ECLI:NL:RBNNE:2025:1664

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11612286 \ VV EXPL 25-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetaling tijdens ziekte bij nul-urencontract en uitleg cao

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Stichting KwadrantGroep. [eiseres], werkzaam als helpende bij KwadrantGroep op basis van een nul-urencontract, vorderde loondoorbetaling tijdens ziekte. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] recht had op doorbetaling van haar salaris, omdat zij gemiddeld 18 uur per week werkte voordat zij ziek werd. KwadrantGroep had zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] alleen aanspraak kon maken op loon tijdens ziekte indien zij een beroep deed op het rechtsvermoeden en een contract met vaste arbeidsomvang accepteerde. De kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat op grond van artikel 7:629 BW [eiseres] recht had op loondoorbetaling, omdat zij arbeid zou hebben verricht indien de ziekte niet was opgetreden. De kantonrechter stelde vast dat KwadrantGroep een onjuiste uitleg gaf aan de cao-bepaling over loondoorbetaling tijdens ziekte. De vordering van [eiseres] werd grotendeels toegewezen, met uitzondering van het loon over februari 2024, dat zij al had ontvangen. KwadrantGroep werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, wettelijke verhoging en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 11612286 \ VV EXPL 25-17
Vonnis in kort geding van 6 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. T.T. Robijn,
tegen
STICHTING KWADRANTGROEP,
te Drachten,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: KwadrantGroep,
gemachtigde: mr. M. Broeders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties 7 en 8 van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 22 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- de pleitnota van [eiseres].

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiseres] werkte bij KwadrantGroep als helpende. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg van toepassing. [eiseres] vordert loondoorbetaling tijdens ziekte. Zij had een nul-urencontract, maar werkte voorafgaand aan haar ziekte gemiddeld 18 uur per week. KwadrantGroep heeft, met een beroep op de toelichting behorende bij de cao, zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] alleen aanspraak kon maken op loon tijdens ziekte, als zij een beroep deed op het rechtsvermoeden èn zij dan een contract met vaste arbeidsomvang accepteerde, alsmede de bijbehorende re-integratieverplichtingen. De kantonrechter verwerpt dit verweer van KwadrantGroep. Op grond van artikel 7:629 BW kan [eiseres] aanspraak maken op doorbetaling van loon tijdens ziekte omdat ze arbeid zou hebben verricht indien de ziekte niet was opgetreden èn omdat zij ook met terugwerkende kracht een beroep kan doen op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. KwadrantGroep hanteert een onjuiste uitleg van de cao-bepaling over loondoorbetaling tijdens ziekte.

3.De feiten

3.1.
KwadrantGroep is een zorgorganisatie die zich richt op ouderenzorg, thuiszorg, revalidatie en welzijnsdiensten. KwadrantGroep biedt ondersteuning aan senioren om hen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen en zij biedt daarnaast gespecialiseerde zorg in zorgcentra en verpleeghuizen.
3.2.
[eiseres] is sinds 4 april 2022 werkzaam geweest bij KwadrantGroep als helpende, aanvankelijk als vrijwilligster en vanaf 1 juli 2022 op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die zijn verlengd tot en met 31 december 2024. [eiseres] was werkzaam op basis van een zogenaamd nul-urencontract.
3.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (hierna de cao) van toepassing. Artikel 7.2.1. van de cao luidt:
7.2.1
Loondoorbetaling tijdens de eerste 104 weken ziekte
1. Als je ziek bent, moet je je houden aan een aantal (wettelijke) voorschriften. De werkgever informeert je over deze voorschriften.
2. Als je ziekt bent, wordt je loon tijdens ziekte zoals bedoeld in dit artikel in de eerste 52 weken voor 100% doorbetaald. In de daarop volgende 52 weken ontvang je 70% van je loon tijdens ziekte met als minimum het wettelijke minimum (jeugd)loon.
3. De definitie van loon tijdens ziekte luidt als volgt:
De som van het maandsalaris dat je ontvangt op het moment dat je ziek wordt en de overige structurele loonbestanddelen. (…..) De hoogte van de structurele loonbestanddelen wordt berekend over het gemiddelde van de laatste zes maanden voordat je ziek werd.
3.4.
Op 2 februari 2024 heeft [eiseres] zich ziek gemeld in verband met een operatie die ze aan haar schouder moest ondergaan.
3.5.
