ECLI:NL:RBNNE:2025:1613

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
LEE 24/2580
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het bouwen van een recreatiewoning op een perceel in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiseres niet de benodigde gegevens en bescheiden had overgelegd. Ondanks dat de procedure tijdelijk in pauzestand was geplaatst, heeft het college excuses aangeboden en eiseres de kans gegeven om de aanvraag aan te vullen, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot de beslissing om de aanvraag buiten behandeling te stellen heeft kunnen komen. Eiseres heeft geen gelijk gekregen in haar beroep en het beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres een nieuwe aanvraag kan indienen, waarbij zij kan aangeven dat het gebouw tijdelijk gebruikt zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Krol-Postma),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân, het college
(gemachtigde: D. Wielstra).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de buitenbehandelingstelling van de aanvraag van eiseres. Eiseres is het niet eens met de buitenbehandelingstelling van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de buitenbehandelingstelling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college in redelijkheid tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag heeft besloten
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 5. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: was het college bevoegd de aanvraag buiten behandeling te stellen? Als het college bevoegd was, heeft het college dan ook van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken? Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om in afwijking van het bestemmingsplan een recreatiewoning te mogen bouwen op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 7 augustus 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 23 april 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, twee zoons van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
2.4.
Ter zitting is besproken of het college bereid was om het bestreden besluit in te trekken, zodat eiseres alsnog een ruimtelijke onderbouwing aan kon leveren en de aanvraag inhoudelijk zou kunnen worden beoordeeld. Het college heeft in een schriftelijke reactie aangegeven hiertoe niet bereid te zijn.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
3.1.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend op 24 februari 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Op 23 juni 2022 heeft een toezichthouder van de gemeente Noardeast-Fryslân (hierna: de gemeente) geconstateerd dat op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel) een (vermoedelijke) recreatiewoning was gebouwd zonder de daarvoor benodigde vergunning.
4.2.
Het bouwwerk werd gebouwd op de plek waar voorheen een stacaravan stond.
4.3.
Op grond van het ten tijde van het bestreden besluit geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2012’ (hierna: het bestemmingsplan) rustte op het perceel, voor zover hier van belang, de bestemming ‘Agrarisch met waarden – open gebied’ en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – stacaravan tijdelijk toegestaan’.
Op grond van lid 7.1, aanhef en onder m, van het bestemmingsplan was de tijdelijke plaatsing van een vast kampeermiddel, in de vorm van een stacaravan, toegestaan, met dien verstande dat het gebruik van de gronden ten behoeve van de tijdelijke plaatsing van een vast kampeermiddel dient te worden beëindigd op het moment dat de zoon van eiseres het gebruik daarvan beëindigt.
Op grond van lid 7.2, onder a en onder 3, van het bestemmingsplan mocht het tijdelijke vaste kampeermiddel uitsluitend geplaatst ter plaatse van de functieaanduiding en mocht het kampeermiddel een bouwhoogte hebben van maximaal 3,5 meter en een (gezamenlijke) oppervlakte van 15 m2.
4.4.
Het gebouwde bouwwerk heeft een hoogte van 4,95 meter en een oppervlakte van bijna 70 m2.
4.5.
Op 24 februari 2023 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning ter legalisatie van het chalet, dat gebouwd is in afwijking van het bestemmingsplan.
4.6.
Op 14 maart 2023 heeft het college eiseres gevraagd de aanvraag aan te vullen op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres werd verzocht om tekeningen van het bouwwerk en de plaatsing in de omgeving over te leggen. Op 2 mei 2023 heeft eiseres bouwtekeningen van het bouwwerk aangeleverd.
4.7.
Op 9 juni 2023 heeft het college eiseres opnieuw verzocht om de aanvraag aan te vullen. Het college heeft eiseres verzocht een ruimtelijke onderbouwing aan te leveren.
4.8.
Op 22 juni 2023 heeft eiseres verzocht om uitstel voor het aanleveren van de gevraagde gegevens tot een gesprek met de wethouder plaats had gevonden en zij een schriftelijk besluit van de wethouder zou hebben ontvangen.
4.9.
Op 7 juli 2023 heeft het college eiseres een brief gestuurd, waarin vermeld wordt dat de aanvraag nog steeds niet compleet is en dat eiseres nog eenmaal een termijn van vier weken zal krijgen om de aanvraag aan te vullen met een ruimtelijke onderbouwing. Zou eiseres de ruimtelijke onderbouwing niet aanleveren, dan zou de aanvraag buiten behandeling gesteld worden op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb.
4.10.
Op 4 juli 2023 heeft een gesprek tussen eiseres, een wethouder en een medewerker van de gemeente plaatsgevonden.
