ECLI:NL:RBNNE:2025:1612

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/18/240446 / KG ZA 24-183
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure in kort geding over opzegging huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure in kort geding tussen No Fear V.O.F. en Siepvee Org B.V. over de opzegging van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst werd oorspronkelijk gesloten op 17 december 2011 en had een looptijd van vijf jaar, met een mogelijkheid tot verlenging. Siepvee heeft de huur opgezegd per 2 april 2024, maar No Fear betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De voorzieningenrechter heeft in een eerder vonnis op 30 oktober 2024 bepaald dat Siepvee No Fear toegang tot het gehuurde moet verlenen en de elektriciteitsvoorziening moet herstellen. In het verzet heeft Siepvee c.s. de voorzieningenrechter gevraagd om de eerdere beslissing te herzien. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat No Fear voldoende spoedeisend belang heeft bij het gevorderde en dat de opzegging van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is. De voorzieningenrechter heeft de eerdere beslissing bekrachtigd en Siepvee veroordeeld om No Fear toegang te verlenen tot het gehuurde en de elektriciteitsvoorziening te herstellen. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van deze veroordelingen. De vorderingen van Siepvee in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/240446 / KG ZA 24-183
Vonnis in verzet in kort geding van 31 januari 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
1. NO F€AR V.O.F.,
gevestigd te Groningen,

2. [ged. in verzet 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [ged. in verzet 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseressen in conventie,
gedaagden in reconventie,
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. P.H.F. Yspeert.
tegen
de besloten vennootschap
1. SIEPVEE ORG B.V.,
gevestigd te Woltersum,

2. [eis. 2 in verzet] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
eiseressen in het verzet,
advocaat: mr. F. Douma-Jongsma,
Eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie en in het verzet sub 1, 2 en 3 zullen hierna respectievelijk No Fear, [ged. in verzet 2] en [ged. in verzet 3] worden genoemd, ofwel zullen gezamenlijk als No Fear c.s. worden aangeduid. Gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie en in het verzet zullen hierna afzonderlijk Siepvee en [eis. 2 in verzet] worden genoemd, dan wel gezamenlijk als Siepvee c.s. worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 30 oktober 2024 tussen partijen bij verstek gewezen vonnis (zaak- en rolnummer 239429 / KG ZA 24-164);
  • de verzetdagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in oppositie;
  • de mondelinge behandeling van 23 december 2024, waar partijen in persoon, dan wel vertegenwoordigd, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten hebben toegelicht, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de door mr. Douma-Jongsma overgelegde zittingsaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 17 december 2011 is tussen de besloten vennootschap [rechtsvoorganger] B.V. (rechtsvoorgangster van Siepvee) en [ged. in verzet 2] , handelende onder de naam No Fear en/of No Flame, een huurovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [ged. in verzet 2] per 1 januari 2012 gerechtigd is tot het gebruik van de onroerende zaak staande en gelegen te ( [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Initieel bestierde [ged. in verzet 2] in het gehuurde een eenmansbedrijf, handelende onder de name No Flame en No Fear. Op enig moment heeft hij die werkzaamheden met vennoot [ged. in verzet 3] voortgezet via vennootschap onder firma No F€ar (hierna aldus: ‘No Fear’).
2.3.
In de huurovereenkomst is (voor zover hier van belang) het volgende bepaald:
Artikel 1
De verhuurder geeft in huur aan de huurder die aanvaardt, een bedrijfsruimte
[adres] .
Betreft: Bedrijfsruimte - showroom, incl. toiletruimtes
Totale [oppervlakte]
Artikel 2
Het verhuurde pand wordt door de huurder bestemd als showroom/bedrijfsruimte. Er zal
handel of ambacht in worden uitgeoefend.
Artikel 3
De Huurovereenkomst wordt gesloten voor een periode van 5 jaar, met ingang op 1-1-2012
om te eindigen op 1-1-2017. Na het verstrijken van genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 5 jaar, derhalve tot en met 1 januari 2022.
Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van de
huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste 1 jaar.
Dit dient per aangetekend schrijven. (…)
Artikel 7
De huurder verbindt zich ertoe het verhuurde pand goed te onderhouden en het bij het einde van de duur terug te geven in de staat zoals het was per 1-1-2012. (…)
Artikel 10
Het is de huurder verboden de huur over te dragen zonder voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de verhuurder.
