. Het schoppen tegen het gezicht door verdachte kan wettig en overtuigend worden bewezen. Er kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] de aangever ook heeft geslagen. Van dat deel van de tenlastelegging moet verdachte worden vrijgesproken. Ook kan het zwaar lichamelijk letsel niet alleen aan verdachte worden toegerekend, er zijn meer mensen die gewelddadig waren. Ook van dat deel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de aangever tegen zijn hoofd heeft geschopt of geslagen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 26 april 2023 is de heer [slachtoffer] slachtoffer geworden van zware mishandeling. Hij werd meerdere keren geslagen en hij werd daarnaast tegen zijn gezicht geschopt. Zelf weet hij niet door wie hij tegen zijn
gezicht is geschopt, hij was op dat moment buiten bewustzijn. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte [verdachte] de aangever heeft mishandeld, door hem tegen het gezicht te schoppen dan wel te slaan. In de wet is bepaald dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De gedachte hierachter is dat het onverantwoord is iemand te veroordelen enkel en alleen op grond van de mededeling van één persoon. De vraag is of in deze zaak aan het bewijsminimum is voldaan.
Door meerdere getuigen wordt gezien dat de heer [slachtoffer] tegen zijn hoofd is geschopt. Dat de heer [slachtoffer] tegen zijn hoofd is geschopt en geslagen en daarbij fors letsel heeft opgelopen, staat voor de rechtbank vast. De partner van de heer [slachtoffer] geeft een signalement van de jongen die haar man tegen zijn hoofd heeft geschopt en wijst deze jongen aan op fotos. De rechtbank merkt hierbij op dat het een algemeen signalement betreft, waar naast verdachte [verdachte] ook anderen aan voldoen en dat de kleding van deze jongen niet overeenkomt met de kleding van verdachte [verdachte] zodat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] de jongen op de fotos is. Er is slechts één getuige die uit eigen waarneming verklaart dat verdachte [verdachte] degene is geweest die de aangever tegen zijn hoofd heeft geschopt, te weten getuige [getuige] . Zij heeft gezien dat haar vader tegen zijn hoofd werd geschopt door een jongen. Ze zag daarna dat de jongen wegliep naar een groep en dat zijn gezicht daar werd schoongemaakt. Hij had namelijk viezigheid op zijn gezicht. Op de camerabeelden is te zien dat een jongen naar een groep loopt met viezigheid op zijn gezicht en dat zijn gezicht vervolgens wordt schoongemaakt. Verdachte [verdachte] heeft aangegeven zichzelf op deze beelden te herkennen. [getuige] herkent verdachte [verdachte] op deze beelden als degene die haar vader tegen zijn gezicht heeft geschopt.
Deze verklaring van [getuige] alleen is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. In het dossier zitten daarnaast camerabeelden. Het gaat om een zestal filmfragmenten. Op deze beelden zijn een aantal dingen te zien. Zo is onder andere te zien dat verdachte [verdachte] viezigheid op zijn gezicht heeft en dat de aangever tegen zijn gezicht wordt geschopt door een jongen. De rechtbank merkt allereerst op dat de chronologie van deze beelden op basis van het dossier niet vast te stellen is.
Daarnaast kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] de jongen op de beelden is die schopt tegen het gezicht van de aangever. Zo is het voor getuige [getuige] kenmerkende aspect van viezigheid op het gezicht van verdachte op deze beelden van het schoppen niet te zien. Hij zou het kunnen zijn, maar dit kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
Gelet op bovenstaande, kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die de aangever heeft mishandeld door hem te schoppen dan wel te slaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.521,70 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegewezen tot een bedrag van 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. J. Faber en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2025.
Mr. J. Faber is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.