4.11.
Op 24 juli 2023 heeft eiseres een brief aan het college gestuurd, waarin zij aangeeft dat de brief van 7 juli 2023 niet volgens afspraak is. Zij stelt dat afgesproken is dat, voordat zij gegevens aan moet leveren, eerste bepaalde zaken uitgezocht zullen worden en dat zij daarvan een schriftelijke bevestiging zal krijgen.
Ook geeft eiseres aan het niet eens te zijn met de gang van zaken. Zij stelt dat herstel van de stacaravan na stormschade mogelijk moet zijn. Zij meent daarnaast dat het gaat om een vergunningvrij bouwwerk en dat het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan, nu het al bestaande gebruik door haar zoon voortgezet zal worden. Zij voelt zich door de gemeente onder druk gezet om een omgevingsvergunning aan te vragen en meent dat de gemeente onnodig formalistisch met de aanvraag omgaat door een uitgebreide voorbereidingsprocedure te volgen en, na de al aangeleverde informatie, nog te vragen om een ruimtelijke onderbouwing. Voor het opstellen van die ruimtelijke onderbouwing heeft de gemeente eiseres verwezen naar een extern bureau.
4.12.
Op 7 augustus 2023 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld. Daarbij is aan eiseres een bedrag aan leges opgelegd van € 2.450,76, omdat de aanvraag buiten behandeling is gesteld. Het volledige bedrag voor behandeling van de aanvraag was gesteld op € 6.126,89.
4.13.
Op 15 september 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag. Zij stelt dat zij nog geen antwoord op haar vragen heeft ontvangen, wat wel de afspraak was. Voorts stelt zij dat zij geen eerlijke procedure heeft gehad, omdat het college haar onjuist, niet of te laat informeert. Daarnaast vindt zij het onterecht dat zij naar een extern bureau moet om een rapport met een ruimtelijke onderbouwing op te laten stellen. Zij heeft het gevoel dat het college bewust aanstuurt op sloop van het chalet. Dit terwijl op een adres in de omgeving wel een vergunning is verleend voor het plaatsen van drie chalets. Daarvoor is geen ruimtelijke onderbouwing gevraagd.
4.14.
Op 25 september 2023 heeft het college eiseres een brief gestuurd waarin excuses worden gemaakt voor de gang van zaken. Per abuis is de termijn voor het aanleveren van gegevens niet gepauzeerd, zoals afgesproken was in het gesprek van 4 juli 2023, maar is de termijn voor het aanleveren met vier weken verlengd. Dit had niet moeten gebeuren en het college zal daarom bezien of de buitenbehandelingstelling nog teruggedraaid kan worden. Daarover kan het college echter nog geen uitsluitsel geven, omdat een breder onderzoek gedaan moet worden naar een mogelijke oplossing van de strijdige situatie met betrekking tot het chalet. De inning van de leges wordt ook opgeschort totdat er duidelijkheid is.
4.15.
Op 24 november 2023 heeft het college eiseres met een brief geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek. In de brief geeft het college aan dat het chalet gebouwd is in strijd met het bestemmingsplan. Het college kan alleen medewerking verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder 2, onder 3º, van de Wabo. Er is geen toepasselijke bepaling uit de zogeheten ‘kruimelregeling’ [1] die hier toegepast kan worden. De omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan alleen worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
De college is voorts niet bereid deze medewerking te verlenen. Voor de oude stacaravan was in het bestemmingsplan een uitzondering gemaakt op het principe dat op gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – open gebied’ niet gebouwd mag worden ter behoud van het open landschap. De uitzondering is tijdelijk en persoonsgebonden. Ruimtelijk is het dus gewenst om de situatie uiteindelijk terug te laten keren naar de agrarische bestemming, zonder bebouwing.
Bovendien is de aanvraag, wanneer uitgegaan wordt van recreatief gebruik, niet in lijn met het nieuwe gemeentelijke beleid voor recreatiewoningen. Als het de bedoeling is om de woning permanent te gaan bewonen, kan het college daar ook niet aan meewerken. Volgens vaste bestuurspraktijk wordt niet meegewerkt aan nieuwe woningen op agrarische percelen in het buitengebied, behoudens bijzondere redenen. In dit geval zijn er geen bijzondere redenen.
Ook is het college niet bereid de illegale situatie te gedogen.
Het college besluit tot slot de buitenbehandelingstelling niet terug te draaien. Eiseres heeft geen ruimtelijke onderbouwing aangeleverd en heeft verklaard hier ook niet toe bereid te zijn. Het bieden van een nieuwe termijn voor het aanleveren van de ruimtelijke onderbouwing acht het college dan ook niet zinvol.