Artikel 16
De huurder mag tevens gebruik maken om machines op te slaan in de achterste loods.
Benodigde ruimte is [oppervlakte]
Tevens stelt huurder werkbank lengte [oppervlakte] ter beschikking aan verhuurder maar blijft eigendom huurder. (…)
2.4.
In artikel 4 van de huurovereenkomst is bepaald dat [ged. in verzet 2] maandelijks een bedrag van € 700,00 (inclusie energiekosten en btw) aan verhuurder (thans Siepvee) verschuldigd is. Op de voet van artikel 5 van de huurovereenkomst heeft Siepvee de huur verhoogd tot een bedrag van € 728,12. Dit bedrag is tot en met maart 2023 door Siepvee aan [ged. in verzet 2] gefactureerd. Deze facturen zijn voldaan.
2.5.
Bij brief van 2 april 2023 heeft Siepvee aan [ged. in verzet 2] geschreven (voor zover hier van belang):
(…) Bij deze zeggen wij van SIEPVEE ORG BV de verhuur op van het pand u bekend als [adres] . Met inachtneming van tenminste 12 maanden verzoeken we u het pand leeg, ontruimd en in de staat terug te geven zoals het was per 01/01/2012 (artikel 7 huurcontract) uiterlijk per 02/04/2024.
Dit schrijven zal u zowel per mail als per post toegezonden worden. Tevens zal deze brief u aangetekend toegezonden worden. (…)
2.6.
Vanaf april 2023 heeft Siepvee de huur (of gebruiksvergoeding) verhoogd tot € 970,12. Daartegen heeft [ged. in verzet 2] zich verzet. Tot en met december 2024 heeft [ged. in verzet 2] maandelijks een bedrag van € 728,12 aan Siepvee voldaan. Vanaf 1 april 2024 heeft Siepvee door [ged. in verzet 2] betaalde huurpenningen teruggestort (laatstelijk in december 2024). Medio december 2024 heeft [ged. in verzet 2] een bedrag van in totaal € 12.636,76 aan Siepvee voldaan. Het verhoogde deel van de maandelijkse huur/gebruiksvergoeding is onbetaald gelaten.
2.7.
In een e-mail van 31 december 2023 heeft Siepvee aan [ged. in verzet 2] geschreven:
Graag ontvangen we van u een plan voor de oplevering van het pand [adres] . Gezien de staat en de schade aan ramen en vloeren en achterstallig onderhoud vernemen we graag hoe u dit tijdig gaat herstellen en voor april 2024 gaat opleveren. (…)
2.8.
In een e-mail van 21 januari 2024 heeft Siepvee [ged. in verzet 2] er op gewezen dat er geen motorvoertuigen in het voorste deel van het gehuurde mogen worden geplaatst.
2.9.
Bij brief van zijn advocaat van 28 februari 2024 heeft [ged. in verzet 2] aan Siepvee geschreven (voor zover hier van belang):
Bij brief van 2 april 2023 heeft u de heer [ged. in verzet 2] de huur opgezegd van [adres]
. Onlangs heeft u hem nog, naar verluidt in stevige bewoordingen, gemaand de
onroerende zaak op 2 april a.s. ontruimd op te leveren. Dat zal de heer [ged. in verzet 2] niet doen, omdat
uw opzegging nietig is omdat u geen opzeggingsgrond vermeldt.
De onroerende zaak betreft bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW. Op grond van art. 7:295
BW alleen bij vonnis van de rechter.
[ged. in verzet 2] meldde mij dat de aanleiding voor de opzegging is gelegen in een verschil van inzicht
over de energiekosten. [ged. in verzet 2] heeft aangegeven de redelijkheid van een hogere betaling voor
energie in te zien, maar dat hij dat wel wil afrekenen op basis van daadwerkelijk gebruik, vast te
stellen aan de hand van tussenmeters. (…)
2.10.
Bij e-mails van 24 april 2024 en 12 juli 2024 heeft Siepvee [ged. in verzet 2] gesommeerd schade aan een kozijn, raam en toegangsdeur te herstellen.
2.11.
Op of omstreeks 17 oktober 2024 heeft [eis. 2 in verzet] het gehuurde ontoegankelijk gemaakt voor No Fear c.s.
2.12.
