ECLI:NL:RBNNE:2025:1752

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
KL 11069370 \ CV EXPL 24-2340 (T)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst door oneerlijke handelspraktijk bij verkoop motorjacht

In deze zaak hebben eisende partijen, die een motorjacht hebben gekocht van Boarnstream, de vernietiging van de koopovereenkomst gevorderd. Zij stellen dat in de koopovereenkomst ten onrechte is vermeld dat het jacht CE-gecertificeerd was, terwijl dit niet het geval was. De kantonrechter oordeelt dat de koopovereenkomst als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk door Boarnstream moet worden vernietigd. De eisende partijen vorderen ook schadevergoeding en terugbetaling van de koopsom. Boarnstream betwist de oneerlijke handelspraktijk en stelt dat het jacht wel gecertificeerd was, maar dat de administratieve afhandeling niet correct was. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partijen voldoende hebben aangetoond dat zij door de oneerlijke handelspraktijk zijn beïnvloed in hun aankoopbeslissing. De vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst wordt toegewezen, en Boarnstream wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. De zaak wordt naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 11069370 \ CV EXPL 24-2340
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van

1.[A] ,

te [woonplaats] ),
2.
[B],
te [woonplaats] ),
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] ,
gemachtigde: mr. G. Hoek,
tegen

1.BOARNSTREAM YACHTS B.V.,

te Jirnsum,
2.
JACHTWERF DE BOARNSTREAM B.V.,
te Jirnsum,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen te noemen: Boarnstream c.s.
en afzonderlijk te noemen: Boarnstream en Jachtwerf,
gemachtigde: mr. J.C. Klompé.

1.De kern van de zaak

in conventie
1.1.
[eisende partijen] hebben een motorjacht gekocht van Boarnstream, dat door haar zustervennootschap Jachtwerf is gebouwd. Zij willen in de eerste plaats dat de koopovereenkomst vernietigd wordt en de koopsom wordt terugbetaald, onder meer omdat volgens hun sprake is geweest van een oneerlijke handelspraktijk bij de verkoop van het jacht. In de koopovereenkomst is namelijk vermeld dat het jacht CE-gecertificeerd was, terwijl dat toen niet zo was. Zij willen ook hun onkosten vergoed hebben van Boarnstream c.s. Zij verwijten bovendien zowel Boarnstream als Jachtwerf dat deze onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Zij vorderen daarom ook schadevergoeding. Boarnstream betwist dat de koopovereenkomst het gevolg is van een oneerlijke handelspraktijk. Het jacht was al wel gekeurd, maar het certificaat was nog niet afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat de koopovereenkomst het gevolg is van een oneerlijke handelspraktijk door Boarnstream. De koopovereenkomst zal daarom bij eindvonnis worden vernietigd. Dat betekent dat Boarnstream de koopprijs moet terugbetalen.
1.2.
Voor wat betreft de bedragen die [eisende partijen] verder van Boarnstream vordert wordt de zaak naar de rol verwezen zodat partijen hierop verder kunnen ingaan. Dit geldt alleen voor de zaak tegen Boarnstream, want de kantonrechter vindt dat Jachtwerf niet onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering tegen Jachtwerf zal daarom bij eindvonnis worden afgewezen.
in reconventie
1.3.
Boarnstream heeft zelf ook vorderingen ingesteld. Voor het geschilpunt over de beslaglegging zal de zaak naar de rol worden verwezen voor aktes. De vordering van Boarnstream over waardevermindering van het schip zal bij eindvonnis worden afgewezen omdat daarvoor geen grondslag bestaat. Aan de beoordeling van de andere vorderingen wordt niet toegekomen omdat niet aan de voorwaardes waaronder deze zijn ingesteld is voldaan.

2.De procedure

2.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2024
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van 19 september 2024 met producties van [eisende partijen]
- het bericht van 24 september 2024 met producties van Boarnstream c.s.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 september 2024
- de brief van 23 oktober 2024 van Boarnstream c.s.
- de brief van 25 oktober 2024 van [eisende partijen]
- de brief van 7 november 2024 van Boarnstream c.s.
- de brief van 8 november 2024 van [eisende partijen]
- de brief van 25 november 2024 van [eisende partijen]
2.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 22 november 2024 [1] , waarin is beslist dat in kantonzaken deze verwijzing niet mogelijk is, is de behandeling van de zaak enkelvoudig voortgezet.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Verzoeken om aanpassing van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling

