ECLI:NL:RBNNE:2025:1484

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
18-034832-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juni 2023 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een vrouw geboren in 1974, reed met een bestelbus met een snelheid van ongeveer 100 km/u en was tijdens het rijden bezig met haar mobiele telefoon. Dit leidde tot een aanrijding met een stilstaand politievoertuig, waarbij een agent zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder meerdere ribbreuken en een instabiele gebroken ruggenwervel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het aan haar schuld te wijten was dat het ongeval had plaatsgevonden. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, omdat er geen direct verband zou zijn tussen het ongeval en het letsel van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en dat de verdachte schuldig was aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.034832.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 juni 2023 te [plaats], althans in de provincie Friesland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn/haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een snelheid van ongeveer 100 km/u,
  • tijdens het rijden haar mobiele telefoon vast te houden en/of haar aandacht bij haar mobiele telefoon te hebben,
  • tijdens het rijden (meermalen) een of meer handelingen met haar mobiele telefoon te verrichten,
  • onvoldoende op de weg voor haar en/of het overige verkeer te letten,
  • niet op te merken dat zich op de rijstrook voor haar een stilstaande (politie)auto bevond,
  • niet te wisselen naar de rijstrook die op dat moment beschikbaar was voor het verkeer,
  • niet tijdig af te remmen en haar motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was, en/of
  • met onverminderde snelheid tegen die stilstaande auto aan te rijden en/of te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • meerdere ribbreuken (ribben 3 t/m 7 links en 3 t/m 5 rechts),
  • instabiele gebroken 3e ruggenwervel, en/of
  • bloeduitstorting bij het ruggenmerg,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 juni 2023 te [plaats], althans in de provincie Friesland als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de [weg],
  • met een snelheid van ongeveer 100 km/u,
  • tijdens het rijden haar mobiele telefoon vast heeft gehouden en/of haar aandacht bij haar mobiele telefoon heeft gehad,
  • tijdens het rijden (meermalen) een of meer handelingen met haar mobiele telefoon heeft verricht,
  • onvoldoende op de weg voor haar en/of het overige verkeer heeft gelet,
  • niet op heeft gemerkt dat zich op de rijstrook voor haar een stilstaande auto bevond,
  • niet is gewisseld naar de rijstrook die op dat moment beschikbaar was voor het verkeer,
  • niet tijdig heeft afgeremd en haar motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was, en/of
  • met onverminderde snelheid tegen die stilstaande auto aan is gereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft blijkens het dossier langere tijd haar telefoon bekeken en bediend. Daarmee heeft verdachte onvoldoende op de weg en het overige verkeer gelet en is het ongeval veroorzaakt door verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat het directe verband tussen het ongeval en het letsel van het slachtoffer ontbreekt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het slachtoffer, op dat moment werkzaam als politieagent, niet heeft gehandeld conform de Richtlijn eerste veiligheidsmaatregelen bij incidenten met eenzijdig aanrijdgevaar (hierna: de Richtlijn). Verdachte werd geconfronteerd met een zeer gevaarlijke en normaal gesproken niet te verwachten situatie.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam handelen.
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 12 juni 2023 reed verdachte als bestuurster van een bestelbus op de [weg] ter hoogte van [plaats]. Omstreeks 9:53 uur is verdachte met haar bestelbus tegen een stilstaand politievoertuig aangereden. Het slachtoffer [slachtoffer] bevond zich op dat moment in het voertuig. Het slachtoffer is als gevolg van deze aanrijding zwaar gewond geraakt.
Mate van schuld
Telefoon
Blijkens onderzoek aan de telefoon van verdachte is verdachte gedurende de autorit actief geweest op haar telefoon. Om 9:51:24 uur is het toestel van verdachte ontgrendeld. Om 9:51:27 uur is de app Facebook Messenger geopend. Om 9:51:38 uur is de app Facebook geopend. Om 9:53:30 uur is het toestel van verdachte vergrendeld.
