In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat was opgelegd door de Duitse autoriteiten. De veroordeelde had zich verzet tegen het dwangbevel dat betrekking had op een geldboete van 515,81 euro, opgelegd door de dete Speyer in Duitsland op 4 juli 2022. Het dwangbevel was op 8 september 2023 afgegeven en betekend op 12 september 2023. De veroordeelde heeft het verzetschrift op 25 oktober 2024 gedateerd en op 26 november 2024 ingediend bij de rechtbank, wat meer dan twee weken na de betekening van het dwangbevel was. Tijdens de behandeling op 19 maart 2025 was de veroordeelde niet aanwezig, maar vertegenwoordigers van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) waren wel aanwezig namens de Minister van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzetschrift niet tijdig was ingediend en heeft de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken en de veroordeelde is geïnformeerd over de mogelijkheid om cassatie in te stellen binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.