KwadrantGroep heeft over de periode 2 februari 2024 tot en met 31 augustus 2024 aan [eiseres] slechts salaris betaald over de periodes waarin [eiseres] was ingeroosterd. [eiseres] heeft deze periodes niet (steeds) gewerkt.
3.6. (
De gemachtigde van) [eiseres] heeft in genoemde periode meerdere malen verzocht om loondoorbetaling. KwadrantGroep heeft dat geweigerd. Eerst met ingang van 1 september 2024 heeft KwadrantGroep ingestemd met een loondoorbetaling aan [eiseres] op basis van 18 uur per week. KwadrantGroep heeft daarbij de arbeidsovereenkomst van [eiseres] omgezet naar een arbeidsovereenkomst met een arbeidsomvang van 18 uur per week.
3.7.
De arbeidsovereenkomst is 31 december 2024 geëindigd.
4. Het geschil
in conventie
4.1.
[eiseres] vorder bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, KwadrantGroep te veroordelen:
(i) tot betaling aan [eiseres] van het salaris van € 1.219,50 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 2 februari 2024 tot en met 31 augustus 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
(ii) tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de bedragen onder punt (i) van dit petitum, tot aan de dag der algehele voldoening;
(iii) tot betaling van de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
(iv) tot betaling van de nakosten van dit geding, een bedrag aan nakosten in de zin van artikel 237 lid 4 Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een zodanig tijdstip als de kantonrechter zal vernemen naar behoren, tot aan de dag van volledige voldoening.
4.2.
Kwadrantgroep voert verweer. Kwadrantgroep concludeert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
[eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair
De vorderingen van [eiseres] af te wijzen.
Meer subsidiair
I. Te bepalen dat de reeds door KwadrantGroep betaalde bedragen aan [eiseres] in mindering wordt gebracht op de vordering van [eiseres].
II. De wettelijke verhoging af te wijzen dan wel te matigen tot nihil dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen percentage.
Zowel primair, subsidiar als meer subsidiair
[eiseres] te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
KwadrantGroep vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 2.146,67 bruto binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis.
II. [eiseres] te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
4.5.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van KwadrantGroep.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat met de aard van de vordering het spoedeisend belang is gegeven. KwadrantGroep betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering gelet op het tijdsverloop tussen het eerste moment waarop de gemachtigde verhinderdata heeft opgevraagd bij de gemachtigde van KwadrantGroep voor het aanhangig maken van een kort geding (september 2024) en het moment waarop er opnieuw verhinderdata zijn gevraagd (maart 2025). Dit enkele tijdsverloop betekent echter niet dat [eiseres] thans geen spoedeisend belang meer zou hebben bij haar vorderingen omdat zij het inkomen nodig heeft om te voorzien in haar levensonderhoud. Niet is gebleken dat [eiseres] een andere bron van inkomsten heeft.
5.3.
Het geschil betreft de vraag of [eiseres] tijdens haar ziekte recht heeft op loondoorbetaling. Het gaat in daarbij om de periode 2 februari 2024 tot en met 31 augustus 2024. De kantonrechter is van oordeel dat met grote mate van zekerheid vaststaat dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Het gaat in deze zaak om de toepassing van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de uitleg van artikel 7.1.2. van de cao.
5.5.
De kern van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dat het risico van loonderving als gevolg van ziekte gedurende 104 weken voor rekening van de werkgever komt. Artikel. 7:629 BW geldt ook voor de werknemer met een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:628a lid 9 BW (arbeidssituaties, waarbij vooraf geen zekerheid bestaat op welke tijdstippen arbeid zal worden verricht en voor hoelang). Hieronder valt ook het nul-urencontract. Ontbreekt een vaste arbeidsomvang en raakt de oproepkracht arbeidsongeschikt, dan zal hij niet (meer) worden opgeroepen/ingeroosterd. Voor de vraag of aanspraak bestaat op loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, is beslissend of de werknemer arbeid zou hebben verricht indien de ziekte niet was opgetreden. De oproepkracht kan ook een beroep doen op het rechtsvermoeden arbeidsomvang dat is neergelegd in artikel 7:610b BW en daarop zijn aanspraak op loon tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte baseren.