Bij dagvaarding van 21 oktober 2024 heeft No Fear c.s. Siepvee c.s. in rechte betrokken. In het op 30 oktober 2024 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank gewezen verstekvonnis is het volgende beslist (voor zover hier van belang):
(…) 4.1. veroordeelt gedaagden ieder voor zich er voor te zorgen dat No Flame en haar vennoten binnen 2 dagen na de betekening van dit vonnis weer ongehinderde toegang tot en het genot van het gehuurde krijgen, waaronder begrepen dat de elektriciteitsvoorziening wordt hersteld;
4.2.
veroordeelt gedaagden om aan eisers een eenmalige dwangsom te betalen van € 10.000,00 indien gedaagden niet tijdig aan de veroordeling onder 4.1. voldoen;
4.3.
verbiedt gedaagden zelf en/of personen die in hun opdracht handelen na 2 dagen na betekening van dit vonnis zich te (laten) bevinden in een gebied met een straal van 200 meter gemeten vanuit het gehuurde;
4.4.
veroordeelt gedaagden na betekening van dit vonnis zich te onthouden van iedere gedraging jegens No Flame en/of haar vennoten [ged. in verzet 2] en [ged. in verzet 3] , die ook maar op enige manier als intimiderend kan worden ervaren;
4.5.
veroordeelt gedaagden om aan eisers een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de veroordelingen onder 4.3. en 4.4. voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
4.6.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van € 1.697,39, te betalen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
No Fear c.s. vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Siepvee c.s. te veroordelen No Fear c.s. binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis de ongehinderde toegang tot en het genot van het gehuurde te verschaffen en de elektriciteitsvoorziening in het gehuurde te herstellen;
II. Siepvee c.s. te verbieden zelf en/of personen die in hun opdracht handelen zich te (laten) bevinden in een gebied met een straal van 200 meter gemeten vanuit het gehuurde;
III. Siepvee c.s. te veroordelen zich te onthouden van intimiderende gedragingen jegens No Fear c.s.;
IV. Siepvee c.s. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding en € 10.000,00 per dag dat die overtreding voortduurt.
3.2.
Siepvee c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna (voor zover rechtens relevant) worden beslist.
In reconventie
3.3.
Siepvee c.s. vordert, na vermindering van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. ontheffing van de gehele veroordeling tegen haar uitgesproken bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 30 oktober 2024 onder kenmerk 239429 / KG ZA 24-164,
II. No Fear c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, dan wel deze vorderingen af te wijzen,
III. No Fear c.s. te veroordelen binnen om drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, het gehuurde, alsmede de bedrijfsruimte (loods) staande en gelegen aan het [adres] , te ontruimen en ontruimd te houden, met medeneming van al het hunne en met achterlating van al hetgeen haar niet in eigendom toebehoort, en met afgifte van de sleutels en het gehuurde in nette staat, aan Siepvee c.s. ter beschikking te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
IV. No Fear c.s. te veroordelen tot betaling aan Siepvee van een (gebruiks)vergoeding ter hoogte van € 17.596,74, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2025 tot aan de dag van algehele voldoening;
V. No Fear c.s. te veroordelen tot betaling aan Siepvee van de incassokosten ter hoogte van € 950,97;
VI. No Fear c.s. te veroordelen tot betaling aan Siepvee van de (gebruiks)vergoeding ter hoogte van € 886,06 per maand vanaf 1 januari 2025 tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde zoals vermeld sub I, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata tot aan de dag van algehele voldoening;
VII. No Fear c.s. te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis,
de toegangsdeuren van de onroerende zaken vrij te maken en te houden;
VIII. No Fear c.s. te verbieden om zelf of anderen die in hun opdracht handelen camerabeelden te (laten) maken in de onroerende zaken, met uitzondering van het
Gehuurde, en van de openbare weg binnen een straal van 200 meter gemeten van
uit het gehuurde;
IX. No Fear c.s. te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis de (lekkende) accu’s en koelelementen te verwijderen en verwijderd te houden uit
het gehuurde en de onroerende zaken;
X. No Fear c.s. te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis
(de toegangsdeur van) het gehuurde herstellen;
XI. No Fear c.s. te veroordelen, bij schending van het onder VII t/m X vermelde, tot
betaling van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding en € 10.000,00 per dag
dat die overtreding voortduurt;
XII. No Fear c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure (nakosten daaronder begrepen) en terugbetaling van hetgeen op basis van het verstekvonnis is voldaan, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en vermeerderen met wettelijke rente indien tijdige betaling uitblijft.
