ECLI:NL:RBNNE:2025:1646

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
18-212769-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en mishandeling van een ambtenaar in functie met ontslag van rechtsvervolging en TBS met dwangverpleging

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en mishandeling van een ambtenaar. De zaak betreft twee parketnummers: 18-212769-23 en 18-285090-23. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van een poging tot verkrachting op 23 augustus 2023 in Groningen, waarbij hij een slachtoffer tegenhield, in de berm duwde en haar probeerde te zoenen en aan te raken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting, maar dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, waardoor hij van alle rechtsvervolging werd ontslagen. Voor het tweede parketnummer, dat betrekking had op de mishandeling van een ambtenaar op 21 oktober 2023 in Zwolle, werd de verdachte wel strafbaar geacht. Hij had de ambtenaar geslagen, wat leidde tot letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op voor deze mishandeling. Daarnaast werd de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien het hoge risico op herhaling van gewelddadig gedrag en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-212769-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-285090-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.
Tenlastelegging
Ten aanzien van parketnummer 18-212769-23:
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
  • terwijl die [slachtoffer] aan het skeeleren was die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of stevig tegen zich aan heeft gedrukt en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Mooi meisje, mooi t-shirt, je ziet er leuk uit, jij wilt dit ook", althans woorden van dergelijke aard of strekking, en/of
  • zijn broek heeft geopend en/of (gedeeltelijk) heeft laten zakken en/of
  • die [slachtoffer] in de berm heeft gegooid en/of geduwd en/of,
  • (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer] is gaan liggen
en/of zijn, verdachtes, hand voor/tegen de mond en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft gehouden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg en/of niet om hulp heeft kon roepen en/of
  • het t-shirt en/of de bh van die [slachtoffer] heeft weggetrokken en/of
  • die [slachtoffer] heeft betast en/of gezoend op haar borst, hals, nek en mond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • terwijl die [slachtoffer] aan het skeeleren was die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of stevig tegen zich aan gedrukt en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd: "Mooi meisje, mooi t-shirt, je ziet er leuk uit, jij wilt dit ook", althans woorden van dergelijke aard of strekking, en/of
  • zijn broek geopend en/of (gedeeltelijk) laten zakken en/of
  • die [slachtoffer] in de berm gegooid en/of geduwd en/of,
  • (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer] is gaan liggen
en/of zijn, verdachtes, hand voor/tegen de mond en/of gezicht van die [slachtoffer] gehouden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg en/of niet om hulp heeft kon roepen en/of
  • het t-shirt en/of de bh van die [slachtoffer] weggetrokken en/of
  • die [slachtoffer] betast en/of gezoend op haar borst, hals, nek en mond.
Ten aanzien van parketnummer 18-285090-23 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te Zwolle, een ambtenaar, (bewaarder bij de penitentiaire inrichting Zwolle met dienstnummer [nummer] ), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door (met kracht) tegen het gezicht/hoofd van die ambtenaar te slaan/stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 18-212769-23 en voor het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18-285090-23.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 18-212769-23 aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft door zijn stoornis geen (voorwaardelijk) opzet gehad op onvrijwilligheid bij aangeefster ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Hij had geen realiteitsbesef en was niet in staat om weloverwogen en doelgerichte gedragskeuzes te maken. Verdachte gelooft, door de stoornis, nog steeds dat aangeefster seks met hem wilde hebben. Dat blijkt onder andere uit de uitlatingen die hij heeft gedaan richting aangeefster. Uit het dossier blijkt echter dat er geen steun is voor de lezing van verdachte.
Daarnaast is geen sprake geweest van een begin van uitvoering van het primair ten laste gelegde seksueel binnendringen. Een knoop losmaken van een broek zegt nog weinig en maakt niet dat de broek van verdachte al helemaal open was. Ook is niet gebleken dat verdachte zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en ook niet dat aangeefster van onderen is aangeraakt.
