In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De gedraging werd vastgesteld tijdens een registercontrole door de RDW op 21 december 2022. De boete bedroeg € 409,00, inclusief administratiekosten. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 7 april 2025 heeft behandeld. Tijdens de zitting was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. Z. Fluitsma.
De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Betrokkene betwist de gedraging niet, maar stelt dat het voertuig niet meer in haar bezit was omdat het door een familielid was verduisterd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen zekerheid heeft gesteld en heeft aanleiding gezien om de boete te matigen tot nihil. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat zij het voertuig niet in bezit had en heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de sanctie werd gematigd tot nihil. De beslissing kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.