5.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiseres] tot het moment dat zij wegens ziekte uitviel voor (gemiddeld) 18 uur per week werkzaam was en evenmin dat zij vanaf 2 februari 2024 voor (gemiddeld) 18 uur per week zou zijn ingeroosterd indien zij niet zou zijn uitgevallen wegens ziekte. Bovendien heeft [eiseres] steeds aanspraak gemaakt op doorbetaling tijdens ziekte berekend over het gemiddeld aantal uren gedurende de laatste zes maanden voordat zij ziek was, oftewel op het rechtsvermoeden met betrekking tot de arbeidsomvang. Dat [eiseres] daarbij niet letterlijk heeft gemeld dat zij een beroep deed op het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang als bedoeld in artikel 7:610b BW, maakt dat niet anders, nu immers ook KwadrantGroep steeds van een gelijke arbeidsomvang uitging. Bovendien kan ook met terugwerkende kracht een beroep worden gedaan op het rechtsvermoeden als bedoeld in artikel 7:610b BW. Uit het voorgaande vloeit voort dat [eiseres] op grond van het bepaalde in artikel 7:629 BW aanspraak heeft op doorbetaling van haar salaris zoals zij dat ontving op het moment dat zij ziek werd, zijnde het salaris uitgaande van voormelde 18 uur per week, ook over de periode 2 februari tot en met 31 augustus 2024.
5.7.
De kantonrechter volgt KwadrantGroep dan ook niet in haar verweer dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op loondoorbetaling tijdens ziekte omdat zij niet heeft ingestemd met, of verzocht heeft om een vaste arbeidsomvang, met de daarbij behorende contractswijziging en re-integratieverplichtingen. Noch de wet, noch de tekst van de cao, ondersteunen een dergelijke uitleg.
5.8.
Artikel 7.1.2. van de cao bepaalt dat de werknemer loon tijdens ziekte ontvangt. Dit loon bestaat uit de som van het maandsalaris dat de werknemer ontvangt op het moment dat deze ziek wordt en de overige structurele loonbestanddelen. De kantonrechter wijst er daarbij op dat de cao geen separate regeling meer kent voor loon bij ziekte/arbeids- ongeschiktheid voor werknemers met een flexibel aantal uren. Tot 1 juli 2022 was een dergelijke regeling er wel voor werknemers met een min/max contract, waarbij in principe werd uitgegaan van het gemiddelde salaris over de drie maanden of drie perioden voorafgaand aan de maand of periode waarin de werknemer ziek was geworden. Dat met de cao een wijziging is beoogd ten nadele van de werknemer met een flexibel contract, is niet gesteld of gebleken.
5.9.
Anders dan KwadrantGroep meent volgt uit artikel 7.1.2. van de cao niet dat zij slechts gehouden is het loon tijdens ziekte door te betalen indien de werkneemster uitdrukkelijk een beroep doet op het rechtsvermoeden en een wijziging van haar arbeidsovereenkomst aanvaard. Dat volgt niet uit de tekst van artikel 7.1.2. lid 3 van de cao. Dat artikel bepaalt slechts dat de werknemer tijdens ziekte het loon ontvangt dat overeenkomt met het salaris dat hij ontving op het moment dat hij ziek werd en de overige structurele loonbestanddelen. Dit is ook in overeenstemming met de strekking van artikel 7:629 BW. KwadrantGroep legt naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte een koppeling met de definitie van salaris in bijlage 2 van de cao, waarin wordt verwezen naar de contractuele arbeidsduur, en hanteert daarmee naar het oordeel van de kantonrechter een onjuiste uitleg van de desbetreffende cao-bepaling over loondoorbetaling tijdens ziekte. In dit geval gaat het immers niet om de contractuele arbeidsduur, maar om het maandsalaris dat [eiseres] steeds ontving, al dan niet gebaseerd op het rechtsvermoeden met betrekking tot de arbeidsomvang.
5.10.
Ook de door de werkgever overgelegde toelichting op artikel 7.1.2 lid 3 van de cao ondersteunt het standpunt van de werkgever niet. De toelichting is een interne instructie voor HR en leidinggevenden binnen de KwadrantGroep. De toelichting maakt geen onderdeel uit van de cao en KwadrantGroep kan daaraan geen rechten ontlenen. De toelichting is ook dermate onduidelijk dat KwadrantGroep daar ook daarom geen rechten aan kan ontlenen. In ieder geval volgt uit die toelichting niet dat de werknemer uitsluitend aanspraak kan maken op doorbetaling van loon tijdens ziekte indien hij een (formeel) beroep doet op het rechtsvermoeden en een gewijzigde arbeidsovereenkomst aanvaard. Dat op de werkgever onder omstandigheden een verplichting rust om een arbeidsovereenkomst van een bepaalde omvang aan te bieden aan werknemer houdt niet één op één de verplichting in voor de werknemer om dat aanbod te aanvaarden.