3.4.
No Fear c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna (voor zover rechtens relevant) worden beslist.

4.De beoordeling

In conventie
Inleiding
4.1.
Siepvee c.s. is in verzet gekomen tegen het op 30 oktober 2024 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank gewezen verstekvonnis. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Siepvee c.s. in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
De voorzieningenrechter zal hierna eerst beslissen op de vordering van No Fear c.s. om Siepvee c.s. te veroordelen haar toe te laten tot het gehuurde en zorg te dragen voor herstel van de elektriciteitsvoorzieningen. Daarna zal worden beslist op de overige vorderingen waaronder de vraag of het aan Siepvee c.s. in het verstekvonnis opgelegde gebiedsverbod onverkort moet worden gehandhaafd.
Spoedeisend belang
4.3.
Waar het gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening dient de voorzieningenrechter te beoordelen of No Fear c.s. een spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft No Fear c.s. voldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft om onbelemmerd over het gehuurde te kunnen blijven beschikken. No Fear c.s. heeft onderbouwd dat zij voor haar bedrijfsvoering is aangewezen op het gehuurde waarvan Siepvee c.s. haar medio oktober 2024 - tenminste gedurende enige tijd - de toegang heeft ontzegd.
Toetsingskader
4.4.
In het algemeen geldt dat de in kort geding beslissende rechter zich heeft te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van de bodemprocedure. Anders gezegd moet worden beoordeeld of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de gevorderde voorziening. Bij de beslissing in kort geding zal de voorzieningenrechter ook een belangenafweging moeten maken waarbij het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een maatregel voor partijen in aanmerking moeten worden genomen. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in de het beperkte bestek van deze procedure (in beginsel) geen plaats is voor onderzoek en/of bewijslevering.
Toelating tot het gehuurde
4.5.
De huurovereenkomst - daarover zijn partijen niet verdeeld - is tussen [ged. in verzet 2] en (een rechtsvoorgangster van) Siepvee tot stand is gekomen. De omstandigheid dat [ged. in verzet 2] vanuit het gehuurde aanvankelijk een eenmanszaak bestierde (h.o.d.n. No Flame of No Fear) en op enig moment zijn activiteiten met vennoot [ged. in verzet 3] heeft voorgezet via de vennootschap onder firma No Fear (gedaagde sub 2) maakt dat niet anders. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat [ged. in verzet 2] de onroerende zaak heeft gehuurd en dat hij deze huurovereenkomst na ommekomst van de eerste termijn van vijf jaar, conform het bepaalde in de huurovereenkomst, heeft voortgezet voor de duur van opnieuw vijf jaar tot 1 januari 2022. Niet in geschil is dat huurovereenkomst na 1 januari 2022 is voortgezet.
4.6.
De omstandigheid dat huurder [ged. in verzet 2] , die aanvankelijk een eenmanszaak in het gehuurde bestierde, zijn bedrijfsactiviteiten op enig moment met medevennoot [ged. in verzet 3] heeft voortgezet via een vennootschap onder firma, staat niet aan toewijzing van het gevorderde in de weg. Voorshands is niet aannemelijk geworden dat [ged. in verzet 2] de huurovereenkomst heeft overgedragen (en daarmee in strijd met artikel 10 van de huurovereenkomst heeft gehandeld).
4.7.
Onder verwijzing naar de als productie 6 bij haar conclusie van antwoord in oppositie overgelegde situatieschets heeft [ged. in verzet 2] voldoende duidelijk omschreven welk deel van de ruimte door hem wordt gehuurd. De schets komt overeen met de inhoud van de huurovereenkomst (in het bijzonder de artikelen 2 en 16). De voorzieningenrechter verwerpt het door Siepvee gevoerde verweer dat de onduidelijkheid omtrent het object van het gehuurde aan het bestaan van de huurovereenkomst in de weg zou staan. Uit de overgelegde producties volgt bovendien niet dat het object van het gehuurde gedurende de verstreken huurtermijn van meer dan 10 jaar onderwerp van geschil is geweest.
4.8.
Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of Siepvee de huurovereenkomst bij brief van 2 april 2023 rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 2 april 2024. Vast staat dat [ged. in verzet 2] zich tegen de opzegging heeft verzet en dat hij het gebruik van het gehuurde na 2 april 2024 heeft voortgezet tot het moment waarop Siepvee c.s. hem de toegang tot de gehuurde onmogelijk heeft gemaakt.
4.9.
Voor de beoordeling of sprake is van een rechtsgeldige opzegging is van belang of partijen een huurovereenkomst van een bedrijfsruimte hebben gesloten in de zin van artikel 7:290 BW ofwel een huurovereenkomst van een “overige” gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a BW.
4.10.
Indien sprake is van huur van een bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW, hetgeen No Fear c.s. bepleit, dan is het bepaalde in artikel 7:295 BW van belang. Uit dat artikel volgt dat een door de verhuurder opgezegde huurovereenkomst na de dag waartegen is opgezegd van rechtswege van kracht blijft, totdat de rechter daarover heeft beslist. Dat is anders als de huurder zelf heeft opgezegd of schriftelijk met de beëindiging heeft ingestemd, maar dat is hier niet aan de orde.
4.11.
Indien - hetgeen Siepvee c.s. aanvoert - het gehuurde valt te kwalificeren als een ruimte in de zin van artikel 7:230a BW, dan heeft huurder [ged. in verzet 2] op grond van die bepaling de mogelijkheid om binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd de rechter te verzoeken de termijn waarbinnen de ontruiming moet plaatsvinden te verlengen. Uit het derde lid van artikel 7:230a BW volgt dat de indiening van het verzoek de verplichting van de huurder om tot ontruiming over te gaan schorst, totdat op het verzoek is beslist.
4.12.
Niet gebleken is dat [ged. in verzet 2] laatstgenoemde rechtsgang heeft bewandeld. Daarom dient de voorzieningenrechter het gehuurde - bij wijze van voorlopig oordeel - te kwalificeren en te beoordelen of de vordering in conventie, om te worden toegelaten tot het gehuurde en de spiegelbeeldige vordering in reconventie strekkende tot ontruiming, in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de door partijen gevorderde voorzieningen.
4.13.
Het gaat bij de beoordeling van het toepasselijke huurregime om de vraag wat partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst, mede gelet op de inrichting van het gehuurde, omtrent het gebruik daarvan voor ogen heeft gestaan. De tekst van de huurovereenkomst is daarbij niet doorslaggevend maar kan een relevante aanwijzing vormen.
4.14.
In de onderhavige huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde is ‘bestemd als showroom/bedrijfsruimte’. Daarnaast is bepaald dat er ‘handel of ambacht in worden uitgeoefend’. De tekst biedt - zo oordeelt de voorzieningenrechter - op zichzelf genomen onvoldoende duidelijke aanknopingspunten om te kunnen oordelen of sprake is van een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW bedrijfsruimte dan wel sprake is van een huurovereenkomst van een overige gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a BW. Een showroom - zo volgt uit vaste jurisprudentie - valt onder de werking van artikel 7:230a BW terwijl de uitoefening van een (klein)handelsbedrijf onder de werking van artikel 7:290 BW zou kunnen vallen. De voorzieningenrechter verwijst in dat verband naar het tweede lid, aanhef en onder a van artikel 7:290 BW. Daarin is bepaald dat het ‘290huurregime’ van toepassing is bij ‘verhuur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, die krachtens huurovereenkomst bestemd is voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf […] of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is’. Op grond van de tekst van de huurovereenkomst blijft daarom onduidelijk welk regime partijen voor ogen heeft gestaan.
4.15.
Bij de kwalificatie van het gehuurde dient het soort onderneming dat in het gehuurde wordt geëxploiteerd in ogenschouw te worden genomen. Daarnaast is van belang of de verhuurde ruimte voor het publiek toegankelijk is voor de rechtstreekse levering van roerende zaken of voor directe dienstverlening.
4.16.
No Fear c.s. heeft in dat verband gewezen op het feit dat zij in gehuurde een voor het publiek toegankelijke winkel exploiteert van waaruit zij handelt in brandbeveiligingsartikelen, verbandmiddelen, schoonmaakapparatuur en schoonmaakmiddelen. Ter onderbouwing van die stelling verwijst zij naar de in haar conclusie van antwoord in oppositie opgenomen foto’s. Voort stelt No Fear c.s. dat zij een ambacht in het gehuurde uitoefent omdat er onderhoud en herstelwerkzaamheden aan apparatuur in het gehuurde worden verricht.
