In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De overtreding vond plaats op 7 maart 2023, maar bij het opleggen van de boete is geen kenteken of voertuigtype genoteerd. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak op 7 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, M.J.M. Bergers, aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. Z. Fluitsma. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de informatieplicht en hoorplicht zijn geschonden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de sanctie. Wel is de boete met 25% gematigd vanwege schending van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete verlaagd tot € 219,00, inclusief administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot betaling van proceskosten aan betrokkene, vastgesteld op € 777,00. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.