3.1.
Boarnstream c.s. hebben bij brief van 23 oktober 2024 om aanvulling van het proces-verbaal gevraagd. De gewenste aanvulling betreft de eerste alinea van hetgeen mevrouw [C] ter zitting heeft gezegd. Deze houdt in dat mevrouw [C] heeft benadrukt dat de vorige eigenaar van het schip, de heer [D] , gedurende het ene seizoen dat hij het schip in eigendom had meer dan 300 uur met het schip heeft gevaren, hetgeen volgens mevrouw [C] ongebruikelijk veel is. Aangezien [eisende partijen] bij brief van 25 november 2024 hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de aanvulling van Boarnstream c.s., wordt het proces-verbaal bij deze in die zin aangepast.
3.2.
[eisende partijen] hebben bij brief van 25 oktober 2024 een (groot) aantal opmerkingen bij het proces-verbaal gemaakt en ook gevraagd om aanpassing. Boarnstream c.s. hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter overweegt dat een proces-verbaal een zakelijke weergave is van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door en namens partijen naar voren is gebracht. Het is geen letterlijk verslag van de mondelinge behandeling. Ten aanzien van de gemaakte opmerkingen wordt in het bijzonder het volgende overwogen:
  • Pagina 2, laatste alinea, 18e regel: in plaats van de zin: ‘ISO-normen zijn echter wel degelijke wettelijke vereisten.’ zou volgens [eisende partijen] het volgende gezegd zijn: ‘ISO-normen zijn in dit geval echter wel degelijk tot de facto wettelijke vereisten verheven omdat Boarnstream c.s. in haar verklaring de conformiteit met bijna alle essentiële eisen heeft gewaarborgd door toepassing van de ISO-normen. Daarom heeft de heer [H] het jacht tijdens zijn inspectie aan de in de verklaring opgenomen ISO-normen getoetst.’ Deze voorgestelde, uitgebreidere versie van de zin volgt niet uit de aantekeningen van de griffier. Gelet daarop en vanwege het bezwaar van Boarnstream c.s. tegen de voorgestelde wijziging, zal de zin niet worden aangevuld. Wel wordt het woord ‘degelijke’ bij deze gewijzigd in ‘degelijk’ omdat dit een kennelijke verschrijving betreft.
  • Pagina 3, laatste alinea, 12e regel: in deze zin wordt het woord ‘de’ toegevoegd, omdat dit woord per abuis ontbreekt.
  • Pagina 7, eerste alinea, 19e regel: volgens [eisende partijen] moeten de twee zinnen vanaf deze regel als volgt worden gewijzigd: ‘Boarnstream c.s. bouwen een beperkt aantal individuele vaartuigen op basis van één ontwerptype. Ze moeten dus vaak ontwerpen laten goedkeuren en hebben daardoor een constante relatie met ECB.’ De kantonrechter past het proces-verbaal bij deze in die zin aan, omdat uit de context van de desbetreffende passage in het proces-verbaal volgt dat de heer Termote dit inderdaad op de aangegeven wijze heeft gezegd.
  • Pagina 8, eerste alinea, 9e regel: in deze zin wordt het woord ‘CE-certificering’ op verzoek van [eisende partijen] gewijzigd in ‘CE-markering en verklaring van conformiteit’, omdat uit de context van hetgeen door en namens [eisende partijen] ter zitting is verklaard volgt dat die termen inderdaad zijn genoemd.
3.3.
De overige opmerkingen van [eisende partijen] bij het proces-verbaal verschillen in de kern niet van hetgeen al in het proces-verbaal is opgenomen of betreffen verwijzingen naar wetsartikelen en kleine aanvullingen die niet uit de aantekeningen van de griffier volgen. Gelet daarop en vanwege het bezwaar van Boarnstream c.s. tegen de voorgestelde aanpassingen, zullen die aanpassingen niet worden overgenomen in het proces-verbaal.

