Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak waarin een beroep werd ingesteld op artikel 39 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Het beroep was ingesteld door een veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Th. Boumans, tegen een beslissing van de officier van justitie van 20 februari 2024. Deze beslissing betrof de erkenning en tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel dat door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel, België, was opgelegd op 10 februari 2023. Het ging om een bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van 15.000 euro.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2025 waren de veroordeelde en zijn raadsman niet aanwezig, maar de officier van justitie, mr. M. Kappeyne van de Coppello, was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig en juist was ingesteld en dat zij bevoegd was om het beroep te behandelen. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie zorgvuldig gewogen. De raadsman voerde aan dat er weigeringsgronden waren en dat de erkenning van het confiscatiebevel geweigerd had moeten worden, terwijl de officier van justitie betoogde dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren en dat de erkenning op goede gronden was verleend.
De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, duidelijk maakte dat het bedrag van 15.000 euro betrekking had op wederrechtelijk verkregen voordeel en dat er geen proceskosten in dit bedrag waren opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning had kunnen komen en dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.