Met betrekking tot het bewijs van het onder parketnummer 18-285090-23 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18-212769-23
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2025, voor zover inhoudend: Ik liep die dag op het fietspad en ik zag het meisje. Ze skeelerde tegen me op en viel op de grond.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 augustus 2023, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023224618 d.d. 2 november 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik was aan het skaten. Bij een huis stond een man. Hij bleef midden op het pad staan. Ik vroeg of ik er langs mocht, maar hij ging niet aan de kant. Hij hield mij tegen. Ik viel daardoor. Hij pakte mij vast. Hij begon ook wel vrij snel dingen te zeggen als: "mooi meisje" en dat soort dingen. Hij zei iets als dat hij [naam] was en "ken je mij niet?". Toen hij mij vast pakte, begon hij te roepen: "mooi meisje" en "mooi shirt". Hij begon mij vast te pakken. Ik zei: "ik wil dit niet ik wil naar huis." Dat heb ik wel 20 keer gezegd. Hij bleef mij vastpakken en zei: "jij wil dit ook." Volgens mij riep ik toen al om hulp. Hij pakte mij stevig vast. Toen deed hij zijn broek open. Hij deed zijn riem en broek los. Volgens mij deed hij een knoop los van zijn broek. Hij drukte mij in de berm. Hij duwde mijn mond dicht en drukte mijn gezicht weg. Hij begon mij te zoenen op mijn mond, mijn borst, míjn nek, en in mijn hals. Ondertussen had hij zijn hand, die op mijn gezicht zat, wat losser en toen heb ik weer gegild. Toen kwamen er mensen en toen zei hij: "er is niets aan de hand, dit is mijn vriendin", waarop ik weer hulp ben gaan roepen. Ik probeerde hem van mij af te drukken, dat lukte eerst niet. Maar toen die mensen er waren lukte dat wel. Ik heb nog gezegd, toen we op de grond lagen en er mensen aankwamen: "ik zou maar gaan rennen." Ik wilde hem bij mij weg hebben. Uiteindelijk is hij in de richting van de brug gegaan.
V: Hoe hield hij jou vast?
A: Volgens mij met twee handen bij mijn armen. Hij hield mij stevig vast. Hij begon ook dingen te zeggen als: "je ziet er leuk uit" en "jij wil dit ook". Hij begon zich tegen mij aan te drukken. Met zijn heupen deed hij dat. Hij hield mij ook stevig vast. Hij was ook sterker dan ik. Ik was op skeelers dus ik kon ook niet makkelijk wegkomen.
V: Hoe lang duurt het voordat je in de berm valt?
A: Een paar minuten denk ik. Toen we al stonden heb ik ook al geschreeuwd. Toen ik begon te schreeuwen en onrustig werd toen drukte hij mij met zijn volle gewicht de berm in. Toen duwde hij mijn mond dicht en draaide hij mijn hoofd weg met zijn hand. Ik kreeg het toen letterlijk en figuurlijk benauwd. Ik kon even geen lucht krijgen. Hij was bezig mij te betasten.
V: Weet je nog wat je gegild hebt?
A: Heel hard help geroepen en ik heb ook gegild. V: En wanneer deed hij zijn broek en riem los?
A: Dat was voordat we in de berm lagen. V: Wat raakte hij van jou aan?
A: Mijn borst, mijn hals, mijn nek, mijn mond.
V: Zoende hij jou met of zonder tong op de mond?
A: Met op de mond, maar ook in mijn nek, hals en borst. V: Heeft hij jou nog op andere plekken aangeraakt?
A: Hij heeft mijn shirt aan de kant getrokken, hij had mijn shirt en mijn bh weggetrokken en hij zoende mij op mijn rechterborst.
