ECLI:NL:RBNNE:2025:1652

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
18-378323-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor zware mishandeling van de moeder

Op 6 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar moeder op 25 november 2024 in Groningen heeft mishandeld. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 22 april 2025 werd vastgesteld dat de verdachte haar moeder meerdere keren had geslagen en geprobeerd had haar te verstikken door haar trui om haar nek te draaien en haar neus en mond dicht te knijpen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte opzet had op de dood van haar moeder. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de aanklacht, maar achtte de poging tot zware mishandeling en de mishandeling van de moeder wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 330 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak voor behandeling, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.378323.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans verblijvend in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
die [slachtoffer] bij haar trui en/of onder haar keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de trui steeds verder heeft omgedraaid, waardoor de trui steeds strakker om de keel van die [slachtoffer] werd gedrukt, en/of
die [slachtoffer] (vervolgens) door de kamer heeft geduwd en/of getrokken, en/of
( vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten, en/of
( vervolgens) een hand op en/of om de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, terwijl zij, verdachte, gelijktijdig de neus van die [slachtoffer] dichtkneep,
waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • die [slachtoffer] bij haar trui en/of onder haar keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de trui steeds verder heeft omgedraaid, waardoor de trui steeds strakker om de keel van die [slachtoffer] werd gedrukt, en/of
  • die [slachtoffer] (vervolgens) door de kamer heeft geduwd en/of getrokken, en/of
  • ( vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten, en/of
  • ( vervolgens) een hand op en/of om de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, terwijl zij, verdachte, gelijktijdig de neus van die [slachtoffer] dichtkneep,
waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen haar moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer] bij haar trui en/of onder haar keel te pakken en/of (vervolgens) de trui steeds verder om te draaien, waardoor de trui steeds strakker om de keel van die [slachtoffer] werd gedrukt, en/of
  • die [slachtoffer] (vervolgens) door de kamer te duwen en/of te trekken, en/of
  • ( vervolgens) op die [slachtoffer] te zitten, en/of
  • ( vervolgens) een hand op en/of om de mond van die [slachtoffer] te leggen, terwijl zij, verdachte, gelijktijdig de neus van die [slachtoffer] dichtkneep,
waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen haar moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
3. die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd te slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangeefster heeft beschreven hoe verdachte in een explosie van geweld haar trui om haar nek draaide, op haar is gaan zitten en haar mond en neus dichthield. Door dit alles kreeg aangeefster geen lucht meer. Pas toen de politie aanbelde stopte verdachte. De fotos van het letsel en de beschrijving daarvan passen bij het verhaal van aangeefster. De handelingen van verdachte waren zozeer gericht op het benemen van de adem dat zij voorwaardelijk opzet op de dood opleveren. Uit het dossier volgt ook dat aangeefster op haar hoofd is geslagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen moet sprake zijn van (al dan niet voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster. Hoewel de rechtbank vaststelt dat er op verschillende momenten sprake is geweest van meerdere op verstikking gerichte geweldshandelingen, kan gelet op het dossier opzet op de dood van aangeefster niet worden bewezen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar trui steeds strakker om haar nek heeft gedraaid, dat verdachte haar neus heeft dichtgeknepen terwijl zij een hand over haar mond hield en dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen. Het dossier bevat onvoldoende informatie om vast te stellen wat de tijdsduur en intensiteit van deze handelingen is geweest. Daarnaast is gebleken dat deze handelingen telkens werden afgewisseld met andere worstelingen, dat aangeefster op meerdere momenten in staat is geweest om te roepen om hulp en dat zij niet het bewustzijn heeft gelaten. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood.
Feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024323554 d.d. 27 november 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 25 november 2024, was ik thuis op het adres [adres] . Gedurende de dag was mijn dochter [verdachte] daar ook. Ik kwam rond 21.50 uur naar beneden naar de woonkamer. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn trui vastpakte en de trui om mijn nek probeerde te draaien. Ik werd door [verdachte] de hele kamer door geduwd. Ik voelde en zag dat [verdachte] bovenop mij ging zitten. Ik kon hierdoor bijna geen lucht meer krijgen. Terwijl zij op mij zat probeerde ze mijn trui om mijn nek te draaien. Ik kreeg hierdoor geen lucht. Ze duwde mijn mond dicht en kneep ondertussen mijn neus dicht. Ik kon niet ademhalen en voelde mij al helemaal verslappen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster d.d. 26 november 2024, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op het moment dat ze mij bij de trui pakte, pakte ze mij bij de trui vlak onder mijn keel beet. Hierna begon ze de trui met haar hand om te draaien waardoor de trui steeds strakker werd gedraaid en mijn keel steeds dichter werd gedrukt. Ik merkte dat op het moment dat ze de trui vast had gedraaid, dat ik heel veel moeite had om nog adem te halen. Ik merkte dat ik nauwelijks zuurstof binnen kon krijgen. Hierna voelde ik dat ze op mijn hoofd begon te slaan, dit deed ze met een vlakke hand. Ze heeft me minstens zeven keer geslagen op mijn hoofd. Nadat ze me heeft geslagen, merkte ik dat ze haar ene hand op mijn mond legde en met de andere mijn neus dicht kneep. Ze wilde mij op die manier verstikken. Ik merkte dat
ik wederom geen lucht kon krijgen. Ze wisselde dan haar greep door bij mijn keel vast te pakken en mijn keel dicht te knijpen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 25 november 2024, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 25 november 2024 omstreeks 22.10 uur zijn wij naar de [adres] gereden. Wij verbalisanten hoorden een vrouwenstem vanuit de woning schreeuwen: “ik kan niet bij de deur komen, help je smoort me.” Mevrouw [slachtoffer] vertelde dat ze bij de keel was vast gepakt door haar dochter en dat haar dochter haar had geprobeerd te smoren (verstikken). Wij zagen dat mevrouw [slachtoffer] het warm had en dat haar hoofd rood aangelopen was. Wij zagen dat mevrouw [slachtoffer] buiten adem was en dat zij echt aan het bijkomen was. Wij hoorden mevrouw [verdachte] uit haar zelf zeggen dat haar moeder niet kon luisteren en dat zij haar daarom bij de keel had gepakt.
4. Een letselrapportage afkomstig van Forensische Geneeskunde 3Noord d.d. 26 november 2024, opgemaakt door arts drs. J.E. Keizer, afzonderlijk opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 26-11-2024, tijd: 15:45
Beschrijving: Letsel op achterhoofd, links achter de kruin. Een lichte huidverkleuring, geel blauw van kleur. Oppervlakte van 5 cm (horizontaal) bij 4 cm (verticaal). In het verkleurde gebied bevinden zich vele kleine huidbeschadigingen.
Links van de middellijn op het achterhoofd loopt een solitaire verticaal verlopende krasverwoning. De lengte van de kras bedraagt ongeveer 4 cm.
Over de volledige achterzijde van de hals is de huid rood verkleurd.
Gemelde toedracht bij het letsel: Slaan met hand op achterhoofd. Achterzijde nek, knelling door strangulatie door kleding.
Past gemelde toedracht bij letsel: goed.
Beschrijving: Hals voorzijde, boven het "handvat" van het borstbeen, een geel bruin verkleurde schaafverwonding. Daarboven bevindt zich een grote blauw rode huidverkleuring verlopend over de gehele voorzijde van de hals.
Gemelde toedracht bij het letsel: Strangulatie door draaien en trekken aan kleding. Past gemelde toedracht bij letsel: goed.
Beschrijving: Aangezicht, neus. Rechterzijde neusvleugel, neusrug. Rood verkleurde beschadigingen letsel van de huid. Streekvormig verlopend over de neusvleugel, met rond niet scherp begrensde rode verkleuring met een 1/2 cm diameter in het onderste kwart van de neusrug. Op de rechterwang op 1 cm van de neusrug bevindt zich een niet scherpbegrensde rode huidbeschadiging.
Nadere bewijsoverwegingen
Uit de verklaring van aangeefster, het relaas van de ter plaatse gekomen opsporingsambtenaren en de opgemaakte letselrapportage volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte met kracht de trui van aangeefster strak om haar nek heeft gedraaid, de neus van aangeefster heeft dichtgeknepen terwijl zij een hand over haar mond hield en met haar hand de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen.
Aangeefster heeft aangegeven dat zij hierdoor op momenten geen althans minder zuurstof kreeg.