4.17.
Onder verwijzing naar het uittreksel van de kamer van koophandel stelt Siepvee c.s. vast dat de werkzaamheden van No Fear bestaan uit i) ingenieur en overig technisch ontwerp en advies en ii) groothandel in overige machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel. Gezien de aard van die werkzaamheden - zo voert Siepvee c.s. aan - valt het gehuurde onder de werkingssfeer van 7:230a BW.
4.18.
De voorzieningenrechter kan op grond van de overgelegde producties en de stellingen van partijen met onvoldoende zekerheid vaststellen of de aard de werkzaamheden die in of vanuit het gehuurde worden verricht een beroep op artikel 7:290 BW dan wel een beroep op artikel 7:230a BW rechtvaardigt. Die onzekerheid dient, nu het hier om een kort geding gaat, waarin, zoals gezegd, geen ruimte is naar een uitgebreid onderzoek naar feiten en omstandigheden en evenmin voor bewijslevering, ten voordele van [ged. in verzet 2] , als (mogelijke) huurder, te werken. Een andersluidend oordeel zou afbreuk doen aan het oogmerk van de wetgever om de huurder huurbescherming te bieden.
4.19.
Het voorgaande leidt ertoe dat Siepvee c.s. in beginsel gehouden is [ged. in verzet 2] (en de zijnen) de ongehinderde toegang tot en het genot van het gehuurde te (blijven) verlenen en zij gehouden is de elektriciteitsvoorziening in het gehuurde te herstellen (dan wel te handhaven, indien zij reeds voor herstel heeft zorggedragen).
4.20.
Indien dat voor herstel van de elektriciteitsvoorziening noodzakelijk mocht zijn om zich in het gehuurde te begeven dan zal [eis. 2 in verzet] zich voor toestemming tot [ged. in verzet 2] (of diens advocaat) moeten richten alvorens de werkzaamheden uit te voeren.
4.21.
Het overigens door Siepvee c.s. gevoerde (summier gemotiveerde) verweer omtrent de staat van onderhoud van het gehuurde, de veroorzaakte en niet tijdig herstelde schade, door [ged. in verzet 2] bij medehuurders veroorzaakte overlast (bijvoorbeeld door het hinderlijk of onveilig parkeren van een voertuig) en intimidatie staan evenmin aan toewijzing van het gevorderde in de weg. No Fear c.s. heeft gemotiveerd weersproken zich als slecht huurder te hebben gedragen, hetgeen bewijsvoering noodzakelijk maakt en daarvoor leent deze procedure zich niet.
4.22.
De in het vonnis van 30 oktober 2024 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder 4.1. genomen beslissing zal daarom worden bekrachtigd.
Gebiedsverbod
4.23.
Voor toewijzing van het gevorderde gebiedsverbod, dat een inbreuk maakt op het grondrecht van bewegingsvrijheid van [eis. 2 in verzet] , dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van hem jegens No Fear c.s.
De vraag of in dat geval een gebiedsverbod noodzakelijk is moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van de daarbij betrokken belangen van beide partijen.
4.24.
In deze procedure staat vast dat het gehuurde door toedoen van [eis. 2 in verzet] ontoegankelijk is gemaakt en dat hij het gehuurde is binnengegaan en - zo volgt uit het overgelegde beeldmateriaal - een schoppende beweging heeft gemaakt naar een camera van No Fear c.s. die in het gehuurde was geplaatst.
4.25.
Onder de voormelde omstandigheden zal het in het verstekvonnis aan [eis. 2 in verzet] opgelegde gebod (onder 4.4.) zich te onthouden van intimiderende gedragingen jegens No Fear c.s. worden bekrachtigd.
4.26.
Het gevorderde gebiedsverbod zal worden afgewezen omdat [eis. 2 in verzet] hierdoor te zeer in zijn bewegingsvrijheid zou worden beperkt en hij een te respecteren belang heeft de aan derden verhuurde delen van de bedrijfsruimte (niet zijnde het aan [ged. in verzet 2] gehuurde deel) en de bovengelegen appartementen te bezoeken.
Dwangsom
4.27.
