ECLI:NL:RBNNE:2025:1521

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
24-011083
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op artikel 39 WWETGC inzake erkenning en tenuitvoerlegging van een Belgische confiscatiebeslissing

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak waarin een beroep werd ingesteld op artikel 39 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). De veroordeelde had beroep aangetekend tegen een beslissing van de officier van justitie tot erkenning en tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel dat was opgelegd door de correctionele rechtbank te Turnhout, België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenningsbeslissing rechtsgeldig was ondertekend door een (plaatsvervangend) officier van justitie. De verdediging voerde aan dat de elektronische handtekening niet geverifieerd kon worden en dat er twijfels bestonden over de tijdigheid van de erkenning. De rechtbank oordeelde echter dat de termijn van 45 dagen, zoals genoemd in de Verordening (EU) 2018/1805, niet bedoeld is ter bescherming van de veroordeelde, maar ter bespoediging van de afwikkeling tussen lidstaten. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geldigheid van de elektronische handtekening en dat de beslissing van de Belgische rechtbank niet ter discussie kon worden gesteld. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Leeuwarden
raadkamernummer : 24-011083
cjib-zaaknummer : 8072542300000322
beslissing van de meervoudige raadkamer van 2 april 2025 op het beroep op grond van artikel 39 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, ingesteld door:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] , domicilie gekozen op het adres [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

Op 2 mei 2024 heeft mr. S. de Goede, advocaat te Breda, namens veroordeelde beroep ingesteld tegen de op 1 mei 2024 door de officier van justitie genomen beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van een op 7 februari 2014 door de correctionele rechtbank te Turnhout, België, opgelegde beslissing tot confiscatie (bijzondere verbeurdverklaring) van een bedrag van 120.111,25.
De raadsman en de officier van justitie hebben schriftelijk hun standpunten uiteengezet.
De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 19 maart 2025. Veroordeelde en zijn raadsman zijn niet verschenen. De officier van justitie,
mr. M. Kappeyne van de Coppello, was hierbij aanwezig.