A: Hij lag compleet op mij toen we in de berm lagen. Symmetrisch lagen we op elkaar. Dus met de hoofden naar elkaar toe. Ik lag op mijn rug en hij lag bovenop mij.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 augustus 2023, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 23 augustus 2023 was ik thuis aan de [adres] te Groningen. Door het raam van de voordeur zag ik dat er een meisje op de grond in het gras lag tussen de waterkant en fietspad. Ik zag dat het meisje op haar rug lag en dat er een man met zijn buik naar beneden op haar lag. Ik zag dat de man zijn broek deels naar beneden had. Ik zag een groot gedeelte van zijn billen. Hij droeg ook een onderbroek, deze was net zoals zijn broek naar beneden. Ik zag dat het meisje haar beide armen naar boven gestrekt had in een 90- graden hoek. Ik hoorde het meisje schreeuwen en vragen om hulp. Ik hoorde haar duidelijk zeggen: ”Help, help, ik word ” Het laatste gedeelte kon ik niet goed verstaan. Ik had het gevoel dat het meisje
geen lucht kreeg. Haar stem klonk als een soort gieren en viel af en toe weg. Ik zag dat de man met gesterkte armen zijn handen ter hoogte van haar hals had. Ik had het gevoel dat hij haar probeerde te wurgen. Ik zag dat het om een man met een donkere huidskleur ging. Ik zag dat omdat ik zijn billen kon zien. Ik zag dat de man zijn gezicht in haar hals drukte. Ik zag dat dit aan de linkerzijde van de hals van het meisje was. Ik hoorde het meisje ook zeggen tegen hem: "Ga van me af". Ik zag dat ze een behuild gezicht had en ik zag paniek in haar ogen. Ik zag dit door haar gezicht, haar armen in de lucht, de bewegingen van de man en haar stem. Ik zag dat ze bang was. Ik zag dat het het meisje niet lukte om hem van haar af te krijgen. Ik zag dat ze dit wel probeerde, maar hij bleef op haar liggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek persoon d.d. 24 augustus 2023, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 23 augustus 2023 werd door mij in een onderzoek verricht aan het slachtoffer [slachtoffer] . Hierbij werd gebruik gemaakt van een zeden(bemonstering)set voorzien van SIN ZAAE2307NL. Er werden bemonsteringen genomen van mond, hals linkerzijde, hals voorzijde en linker borst.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.09.01.112, d.d. 18 september 2023, opgemaakt door ing. J.H.C. Gits, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende een onderzoek naar biologische sporen DNA-onderzoek:
3. Onderzoek naar biologische sporen
Onderzoeksset zedendelicten ZAAE2307NL van [slachtoffer]
Een selectie van de bemonsteringen is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Deze bemonsteringen
zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
6. Bij het onderzoek betrokken personen [verdachte] (SIN RGV287)
[slachtoffer] (SIN WAAV9282NL)
7. Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
ZAAE2307NL#01
(hals voor nat)
DNA kan afkomstig zijn van: minimaal twee personen:
- getuige [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Bewijskracht:
- [...]
- meer dan 1 miljard
ZAAE2307NL#02
(hals links nat)
DNA kan afkomstig zijn van: minimaal twee personen:
- getuige [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Bewijskracht:
- [...]
- meer dan 1 miljard
ZAAE2307NL#03
(borst nat)
DNA kan afkomstig zijn van: minimaal twee personen:
- getuige [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Bewijskracht:
- [...]
- meer dan 1 miljard
ZAAE2307NL#04
(mond nat)
DNA kan afkomstig zijn van: minimaal twee personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- getuige [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
Bewijskracht:
- [...]
- meer dan 1 miljard
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofielen ZAAE2307NL#01, #02, #03 en #04 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van getuige [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van getuige [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte op 23 augustus 2023 een poging heeft gedaan aangeefster te verkrachten.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij aan het skeeleren was en dat zij verdachte op het fietspad zag staan. Zij werd vervolgens door hem tegengehouden. Ze is op de grond gevallen en weer opgestaan, waarna verdachte haar vasthield. Hij begon verschillende opmerkingen te maken, waaronder dat zij een mooi meisje was. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van aangeefster om dit gedrag te stoppen, bleef verdachte haar vasthouden. Ze is door hem de berm ingeduwd en hij is op haar gaan liggen. Aangeefster werd daarbij stevig vastgehouden. Hij heeft zijn broek geopend door zijn riem en een knoop los te doen. Hij begon haar te zoenen op haar mond, borst, nek en in de hals. Ook heeft verdachte haar shirt en bh weggetrokken en haar op haar rechterborst gezoend. Aangeefster heeft geprobeerd hem van haar af te duwen en daarbij heeft zij gegild en om hulp geroepen. Toen er andere mensen bij kwamen, lukt het aangeefster om verdachte van zich af te drukken.
Getuige [naam] heeft de verklaring van aangeefster op meerdere punten bevestigd. Zo heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat aangeefster op haar rug lag en dat er een man met zijn buik naar beneden op haar lag. Hij zag dat de man zijn broek deels naar beneden had, waarbij hij een groot gedeelte van zijn billen zag. Hij heeft het meisje horen schreeuwen en vragen om hulp. Getuige kreeg de indruk dat het aangeefster niet lukte om de man van zich af te krijgen. Toen de man van aangeefster is afgegaan, zag hij dat de man zijn broek ophees.