De voorzieningenrechter acht gronden aanwezig de nevengevorderde dwangsommen als prikkel tot nakoming van het opgelegde ge- en verbod te handhaven en zal deze maximeren op de wijze als in het dictum omschreven. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.28.
De voorzieningenrechter bekrachtigt de in het verstekvonnis 30 oktober 2024 uitgesproken proceskostenveroordeling. Siepvee c.s. zal, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld, aan de zijde van No Fear c.s. te begroten op € 1.107,00 voor salaris advocaat.
In reconventie
Ontruiming
4.29.
Aan de gevorderde ontruiming heeft Siepvee c.s. ten grondslag gelegd dat No Fear c.s. na opzegging van de huurovereenkomst zonder recht of titel in het gehuurde (gebruikte) verblijft. Voorts is daaraan ten grondslag gelegd dat [ged. in verzet 2] zich als slecht huurder heeft gedragen. Uit hetgeen in conventie is beslist volgt dat die stellingen niet tot ontruiming van het gehuurde (of gebruikte) kan leiden. De voorzieningenrechter verwijst in dat verband naar hetgeen zij hiervoor onder 4.7. en verder heeft overwogen. De vordering tot ontruiming wordt derhalve afgewezen.
Gebruiksvergoedingen en incassokosten
4.30.
In de verzetdagvaarding vordert Siepvee c.s. No Fear c.s. te veroordelen tot betaling van een (gebruiks)vergoeding ter hoogte van € 17.596,74 (te vermeerderen met rente). Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is die eis met een bedrag van € 12.636,76 verminderd omdat (medio december 2024) verschillende bedragen door No Fear c.s. zijn voldaan.
4.31.
No Fear c.s. heeft zich verzet tegen de met ingang van april 2023 doorgevoerde huurverhogingen en zij betwist nog enig bedrag aan huur verschuldigd te zijn en wijst er op dat Siepvee c.s. na april 2024 maandelijks voldane huurpenningen heeft teruggestort.
4.32.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.33.
De voorzieningenrechter begrijpt uit de stellingen van partijen dat zij verdeeld zijn over de hoogte van het maandelijkse bedrag dat [ged. in verzet 2] in verband met de huur of het gebruik van de onroerende zaak aan Siepvee c.s. is verschuldigd. Onweersproken gebleven is dat Siepvee c.s. vanaf april 2023 een substantieel hoger bedrag aan huur aan No Fear c.s. heeft gefactureerd. Het betreft een maandelijkse huurverhoging van circa € 200,00 (33% van de totale huursom) terwijl Siepvee c.s. - zo oordeelt de voorzieningenrechter - in het beperkte bestek van deze procedure niet voldoende heeft onderbouwd op grond waarvan een huurverhoging van die omvang gerechtvaardigd is. De gevorderde gebruiksvergoedingen en de nevengevorderde rente en incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
4.34.
Voor zover het gevorderde ertoe strekt Siepvee c.s. te veroordelen tot betaling van de toekomstige maandelijkse huur- of gebruikstermijnen ontbreekt het (spoedeisend) belang omdat niet in geschil is dat [ged. in verzet 2] steeds aan die verplichtingen heeft voldaan (en heeft toegezegd daaraan te zullen blijven voldoen, zij het zonder de opgelegde verhogingen).
Parkeren, belemmeren toegang
4.35.
De vordering die er tot strekt No Fear c.s. te veroordelen om toegangsdeuren vrij te houden zal worden afgewezen. Op grond van de summiere onderbouwing van de gemotiveerd betwiste stellingen van Siepvee c.s. kan niet worden vastgesteld dat No Fear c.s. de toegang tot de bedrijfsgebouwen (bij herhaling) heeft belemmerd.
Camera’s
4.36.
Siepvee c.s. vordert No Fear c.s. te verbieden tot het maken van camerabeelden in de onroerende zaken (met uitzondering van het gehuurde) en van de openbare weg nabij het gehuurde.
4.37.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. [ged. in verzet 3] van het geschil is de vraag of No Fear c.s. gehouden is kennelijk aanwezige camera’s te verwijderen. Meer in het bijzonder gaat het om het antwoord op de vraag wiens recht prevaleert: het recht van Siepvee c.s. op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer of het recht van No Fear c.s. om hun perceel met gebruikmaking van de genoemde camera te beveiligen.
4.38.