5.11.
De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat Koers recht had op loon tijdens ziekte en dat KwadrantGroep zich niet als goed werkgever heeft gedragen door daar voorwaarden aan te verbinden.
5.12.
Een en ander staat los van de vraag in hoeverre op [eiseres] re-integratieverplichtingen rustten. Dat zij de verplichtingen had, is door [eiseres] niet betwist. Dat zij niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, zoals KwadrantGroep stelt, is niet gebleken. Zo is onweersproken dat [eiseres] tijdens haar ziekte nog diensten heeft gedraaid op verzoek van een medewerker van KwadrantGroep. Bovendien is voor de beoordeling van de vraag of [eiseres] aanspraak kan maken op doorbetaling van haar loon niet relevant of en in hoeverre [eiseres] aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Daarvoor heeft de werkgever andere sanctiemaatregelen.
5.13.
[eiseres] vordert een bedrag van € 1.219,50 bruto per maand, maar uit de inhoud van de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie blijkt dat zij reeds een aantal bedragen heeft ontvangen. [eiseres] heeft dit ook niet betwist. Uit die gegevens blijkt dat [eiseres] over de maand februari 2024 een bedrag van € 1.447,82 bruto (te vermeerderen met 8% vakantiebijslag) heeft ontvangen. De vordering met betrekking tot het loon over de maand februari 2024 zal de kantonrechter daarom afwijzen, nu zij over die maand kennelijk haar loon heeft ontvangen. Over de maanden maart tot en met augustus 2024 heeft KwadrantGroep in totaal € 2.146,67 bruto aan [eiseres] betaald. Ook dit heeft [eiseres] niet betwist. Dit bedrag zal daarom in mindering worden gebracht op het toe te wijzen bedrag.
5.14.
De wettelijke verhoging zal, gelet op de omstandigheden van het geval, worden gematigd tot 15%. Het feit dat KwadrantGroep, met name op basis van de toelichting bij de cao, een andere uitleg heeft gegeven aan artikel 7.1.2. van de cao, rechtvaardigt een matiging van de gevorderde wettelijke verhoging.
5.15.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
5.16.
Kwadrantgroep is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.829,04
5.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
5.18.
KwadrantGroep vordert in reconventie terugbetaling van de aan [eiseres] betaalde bedragen omdat [eiseres] volgens KwadrantGroep ten onrechte tijdens ziekte diensten in het systeem heeft laten zetten, waardoor zij ten onrechte salaris heeft ontvangen.
5.19.
Gelet op de overwegingen in conventie, zal de tegenvordering van KwandrantGroep worden afgewezen. Van onverschuldigd gedane betalingen omdat [eiseres] wel was ingeroosterd maar niet heeft gewerkt, is immers niet gebleken. KwadrantGroep was ook zonder die inroostering het loon aan [eiseres] verschuldigd. Overigens blijkt uit de door [eiseres] overgelegde stukken genoegzaam dat zij over de inroostering contact heeft gehad met het management van KwadrantGroep zodat evenmin is gebleken van een onterechte inroostering..
5.20.
KwadrantGroep is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
407,00
(factor 0,5 × 814,00)
Totaal
407,00

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt KwadrantGroep tot € 1.219,50 per maand over de periode 1 maart 2024 tot en met 31 augustus 2024, te vermeerderen met vakantiebijslag en eindejaarsuitkering, waarop in mindering strekt een bedrag van in totaal € 2.146,67 bruto,
6.2.
veroordeelt KwadrantGroep tot betaling van de wettelijke verhoging van 15% over het onder 6.1. genoemde bedrag,
6.3.
veroordeelt KwadrantGroep tot betaling van de wettelijke rente over de onder 6.1. en 6.2. genoemde bedragen, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt KwadrantGroep in de proceskosten van € 1.829,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.5.
veroordeelt Kwadrantgroep tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van KwadrantGroep af,
6.8.
veroordeelt Kwadrantgroep in de proceskosten van € 407,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.9.
veroordeelt Kwadrantgroep tot betaling van de kosten van betekening als Kwadrantgroep niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.1. tot en met 6.5.en onder 6.8. en 6.9. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Sleeswijk Visser en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.
c. 471