Dat verdachte aangeefster op haar hals, mond en borst heeft gezoend dan wel aangeraakt, waarbij hij haar bh wel aan de kant heeft moeten doen om haar blote borst te bereiken, volgt uit het DNA-onderzoek.
Verdachte heeft erkend dat hij op het fietspad stond toen aangeefster daar aan het skeeleren was. Verdachte heeft echter verklaard dat het aangeefster was die op die plek seks met hem wilde hebben. Verdachte zou aangeefster verder niet hebben aangeraakt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, nu er meerdere getuigen zijn die de verklaring van aangeefster hebben bevestigd.
Daarnaast is er DNA-materiaal van verdachte gevonden op onder andere de blote borst van aangeefster, hetgeen ook de verklaring van aangeefster ondersteunt en niet valt te rijmen met de verklaring van verdachte dat hij haar niet onder haar shirt of bh heeft aangeraakt.
Seksueel binnendringen
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van voornoemde feiten en omstandigheden bewezen worden dat het opzet van verdachte gericht was op handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster en dat sprake is van een poging daartoe. De rechtbank acht in dit verband het volgende relevant. Verdachte heeft aangeefster naar de grond gedrukt en hij is bovenop haar gaan liggen, waarbij hij haar niet heeft losgelaten. Ook heeft verdachte zijn broek en riem losgemaakt en heeft hij zijn broek en onderbroek naar beneden gedaan. Daarbij heeft verdachte aangeefster gezoend in haar nek en hals en op de mond en blote borst. Verdachte is niet uit zichzelf gestopt met de handelingen, maar pas nadat aangeefster vaak alarm had geslagen en de getuigen tegen verdachte begonnen te praten. De rechtbank is van oordeel dat dit samenstel van feiten en omstandigheden naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op de uitvoering van de verkrachting van aangeefster dat het handelen van verdachte kan worden gezien als een begin van uitvoering daartoe. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte ook de intentie had om het lichaam van aangeefster binnen te dringen. Het openmaken en deels naar beneden trekken van de broek en het boven op aangeefster gaan liggen wijzen daarop.
Geen ontbreken van opzet vanwege een psychose
Door de raadsman is aangevoerd dat opzet niet bewezen kan worden in verband met de geestelijke stoornis van verdachte. De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat een dergelijk beroep op het ontbreken van opzet slechts kan slagen wanneer bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Hiervan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een dergelijk uitzonderingsgeval. Verdachte heeft ten tijde van het feit, tegen getuigengezegd dat er niets aan de hand was en dat aangeefster zijn vriendin was. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich bewust is geweest van zijn handelen, en bij anderen wilde doen voorkomen alsof hij met instemming van aangeefster handelde. Dat hij geen enkel inzicht heeft
gehad in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan is dan ook niet gebleken.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18-285090-23
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier met nummer PL-0600-2023488728 van 23 oktober 2023, inhoudende als verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 18-212769-23 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18-285090-23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18-212769-23
hij op 23 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
  • terwijl die [slachtoffer] aan het skeeleren was die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en stevig tegen zich aan heeft gedrukt en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Mooi meisje, mooi T-shirt, je ziet er leuk uit, jij wilt dit ook", en
  • zijn broek heeft geopend en gedeeltelijk heeft laten zakken en
  • die [slachtoffer] in de berm heeft geduwd en,
  • op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen
en zijn, verdachtes, hand voor/tegen de mond en gezicht van die [slachtoffer] heeft gehouden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg en niet om hulp kon roepen en
  • het T-shirt en de bh van die [slachtoffer] heeft weggetrokken en
  • die [slachtoffer] heeft betast en gezoend op haar borst, hals, nek en mond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van 18-285090-23
hij op 21 oktober 2023 te Zwolle, een ambtenaar, bewaarder bij de penitentiaire inrichting Zwolle met dienstnummer [nummer] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met kracht tegen het gezicht/hoofd van die ambtenaar te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 18-212769-23:
poging tot verkrachting;
ten aanzien van parketnummer 18-285090-23:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van parketnummer 18-212769-23
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de stap naar volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet gemaakt kan worden. De officier van justitie beschouwt verdachte met de deskundigen van het [instelling] ook als sterk verminderd toerekeningsvatbaar en dus strafbaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op het door het [instelling] (PBC) opgestelde pro-Justitia rapport, gedateerd 10 februari 2025, opgesteld en ondertekend door J.M. Meijer, psychiater en E.C. Wendt, GZ-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Tijdens de observatieperiode is er (ondanks dwangbehandeling met anti-psychotische medicatie) sprake van een manisch-psychotisch toestandsbeeld, waarvan de ernst fluctueert.