Naar het oordeel van de rechtbank roept dermate fors geweld op de halsstreek, in het bijzonder het meerdere malen dichtknijpen van de keel, naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven. Het halsgebied is immers een kwetsbaar deel van het lichaam. Er bevinden zich vitale bloedvaten en de luchtpijp. Verdachte heeft meerdere keren, op verschillende wijzen, verwurgingshandelingen op de hals van aangeefster uitgeoefend. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarmee de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ook staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte aangeefster meermaals op het achterhoofd heeft geslagen en dat dit bij aangeefster tot letsel heeft geleid. De onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling is daarmee wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
subsidiair. zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [slachtoffer] bij haar trui en onder haar keel heeft gepakt en (vervolgens) de trui steeds verder heeft omgedraaid, waardoor de trui steeds strakker om de keel van die [slachtoffer] werd gedrukt, en
die [slachtoffer] (vervolgens) door de kamer heeft geduwd, en
( vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten, en
- ( ( vervolgens) een hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd, terwijl zij, verdachte, gelijktijdig de neus van die [slachtoffer] dichtkneep,
waardoor zij gedurende enige tijd geen, althans onvoldoende, lucht heeft gekregen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. zij op of omstreeks 25 november 2024 te Groningen haar moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
3. die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair. poging tot zware mishandeling;
mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan 581 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te bevelen. Daarnaast heeft de officier rekening gehouden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid en de omstandigheid dat verdachte gemotiveerd is te werken aan haar problematiek middels een klinische opname.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een strafmaat waarbij het voor verdachte mogelijk is in een kliniek te werken aan haar herstel. De raadsman heeft daarbij benadrukt dat verdachte niet de intentie had het slachtoffer iets aan te doen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van [instelling] d.d. 4 april 2025, het trajectconsult van 20 december 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 februari 2025, de schriftelijke slachtofferverklaring alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling van haar moeder. Zij heeft de lichamelijke integriteit van haar moeder op ernstige wijze geschonden. In een uitbarsting van geweld heeft verdachte op meerdere manieren haar moeder geprobeerd de adem te benemen en haar meermaals op het achterhoofd geslagen. Verdachte is pas gestopt met het geweld op het moment dat de politie op de deur klopte en schreeuwde dat de deur opengedaan moest worden. Het slachtoffer heeft letsel aan de mishandelingen overgehouden, onder meer aan haar hoofd en hals. Deze situatie moet voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend zijn geweest en sterke gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het incident plaatsvond in de eigen woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij enkel herinneringen heeft aan het begin van de ruzie met aangeefster op de avond van het incident, alsmede aan het feit dat zij uiteindelijk vrijwillig met de politie is meegegaan. Van hetgeen zich tussentijds heeft afgespeeld kan zij zich niets herinneren. Tijdens het trajectconsult heeft verdachte verklaard dat de bom in haar hoofd knapte.
Uit het dossier blijkt dat er meerdere meldingen over verdachte bij de politie bekend zijn, waaruit blijkt van een agressieve houding van verdachte, veelal onder invloed van alcohol, gericht op haar moeder. In het dossier bevindt zich geen deskundigenrapport naar de geestesgesteldheid van verdachte, maar uit het meest recente reclasseringsrapport volgt dat sprake lijkt te zijn van een opbouw in ernst van agressiviteit van verdachte. Daarbij zijn er aanwijzingen dat dit voortkomt uit middelen- en persoonlijkheidsproblematiek, trauma- en stressorgerelateerde problematiek en beperkte cognitieve vermogens. Eerdere ambulante behandelingen zijn ontoereikend gebleken om gedragspatronen te doorbreken. De reclassering acht diagnostiek en een klinische behandeling daarom noodzakelijk en schat het recidiverisico in als gemiddeld tot hoog. Ter zitting is gebleken dat verdachte per 24 april 2025 kon worden opgenomen in de [instelling] .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een psychische stoornis die van invloed was op het plegen van die feiten. Daardoor moet verdachte verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Persoon van de verdachte
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Uit het dossier volgt wel dat er bij de politie meerdere meldingen zijn geweest over agressief gedrag van verdachte, veelal in combinatie met middelengebruik. De rechtbank weegt daarnaast mee dat het slachtoffer in haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft aangegeven ervan overtuigd te zijn dat verdachte haar nooit moedwillig pijn heeft willen doen en dat zij passende hulp nodig heeft. Verdachte heeft dit ter zitting ook beaamd. Daarnaast heeft verdachte aangegeven blij te zijn met de klinische hulp die haar nu wordt geboden.
Op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat (poging tot zware) mishandeling in veel verschillende vormen onder verschillende omstandigheden voorkomt. In de landelijke oriëntatiepunten wordt als uitgangspunt voor een voltooide zware mishandeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden genomen, die afhankelijk van de omstandigheden zwaarder of lichter kan uitvallen. Gezien de aard van het door verdachte uitgeoefende geweld en de huiselijke sfeer waarin dit plaatsvond zal de rechtbank een straf opleggen die boven dit uitgangspunt ligt.
Al met al acht de rechtbank het passend een gevangenisstraf op te leggen van 330 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het van belang dat verdachte het recent ingezette klinische traject kan voortzetten en kan werken aan haarzelf en haar relatie met haar moeder. De rechtbank wijkt af van de straf die is geëist door de officier van justitie, nu deze bij de strafeis is uitgegaan van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en de rechtbank dit niet bewezen acht.
Gezien de agressie- en middelenproblematiek van verdachte en de stappen die zij blijkens het reclasseringsrapport te maken heeft, zal de rechtbank een proeftijd opleggen van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten (poging tot zware) mishandeling. Gelet op de ernst van deze feiten, de gerapporteerde agressieproblematiek en het recidiverisico, alsmede de omstandigheid dat de feiten samenhangen met middelenproblematiek, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 330 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich zal melden bij de [instelling] en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt zal laten opnemen in de [instelling] , althans een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, door de reclassering te bepalen. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat veroordeelde zich inspant zich voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. M.O. Thijsen, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 mei 2025.
Mr. Thijsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.