Verbalisant Berntsen Van der Wal heeft om 9:53:24 uur de noodknop van haar portofoon ingedrukt. Dit heeft zij vrij direct na het ongeval gedaan. Verdachte heeft verklaard dat zij op haar telefoon keek tijdens het autorijden.
Handelen volgens de Richtlijn
Voor zover de raadsvrouw stelt dat het slachtoffer (agent [slachtoffer]) op meerdere punten niet heeft gehandeld conform de Richtlijn overweegt de rechtbank het volgende. De agenten [slachtoffer] en [naam] - [naam] kwamen op een melding met betrekking tot een pechgeval af. Zij hebben vervolgens beroepsmatig gehandeld. Het slachtoffer kan zich als gevolg van de aanrijding niets van het ongeval herinneren. Er valt niet na te gaan waarom het slachtoffer zich nog in de auto bevond. Hiervoor konden verschillende valide redenen zijn.
Of hij al dan niet volledig conform de Richtlijn heeft gehandeld maakt naar het oordeel van de rechtbank geen verschil voor de aanrijding. Het ongeval heeft plaatsgevonden omdat verdachte haar aandacht niet bij de weg had maar bij haar telefoon en daarin is het causale verband met de aanrijding gelegen. Er is geen causaal verband tussen de aanwezigheid van het slachtoffer in de auto en de aanrijding. De aanrijding als zodanig is vervolgens de oorzaak van het letsel.
Roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
Met het handelen van verdachte, te weten het bezig zijn met haar telefoon terwijl zij een motorvoertuig bestuurde, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden.
Bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 22 augustus 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023285232 d.d. 24 oktober 2023, inhoudende het relaas van verbalisanten;
een rapport d.d. 9 april 2024, opgemaakt door M.S.P. Löwik, forensisch arts GGD Drenthe.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair.
zij op 12 juni 2023 te [plaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig,
  • met een snelheid van ongeveer 100 km/u,
  • tijdens het rijden haar aandacht bij haar mobiele telefoon te hebben,
  • tijdens het rijden handelingen met haar mobiele telefoon te verrichten,
  • onvoldoende op de weg voor haar en het overige verkeer te letten,
  • niet op te merken dat zich op de rijstrook voor haar een stilstaande politieauto bevond,
  • niet te wisselen naar de rijstrook die op dat moment beschikbaar was voor het verkeer,
  • niet tijdig af te remmen en haar motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was, en
  • met onverminderde snelheid tegen die stilstaande auto aan te rijden en te botsen, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • meerdere ribbreuken (ribben 3 t/m 7 links en 3 t/m 5 rechts),
  • instabiele gebroken 3e ruggenwervel, en
  • bloeduitstorting bij het ruggenmerg,
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair.
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel is toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is first offender. Verdachte is ruim 30 jaar werkzaam als postbezorger zonder eerdere verkeersovertredingen. Verdachte heeft haar rijbewijs nodig voor het behoud van haar werk. De raadsvrouw heeft verder verzocht rekening te houden met het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval. Verdachte is als bestuurster van een bestelbus met een snelheid van 100 km/h op een stilstaand politievoertuig gereden waarbij de inzittende van dit voertuig zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen direct gevolgen gehad voor het slachtoffer, ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW 1994 tot uitgangspunt genomen. Indien sprake is van aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg voor het slachtoffer, zonder dat de bestuurder alcohol heeft gebruikt, is het oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren, gecombineerd met een onvoorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechtbank heeft ten voordele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend en geboden is. De rechtbank kiest ervoor de rijontzegging voorwaardelijk op te leggen gelet op het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de behandeling ter zitting en het feit dat verdachte al lange tijd als postbezorger werkzaam is zonder dat op de justitiële documentatie blijkt van eerdere verkeersdelicten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b,14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen- bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van
6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P. Eckert, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2025.
mrs. H.P. Eckert en M. Brinksma zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.