4.16.
Het bezwaar van eiseres is ter advisering voorgelegd aan de commissie voor de bezwaarschriften (hierna: de bezwaarcommissie). De bezwaarcommissie heeft het college geadviseerd het primaire besluit in stand te laten. De bezwaarcommissie komt tot dit advies op grond van de volgende overwegingen. Eiseres stelt terecht dat geen vergunning nodig is voor het bouwen van het bouwwerk, maar eiseres stelt ten onrechte dat het chalet niet afwijkt van het bestemmingsplan omdat deze valt onder de definitie van een vast kampeermiddel in het bestemmingsplan. Uit de functieaanduiding blijkt echter dat ter plaatse alleen een stacaravan is toegestaan. Het college kan alleen medewerking verlenen aan deze afwijking op grond van de bevoegdheid uit artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3º, van de Wabo. Er is geen toepasselijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of bevoegdheid op grond van de kruimelregeling. Daarom is ook de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing, zoals volgt uit artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo. Ingeval de uitgebreide voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, dient de aanvrager een ruimtelijke onderbouwing te verstrekken. Dit volgt uit artikel 3.2, aanhef en onder b, van de Regeling omgevingsrecht (Mor). Bij het niet aanleveren van de benodigde gegevens door een aanvrager, kan het college besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Het college heeft, volgens de bezwaarcommissie, terecht van deze bevoegdheid gebruikgemaakt. De ruimtelijke onderbouwing is een zodanig belangrijk stuk voor de beoordeling van de aanvraag dat de aanvraag zonder deze informatie niet inhoudelijk behandeld kan worden.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, omdat in de omgeving wel een omgevingsvergunning is verleend voor de plaatsing van 3 chalets, valt buiten de omvang van dit geschil en is bovendien onterecht, omdat het niet gaat om gelijke situaties. De vergunde chalets zijn bij recht bestaande recreatiewoningen.
4.17.
Het college heeft op 23 april 2024 besloten het primaire besluit in stand te laten en volgt het advies van de bezwaarcommissie.
Onterechte buitenbehandelingstelling
5. Eiseres stelt dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld is. De procedure zou gepauzeerd worden, wat ook bevestigd is door het college met de brief van 25 september 2023. Wanneer het college de procedure uit de pauzestand had willen halen, had eiseres de keuze voorgelegd moeten worden wat zij wilde. Zij had dan de keuze kunnen maken de aanvraag in te trekken, dan wel alsnog stukken aan te leveren. Dit zou ook van invloed zijn geweest op de in rekening gebrachte leges. Nu het college dit niet gedaan heeft, is in strijd met het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel gehandeld.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de buitenbehandelingstelling niet onzorgvuldig is geweest en dat er geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. Oorspronkelijk is de procedure ten onrechte niet in de pauzestand gezet, zoals toegezegd was aan eiseres. Daarvoor is ook excuus aangeboden aan eiseres. In dezelfde brief heeft het college laten weten dat bezien zou worden of de buitenbehandelingstelling teruggedraaid kon worden. Het college zou dit beoordelen in het kader van een breder onderzoek naar een mogelijke oplossing van de strijdige situatie. Op 23 oktober 2023 is gebeld met eiseres en is namens het college aangegeven dat eiseres alsnog een ruimtelijke onderbouwing kon overleggen, zodat de aanvraag inhoudelijk beoordeeld kon worden. Eiseres heeft toen aangegeven dat zij geen ruimtelijke onderbouwing wilde aanleveren.
Was het college bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te laten?
5.2.
De rechtbank overweegt dat een aanvrager, op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn verschaft waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. [2] Op grond van artikel 3.2, aanhef en onder a en b, van de Regeling omgevingsrecht (Mor) dient eiseres in dat geval gegevens en bescheiden te verstrekken over het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft en gegevens en bescheiden over de gevolgen van het huidige gebruik. Deze verplichting geldt in alle gevallen waarin een aanvraag ziet op het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan, van welke afwijkingsbevoegdheid (binnenplans of buitenplans) het college ook gevraagd wordt gebruik te maken. Eiseres heeft deze gegevens niet overgelegd. Het college heeft eiseres daarom gevraagd de aanvraag aan te vullen. Eiseres heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen. Het college was daarom bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
Heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen?