Motivering

De rechtbank stelt op basis van de stukken het volgende vast.
Het beroep is ingesteld op grond van artikel 39 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (hierna: WWETGC).
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de bevoegde instantie voor de behandeling van het beroep en het beroep is tijdig en juist ingesteld.
De toetsing van het beroep vindt plaats op grond van de op 19 december 2020 in werking getreden Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees parlement en de Raad van 14 november 2018 (hierna: Verordening 2018/1805) en op grond van het op 19 december 2020 in werking getreden artikel 39 van de WWETGC.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunten voor de beoordeling van een beroep op grond van artikel 39 van de WWETGC het volgende geldt:
- de rechtbank moet toetsen of de officier van justitie in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning heeft
kunnen komen;
- de officier van justitie mag bij zijn beoordeling niet treden in het in het buitenland gevoerde
rechtsgeding en de in het buitenland genomen beslissingen;
- de rechtbank mag bij haar beoordeling evenmin treden in het in het buitenland gevoerde rechtsgeding
en de in het buitenland genomen beslissingen.
Standpunt veroordeelde
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de verdediging, zonder aanvullende informatie, niet kan vaststellen of het openbaar ministerie tijdig, te weten binnen 45 dagen, tot erkenning is overgegaan en of derhalve sprake is van een geldige erkenning. De beslissing tot erkenning is elektronisch ondertekend en de verdediging kan deze ondertekening niet verifiëren. Hierdoor kan niet vastgesteld worden of de ondertekenaar bekend en geautoriseerd is om het document te ondertekenen en of het document na ondertekening is aangepast. De raadsman heeft aangevoerd dat hierbij de parallel moet worden getrokken met beslissingen omtrent vorderingen tot omzetting van een taakstraf en vorderingen tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. Deze vorderingen dienen voor de rechtsgeldigheid ook door de officier van justitie te worden getekend.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat nadere informatie bij de Belgische autoriteiten moet worden opgevraagd omtrent het optreden van een gemachtigd raadsman namens veroordeelde tijdens de zitting en of veroordeelde uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn recht op hoger beroep ten aanzien van de bijzondere verbeurdverklaring. Veroordeelde stelt namelijk dat hij nimmer een raadsman heeft gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van een rechtmatige erkenningsbeslissing. De erkenningsbeslissing is getekend door een plaatsvervangend officier van justitie werkzaam bij het parket
centrale verwerking openbaar ministerie, zijnde één van de rechtelijke ambtenaren genoemd in artikel 1 onderdeel b onder 7 van de Wet op de Rechtelijke Organisatie. Voorts heeft de officier van justitie uitgebreid gemotiveerd dat de elektronische handtekening voldoet aan de wettelijke eisen.
De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding van de behandeling om nadere informatie bij de Belgische autoriteiten op te vragen. Het certificaat is volledig en juist ingevuld en dit is leidend. Het is niet aan de rechtbank om deze gegevens te toetsen. Bovendien is de beslissing van de correctionele rechtbank te Turnhout, België, bijgevoegd. Uit deze beslissing blijkt de juistheid van de in het certificaat ingevulde gegevens.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat de in artikel 20 van de Verordening 2018/1805 genoemde termijn van 45 dagen waarbinnen de officier van justitie een beslissing moet hebben genomen niet is bedoeld ter bescherming van enig recht van veroordeelde. Het gaat hier om tussen lidstaten afgesproken termijnen ter bespoediging van de afwikkeling van verzoeken tot erkenning en tenuitvoerlegging aan een andere lidstaat. Daarnaast is er in artikel 20, vijfde lid, van de Verordening 2018/1805 uitdrukkelijk bepaald dat het verstrijken van de termijn van 45 dagen de uitvoerende autoriteit niet ontslaat van haar verplichting om onverwijld een beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het confiscatiebevel te nemen en dat bevel onverwijld ten uitvoer te brengen.
Ten aanzien van een elektronische handtekening overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 138e van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) bepaalt dat onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit elektronische gegevens die gehecht zijn of logisch verbonden zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen.
Artikel 138f Sv bepaalt dat als getekend of ondertekend mede verstaan wordt een ondertekening met een elektronische handtekening die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van in elk geval het betrouwbaarheidsniveau van authenticatie.
De eisen ten aanzien van het betrouwbaarheidsniveau van authenticatie zijn opgenomen in artikel 5 Besluit digitale stukken strafvordering. De indiening, toezending, kennisneming, verstrekking en betekening van stukken vereisen authenticatie met een middel dat voldoet aan de volgende eisen:
  • het middel is uitgegeven door de overheid of een onder toezicht van de overheid staande organisatie;
  • het middel gaat uit van een tweefactorauthenticatie of hoger, en
  • het middel is aangewezen door de bevoegde instanties.
Artikel 6 lid 1 van voornoemd Besluit bepaalt dat de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e Sv met behulp van een middel als bedoeld in artikel 5, moet voldoen aan de volgende eisen:
- de ondertekenaar heeft zich geauthentiseerd met behulp van een middel dat voldoet aan de eisen,
gesteld in artikel 5, en
- de gegevens waaruit de elektronische handtekening bestaat zijn op zodanige wijze verbonden aan de
elektronische gegevens waarop deze betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de gegevens kan worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat de erkenningsbeslissing op 1 februari 2024 door een (plaatsvervangend) officier van justitie elektronisch is ondertekend. Deze elektronische handtekening voldoet aan de hierboven gestelde eisen. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en of nadien wijzigingen in de beslissing hebben plaatsgevonden. Het betreft een rechtsgeldig ondertekende erkenningsbeslissing.
Door de raadsman is de parallel getrokken met beslissingen omtrent vorderingen tot omzetting van een taakstraf en vorderingen na voorwaardelijke veroordeling. Deze vergelijking gaat naar het oordeel van de
rechtbank niet op, omdat het in de door de raadsman aangevoerde uitspraken gaat om niet ondertekende vorderingen.
De rechtbank zal de behandeling van het beroep niet aanhouden voor het opvragen van nadere informatie bij de Belgische autoriteiten. De rechtbank moet toetsen of de officier van justitie in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning heeft kunnen komen op basis van de gegevens die zijn aangeleverd in het certificaat. Uit het certificaat blijkt dat veroordeelde in persoon is verschenen bij de correctionele rechtbank te Turnhout, België, en dat het confiscatiebevel op 9 maart 2024 onherroepelijk is geworden. In dit geval worden de gegevens bevestigd door de beslissing van voornoemde correctionele rechtbank waaruit blijkt dat veroordeelde werd vertegenwoordigd door een advocaat. Het is niet aan de rechtbank om te treden in deze in België genomen beslissing en derhalve mag de rechtbank niet beoordelen of deze vertegenwoordiging op juiste wijze is gegaan. Het opvragen van informatie hieromtrent heeft daarom geen toegevoegde waarde. Het verzoek tot aanhouding om nadere informatie op te vragen wordt afgewezen.
Nu de rechtbank, ook ambtshalve, geen weigeringsgronden aanwezig acht, zal zij het ingestelde beroep ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling af.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 2 april 2025 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Post en mr. G.C. Koelman, rechters, in tegenwoordigheid van
G.T. Zandstra-Alkema, griffier.