Verdachte is erg druk en energiek, zijn gedrag is ontremd en chaotisch, verdachte vertoont snelle, heftige stemmingswisselingen (van euforie tot dysforie), er is sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag vanuit ontremming, er zijn aanwijzingen voor akoestische hallucinaties (verdachte hoort stemmen) en er is sprake van paranoïde wanen en
grootheidsideëen. De manisch-psychotische ontregeling die in het PBC gezien wordt, komt overeen met het toestandsbeeld dat reeds vanaf het begin van de huidige detentieperiode wordt beschreven. Er is er sprake van een aanhoudende manisch-psychotische decompensatie.
Het manisch-psychotische toestandsbeeld was aanwezig ten tijde van het feit, indien bewezen.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde, waardoor zijn beleving hiervan niet met hem kon worden besproken. Het delictscenario is daarom niet volledig te reconstrueren. Zoals eerder
beschreven was er op het moment van het ten laste gelegde evenwel onmiskenbaar sprake van manisch- psychotische ontregeling, met seksuele ontremming, desorganisatie van het gedrag en impulsiviteit. Het handelen van verdachte werd hierdoor in zeer grote mate bepaald. In algemene zin kan worden gesteld dat bij een manisch-psychotische ontregeling het contact met de realiteit wordt verloren. Het vermogen om weloverwogen, doelgerichte gedragskeuzes te maken is daarbij sterk verstoord. Gedrag wordt bepaald door impulsen en de desorganisatie van gedachten en emoties, waardoor rationele beslissingen moeilijk te nemen zijn.
In het geval van verdachte is onvoldoende zicht gekomen op de inhoud van het denken van verdachte om een direct verband tussen de pathologie van verdachte en het tenlastegelegde aan te kunnen tonen dan wel uit te kunnen sluiten. Geadviseerd wordt de tenlastegelegde poging tot verkrachting tenminste sterk verminderd toe te rekenen, indien bewezen. Onderzoekers sluiten niet uit dat zij, indien het ten laste gelegde wel met verdachte doorgesproken kon worden, geadviseerd zouden hebben dit ten laste gelegde volledig niet toe te rekenen.
Uit de verklaringen van aangeefster en getuigen blijkt dat verdachte zich voorafgaand, tijdens en na het incident op een zodanige manier heeft gedragen dat dit hen deed vermoeden dat hij in een psychose verkeerde. Zo heeft hij na het feit aan de getuigen gevraagd of zij geesten waren en maakte hij op hen een verwarde indruk. Tijdens het politieverhoor op 24 augustus 2023 heeft verdachte op onnavolgbare en ongepaste wijze verklaard en het verhoor is vroegtijdig afgebroken, omdat verdachte stemmen hoorde en in het Papiaments begon te schreeuwen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de strafbare feiten volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn psychische stoornis en dat hij door deze stoornis niet meer in staat was om zijn eigen wil te vormen. De inhoud van het rapport van het [instelling] biedt, ondanks dat de deskundigen een minder vergaande conclusie trekken (nu zij het feit niet met verdachte hebben kunnen bespreken), daarvoor voldoende grondslag. Aldus verklaart de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. Gezien de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, is verdachte niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van parketnummer 18-285090-23
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank komt in de strafmotivering terug op de (verminderde) toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van dit feit.
Strafmotivering en motivering van de maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18-212769-23 primair ten laste gelegd feit en het onder parketnummer 18-285090-23 ten laste gelegd feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 602 dagen, met aftrek van voorarrest, en dat hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. Ten aanzien van parketnummer 18-212769-23 acht de officier van justitie, zoals eerder genoemd, verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar en acht zij verdachte ten aanzien van parketnummer 18-285090-23 verminderd toerekeningsvatbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van beide feiten - gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en voor het verlenen van een zorgmachtiging. Verdachte vindt een terbeschikkingstelling onnodig en te zwaar. Hij is eerder vrijwillig opgenomen geweest en hij vindt dat hij meer thuishoort in de geestelijke gezondheidszorg (ggz).
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18-212769-23 (poging tot verkrachting)
De rechtbank acht de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna ook: tbs met dwangverpleging) noodzakelijk, gelet op het volgende.