In haar conclusie van antwoord in oppositie heeft No Fear c.s. toegezegd enkel nog camera’s in haar winkel te plaatsen. In het licht van die toezegging ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding het gevorderde verbod toe te wijzen.
Lekkende vloeistoffen
4.39.
Onder verwijzing naar het overgelegde foto’s stelt Siepvee c.s. dat No Fear c.s. bijtende vloeistoffen op de betonvloeren van het gehuurde/gebruikte heeft laten lekken. Siepvee c.s. vordert No Fear c.s. te veroordelen (lekkende) accu’s en koelelementen uit het gehuurde te verwijderen en verwijderd te houden.
4.40.
No Fear c.s. betwist dat zij koelvloeistof of accuzuren heeft laten weglekken en wijst op het feit dat de vochtige plekken op de vloeren het gevolg zijn van schoonmaakactiviteiten (met schoon water) en het feit dat de onderzijde van de (overhead)deur in het gehuurde niet goed afsluit als gevolg waarvan regenwater binnentreedt.
4.41.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting is - zo oordeelt de voorzieningenrechter - voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat No Fear c.s. op onzorgvuldige wijze is omgegaan met bijtende stoffen in het gehuurde. Voor de vaststelling of sprake is van de aan No Fear c.s. verweten gedragingen is bewijsvoering noodzakelijk en daarvoor leent deze procedure zich niet. De vordering zal daarom worden afgewezen. Een en ander laat onverlet dat No Fear c.s. op zorgvuldige wijze met bijtende vloeistoffen dient om te gaan en zij dient te voorkomen dat schade aan het gehuurde wordt toegebracht.
Herstel toegangsdeur
4.42.
Siepvee c.s. vordert No Fear c.s. te veroordelen om een toegangsdeur tot het gehuurde te herstellen. Aldus Siepvee c.s. is deze deur door toedoen van [ged. in verzet 2] beschadigd geraakt.
4.43.
[ged. in verzet 2] heeft verklaard dat hij (medio maart 2023) een gebarsten ruit in de deur heeft laten vervangen. Die schade - aldus [ged. in verzet 2] - is het gevolg geweest van een gebrek aan de deur. Voor zover de deur kiert of niet goed afsluit is dit - aldus [ged. in verzet 2] - het gevolg van het feit dat de deur is verouderd en door Siepvee c.s. dient te worden vervangen.
4.44.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van No Fear c.s. heeft ook op dit punt te gelden dat in het beperkte bestek van deze procedure niet kan worden vastgesteld dat sprake is van beschadigingen aan de deur waarvan het herstel voor rekening van No Fear c.s. dient te komen. Hiervoor is bewijsvoering noodzakelijk, waarvoor deze procedure zich niet leent. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.45.
Siepvee c.s. zal als de in het ongelijk gesteld partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van No Fear c.s. worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie(oppositie)
5.1.
bekrachtigtonderdeel 4.6. van het door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 30 oktober 2024 onder kenmerk 239429 / KG ZA 24-164 bij verstek tussen partijen gewezen vonnis, waarbij Siepvee c.s. in de proceskosten van € 1.697,39 is veroordeeld;
5.2.
vernietigtde onderdelen 4.1. tot en met 4.5. van genoemd verstekvonnis en opnieuw rechtdoende:
5.3.
veroordeelt Siepvee c.s. aan No Fear c.s. de ongehinderde toegang tot en het genot van het gehuurde/gebruikte te verstrekken en zorg te dragen voor een deugdelijke elektriciteitsvoorziening in het gehuurde/gebruikte;
5.4.
veroordeelt Siepvee c.s. aan No Fear c.s. een dwangsom te betalen van € 5.000,00 indien na betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling onder 5.3. wordt voldaan;
5.5.
veroordeelt [eis. 2 in verzet] zich te onthouden van intimiderende gedragingen jegens [ged. in verzet 2] en [ged. in verzet 3] ;
5.6.
veroordeelt [eis. 2 in verzet] om aan No Fear c.s. een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling onder 5.5. voldoet, zulks tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
5.7.
veroordeelt Siepvee c.s. tot betaling van de proceskosten in deze verzetprocedure, aan de zijde van No Fear c.s. tot op heden begroot op € 1.107,00;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.10.
wijst af het gevorderde;
5.11.
veroordeelt Siepvee c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van No Fear c.s. tot de datum van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.
rh/477