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet alleen bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, maar ook in redelijkheid heeft kunnen besluiten om hiertoe over te gaan. Het feit dat de procedure (tijdelijk) in pauzestand was geplaatst, doet hier niet aan af. Hoewel het college in eerste instantie de pauze niet gerespecteerd heeft, heeft het college hier excuses voor aangeboden en heeft ook gepoogd de fout te herstellen. Daartoe heeft het college ook contact met eiseres opgenomen en is aan eiseres nogmaals de gelegenheid geboden om een ruimtelijke onderbouwing over te leggen. Eiseres heeft hier geen gebruik van willen maken. Voor de beoordeling van de aanvraag had het college de ruimtelijke onderbouwing nodig. Nu eiseres weigerde deze over te leggen, was het college niet in staat de aanvraag goed te beoordelen. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het redelijk dat het college de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld.
Inhoudelijke beoordeling
6. Eiseres stelt dat het college ten onrechte niet meegaat in het beroep op het gelijkheidsbeginsel. In de zeer nabije omgeving is sprake van een soortgelijk geval; het betreft daar ook recreatiewoningen (chalets) die zijn gerealiseerd in het open agrarisch gebied. Eiseres begrijpt dat deze vergunning op een andere grond, namelijk vanwege niet tijdig beslissen, verleend is maar voelt het wel als ongelijke behandeling, nu het in haar geval gaat om slechts één chalet in hetzelfde open gebied.
Voorts had eiseres in gesprek willen gaan over de mogelijkheden om de vergunning tijdelijk te verlenen op grond van artikel 4, aanhef en onder a lid 11 Bor. Daar heeft zij nu niet de kans voor gehad.
Tot slot is van belang dat de belasting van de open ruimte zeer gering is in verhouding tot hetgeen wel is toegestaan binnen het bestemmingsplan. Het college heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de onderhavige situatie niet vergelijkbaar is met de verleende vergunning voor 3 chalets in de buurt. Het ging daar om een vergunning van rechtswege en het bestemmingsplan staat daar bovendien drie recreatiewoningen toe. De procedure in die zaak is niet goed verlopen, maar de omgevingsvergunning voor die recreatiewoningen is inmiddels onherroepelijk en kan niet meer worden ingetrokken. Het feit dat er destijds fouten zijn gemaakt, betekent niet dat die fout nu opnieuw herhaald moet worden.
Over de mogelijkheid om een vergunning te verlenen voor het tijdelijke gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan voor maximaal tien jaar merkt het college op dat door eiseres nooit eerder iets naar voren gebracht is. In de aanvraag en brieven en tijdens gesprekken heeft eiseres nooit aangegeven dat het de bedoeling was om de recreatiewoning maximaal tien jaar te plaatsen. Het ligt wel op de weg van een aanvrager van een omgevingsvergunning om aan te geven wat er aangevraagd wordt. Het college besluit vervolgens op de aanvraag, zoals die voorligt.
6.2.
De rechtbank begrijpt de inhoudelijke gronden van eiseres aldus dat eiseres stelt dat verweerder had kunnen afzien van de buitenbehandelingstelling omdat in een volgens eiseres vergelijkbaar geval deze onderbouwing niet werd verlangd en deze onderbouwing ook niet nodig is als het gaat om een kruimelgeval.
De rechtbank is met het college van oordeel dat de onderhavige situatie niet vergelijkbaar is met de verleende vergunning voor 3 chalets in de buurt omdat het daarbij ging om een vergunning van rechtswege en het bestemmingsplan daar drie recreatiewoningen toestaat. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat het onredelijk zou zijn dat het college een ruimtelijke onderbouwing verlangt.
Verder had het het college misschien gesierd om eiseres te suggereren om een tijdelijke vergunning aan te vragen. Met name omdat de zoon van eiseres ook een persoonsgebonden en daarmee per definitie tijdelijk recht had op de plaatsing van de stacaravan. Het college was daartoe echter niet verplicht. Het doet ook niet af aan het feit dat ook voor een tijdelijke vergunning een ruimtelijke onderbouwing had moeten worden overgelegd en eiseres daartoe niet bereid was. Hierin ligt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen grond voor de conclusie dat de buitenbehandelingstelling onredelijk zou zijn.
De stelling van eiseres dat er slechts sprake is van een geringe belasting op de openbare ruimte is hier niet van belang, nu de aanvraag buiten behandeling is gesteld en niet inhoudelijk is beoordeeld.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat eiseres een nieuwe aanvraag in kan dienen en in die aanvraag aan kan geven dat zij het gebouw tijdelijk wil gebruiken, zodat zij eventueel in aanmerking komt voor een vergunning via artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Bor. Ook in dat geval zal eiseres een ruimtelijke onderbouwing over moeten leggen, zo volgt uit artikel 3.2 van het Mor.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:2
(…)
De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zij en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(…)
(…)
de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
(…)
het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Regeling omgevingsrecht
Artikel 3.2
In of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en bescheiden over:
het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;
de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening;

Voetnoten

1.Artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor)
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.