ECLI:NL:RBNNE:2025:1539

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
11189343 BU VERZ 24-1451
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete en schending van hoorplicht

In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De overtreding vond plaats op 7 maart 2023, maar bij het opleggen van de boete is geen kenteken of voertuigtype genoteerd. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak op 7 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, M.J.M. Bergers, aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. Z. Fluitsma. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de informatieplicht en hoorplicht zijn geschonden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de sanctie. Wel is de boete met 25% gematigd vanwege schending van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete verlaagd tot € 219,00, inclusief administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot betaling van proceskosten aan betrokkene, vastgesteld op € 777,00. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256388662
zaaknummer: 11189343 BU VERZ 24-1451

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van7 april 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats],
gemachtigde: M.J.M. Bergers, Boete.nu.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: R522 – ‘als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken’, verricht op 7 maart 2023, om 22:36 uur, op de Leeuwarderweg in Sneek. De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten). Bij het opleggen van de verkeersboete is geen kenteken of type van het voertuig genoteerd.
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op de zitting van 7 april 2025 behandeld. Daarbij was als vertegenwoordigster van de officier van justitie aanwezig mr. Z. Fluitsma.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en zal de boete matigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Betrokkene stelt geen dossier te hebben ontvangen, dat de hoorplicht is geschonden door de officier van justitie en dat de beslissing op het administratief beroep in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens betrokkene is er geen verzoek gestuurd door de officier met het verzoek om een schriftelijke aanvulling van de beroepsgronden, in tegenstelling tot wat de officier zegt. In een aanvullend beroepschrift van 1 augustus 2024 stelt betrokkene dat opvalt dat geen kenteken bekend is en in het zaakoverzicht is opgenomen dat de bekeuring is opgelegd aan een persoon. Verder merkt betrokkene op dat de identiteit is vastgesteld omdat “persoonsgegevens ambtshalve bekend zijn door een eerdere staandehouding”. Betrokkene meent dat het dossier geen duidelijkheid geeft over de gedraging. In een aanvullend beroepschrift van 2 april 2025 stelt betrokkene dat noodgedwongen beroep is ingesteld omdat de officier van justitie het dossier niet heeft toegezonden, in strijd met artikel 7:18 van de Awb. Daarom komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking volgens betrokkene, waarbij wordt verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Limburg. [1] Ten slotte merkt betrokkene op dat geen kenteken is vermeld, terwijl het voor het boetebedrag relevant is om welk type voertuig het gaat. Uit het dossier blijkt volgens hem namelijk niet dat het om een auto gaat.
4. De vertegenwoordigster licht toe dat de gemachtigde geen dossier heeft ontvangen, waarmee ook geen uitnodiging voor een hoorzitting is verstuurd. Daardoor zijn de hoorplicht en informatieplicht geschonden door de officier van justitie. Volgens haar kan dit zonder gevolgen blijven voor de sanctie. De verkeersovertreding kan worden vastgesteld en ze ziet geen reden voor matiging. Wel verzoekt zij om matiging met 25% wegens schending van de redelijke termijn.
Overwegingen
5. De verkeersovertreding kan worden vastgesteld. De kantonrechter heeft geen twijfel over de waarneming en verklaring van de verbalisant. Dat geen kenteken is genoteerd doet hier niet aan af. Betrokkene heeft zelf aangegeven dat hij er niets aan kan doen dat de auto een sportief geluid maakt, waarmee vaststaat dat het om een auto ging.
6. De informatieplicht en de hoorplicht zijn geschonden. De beslissing van de officier kan daarom niet in stand blijven. Het blijft echter zonder gevolgen voor de sanctie. De wet verbindt geen consequenties aan schending van de informatieplicht. De schending van de hoorplicht is niet van structurele aard, waardoor geen grond bestaat voor matiging. [2]
7. De kantonrechter zal het sanctiebedrag met 25% matigen wegens een schending van de redelijke termijn voor berechting. In de jurisprudentie is bepaald dat die termijn in eerste aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt. Deze termijn begint op het moment dat door het bestuursorgaan tegenover de beboete persoon een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De inleidende beschikking is aangezegd op 7 maart 2023, terwijl deze uitspraak is gedaan op de zitting van 7 april 2025. Dit levert een schending op van de redelijke termijn van berechting.
8. Omdat de kantonrechter het beroep gegrond verklaart, zijn er gronden aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden toegekend:
  • één punt ter waarde van € 907,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter;
  • één punt ter waarde van € 647,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie.
8.1.
Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Hij veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten tot een bedrag van (€ 907,00 + € 647,00) x 0,5 = € 777,00.
8.2.
De kantonrechter verklaart zich ten slotte onbevoegd om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, onder verwijzing naar het arrest van het hof van 17 juni 2024. [3] Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat het sanctiebedrag wordt gematigd tot € 219,00 inclusief administratiekosten;
  • bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene moet worden terugbetaald;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten, vastgesteld op € 777,00;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal,
D.W. Veenstra, griffier mr. H.J. Bastin, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Rb. Limburg, 10905227 \ WM VERZ 24-261 (niet gepubliceerd, datum uitspraak onbekend).
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 22 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
3.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.