De deskundigen van het [instelling] schatten het gevaar voor herhaling van (seksueel) gewelddadig gedrag in als hoog. Zij geven aan dat verdachte een langdurige intensieve behandeling nodig heeft waarbij hij adequate medicamenteuze behandeling en veel structuur geboden krijgt. Gelet op de slechte respons op de behandeling in de detentieperiode, waarbij verdachte na anderhalf jaar nog immer in een psychotisch toestandsbeeld verkeert, is de behandelbaarheid slecht. Er is geen sprake van ziekteinzicht of ziektebesef, waardoor het noodzakelijk is de behandeling gedwongen op te leggen. Gezien het hoge risico op acuut en ernstig geweld is een hoog beveiligingsniveau nodig. Vanwege de benodigde duur van de behandeling en het risico op agressie-incidenten wordt een zorgmachtiging ontoereikend geacht.
De rechtbank is in navolging van de deskundigen van het [instelling] van oordeel dat gezien de ernst van het feit, het hoge recidiverisico op seksueel geweld dat door de gedragsdeskundigen is vastgesteld en het beperkte ziektebesef het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
  • bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
  • op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel tot terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Ten aanzien van parketnummer 18-285090-23 (mishandeling)
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch pro- Justitiarapport d.d. 10 februari 2025 van de deskundigen verbonden aan het [instelling] en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een bewaarder in de PI, waar hij op dat moment in voorlopige hechtenis zat. Hij heeft de bewaarder meerdere keren geslagen, waardoor deze een hersenschudding heeft opgelopen en letsel heeft aan zijn hoofd, nek, arm en elleboog met blijvende klachten. Hij heeft ruim 6 maanden niet kunnen werken.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten, ook tegen beroepsbeoefenaars. De eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat dit feit aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, zoals ook is geadviseerd door de deskundigen in het rapport van het [instelling] van 10 februari 2025. Hoewel verdachte heeft geslagen omdat de bewaarder hem wilde begrenzen hij er naar eigen zeggen “klaar mee was” zal het manisch-psychotische toestandsbeeld van verdachte diens handelen gekleurd hebben, aldus de deskundigen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden, met aftrek van het voor dit feit ondergane voorarrest.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18-212769-23
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 622,28 ter vergoeding van materiële schade en 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd voor de gevorderde materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat benadeelde partij [slachtoffer] de gestelde materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde feit. De vordering, welke niet door verdachte wordt betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18-285090-23
De bewaarder bij de PI Zwolle met dienstnummer [nummer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 969,56 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de materiële schade en gedeeltelijke toewijzing gevorderd van de immateriële schade met een bedrag van 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade is de raadsman van mening dat deze onbegrijpelijk en onredelijk hoog is, ook gelet op vergelijkbare zaken met betrekking tot mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat benadeelde partij, de bewaarder met dienstnummer [nummer] , de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2023.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat die schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde strafbare feit, maar gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden opgelegd zal de rechtbank de gevraagde schadevergoeding matigen naar een bedrag van 3.000,00. De rechtbank zal dit bedrag verhogen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2023. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering alleen nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 242, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18-212769-23 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van dit feit van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart het onder parketnummer 18-285090-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18-212769-23, primaire feit:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 8.122,28,- (zegge: achtduizend honderd tweeëntwintig euro en achtentwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 8.122,28,- (zegge: achtduizend honderd tweeëntwintig euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 7.500,00,- aan immateriële schade en
622,28 aan materiële schade.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Ten aanzien van 18-285090-23:
Wijst de vordering van de benadeelde partij, de bewaarder met personeelsnummer [nummer] , toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan de bewaarder met personeelsnummer [nummer] te betalen:
- het bedrag van 3.969,56,--,- (zegge: drie duizend negenhonderd negenenzestig euro en zesenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de bewaarder met personeelsnummer [nummer] voor het overige niet- ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van de bewaarder met personeelsnummer [nummer] aan de Staat te betalen een bedrag 3.969,56,- (zegge: drie duizend negenhonderd negenenzestig euro en zesenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 969,56 aan materiële schade en 3.000,00 uit immateriële schade.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 49 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en
mr. A.H. Veltkamp, rechters, bijgestaan door mr. J.H. Nieboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2025.
Mr. M.B.W. Venema en mr. A.H. Veltkamp zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.