4.De feiten

4.1.
Jachtwerf bouwt boten, die door haar zustervennootschap Boarnstream worden verkocht. De vennootschappen hebben dezelfde dagelijkse leiding en hetzelfde bestuur.
4.2.
In 2020 heeft Jachtwerf onder meer een jacht gebouwd met bouwnummer TR46.01. Het jacht heeft een romplengte van 13,97 meter. Het gaat om een jacht van het type 'Boarncruiser 46 Traveller' en de naam luidt ‘Ernest’ (verder: het jacht).
4.3.
Het jacht is in november 2020 door Boarnstream verkocht aan de heer [D] , die het jacht eind 2021 weer bij Boarnstream heeft ingeruild.
4.4.
[eisende partijen] hebben op 9 maart 2022 voor particulier gebruik het jacht gekocht van Boarnstream voor een koopsom van € 898.049,00.
4.5.
Op de koopovereenkomst, getiteld: ‘Sales Contract’, tussen Boarnstream en [eisende partijen] (hierna: de koopovereenkomst) zijn de 'HISWA Algemene aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden' van toepassing verklaard. In de koopovereenkomst is verwezen naar de verkoopbrochure van het jacht, die aan de koopovereenkomst is gehecht. Op de voorpagina van de koopovereenkomst is vermeld dat het jacht wordt verkocht ‘in accordance tot the specification list (sales brochure), attached to this contract.’ In de verkoopbrochure is onder meer het volgende opgenomen:
CE-category B
4.6.
Per e-mail van 29 maart 2022 heeft Boarnstream een nieuwe koopovereenkomst aan [eisende partijen] gestuurd, waarin onder meer de koopprijs nader is vastgesteld op € 857.021,00.
4.7.
[eisende partijen] hebben per e-mail van 6 april 2022 aan Boarnstream verzocht om hen onder meer de conformiteitsverklaring van het jacht en een kleurenfoto van de CE-markering toe te sturen ten behoeve van de registratie van het jacht in België.
4.8.
Op 8 april 2022 heeft de levering van het jacht door Boarnstream aan [eisende partijen] plaatsgevonden.
4.9.
Boarnstream heeft per e-mail van 26 april 2022 het volgende aan [eisende partijen] geschreven:
Bijgaand 2 foto’s van het zogenaamde bouwers plaatje welke nieuw gemonteerd is binnen in het schip.
De documenten voor de CE verklaring hoop ik volgende week binnen te hebben.
4.10.
Nadat [eisende partijen] per e-mail van 5 mei 2022 opnieuw hadden verzocht om de conformiteitsverklaring, heeft Boarnstream hierover per e-mail van 5 mei 2022 het volgende aangegeven:
Het CE document moeten wij ontvangen van de keuringsinstantie die deze documentatie uitgeeft. Er is een wijziging geweest, waardoor het CE document door hun opnieuw wordt gegeneerd. Hier is helaas het wachten op.
(…)
Ik begrijp dat het erg vervelend is en dat u graag van te voren alles geregeld wilt hebben, maar het wachten is op de volledige documenten van de CE met opgelegde normen/ISO. Wij hebben vanochtend nogmaals de vraag bij de certificeringsinstantie neergelegd om dit met voorrang te behandelen.
4.11.
Per e-mail van 20 mei 2022 heeft Boarnstream de conformiteitsverklaring van het jacht aan [eisende partijen] gestuurd. De conformiteitsverklaring is afgegeven door Jachtwerf. In de verklaring is European Certification Bureau Nederland B.V. (hierna: ECB) vermeld als instantie (‘Notified Body’) die het ontwerp en de constructie van het jacht heeft beoordeeld. De modules B+C zijn aangevinkt als modules die voor die beoordeling zijn gebruikt.
4.12.
Nadat het jacht na oplevering nog enige tijd bij Boarnstream c.s. had gelegen voor een aantal werkzaamheden, zijn [eisende partijen] in juni 2022 met het jacht gaan varen in aanwezigheid van een instructeur van Beter Varen. In de daaropvolgende periode is tussen partijen discussie ontstaan over de vraag of er sprake is van non-conformiteit van het schip. [eisende partijen] hebben naar aanleiding van de door hen ondervonden klachten drie deskundigen geraadpleegd: de heer [E] van [E] Jachtservice, de heer [F] van [F] B.V. en de heer [H] van [H] Jacht & ScheepsExperts.
4.13.
ECB heeft het CE-certificaat (type-goedkeuring) voor het jacht op 24 september 2022 afgegeven aan Boarnstream.
4.14.
Op 19 februari 2024 hebben [eisende partijen] , na daartoe op 15 februari 2024 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, conservatoir derdenbeslag doen leggen onder ABN AMRO Bank ten laste van Boarnstream. De vordering is hierbij begroot op een bedrag van € 1.212.699,60 (inclusief rente en kosten). Het verlof was mede verleend voor beslaglegging onder ING Bank en Rabobank. Bij deze laatste twee banken heeft het beslag echter geen doel getroffen.
4.15.
Op 28 februari 2024 heeft Boarnstream [eisende partijen] gedagvaard in kort geding en primair opheffing van het beslag gevorderd. Boarnstream heeft ten behoeve van de zitting in kort geding aanvullende producties overgelegd, waaronder het CE-certificaat van het jacht met bijlagen. [eisende partijen] hebben hierdoor ontdekt dat het CE-certificaat op 24 september 2022 is afgegeven.
4.16.
Bij vonnis van 14 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de vordering van [eisende partijen] waarvoor onder ABN AMRO Bank beslag was gelegd, herbegroot op € 175.000,00 (inclusief rente en kosten) en [eisende partijen] geboden om het beslag op te heffen tegen verstrekking van een bankgarantie door Boarnstream. De voorzieningenrechter heeft hiertoe overwogen dat [eisende partijen] al voor een groot deel over zekerheid beschikt in de vorm van het jacht en het bovendien ‘nog maar zeer de vraag is’ of alle schadeposten wel voor toewijzing in aanmerking komen.

5.Het geschil

in conventie
5.1.
[eisende partijen] vorderen na wijziging van eis en voor zover van belang:
Primair
1. vernietiging van het Sales Contract,
2. Boarnstream en Jachtwerf De Boarnstream hoofdelijk althans afzonderlijk te veroordelen tot betaling van € 850.626,00 terzake de koopprijs van het jacht en thans € 150.869,00 terzake schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van betaling door [eisende partijen] , althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag van betaling aan [eisende partijen] ,
(…)
In alle gevallen
3. Boarnstream te veroordelen in de beslagkosten van € 6.250,98, althans € 2.507,98, in beide gevallen vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van betaling aan [eisende partijen] ,
4. Boarnstream en Jachtwerf De Boarnstream hoofdelijk althans afzonderlijk te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten vooraf (voorwaardelijk) te begroten op € 178,00 zonder betekening, dan wel € 270,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, dan wel, voor zover het gaat om de kosten van betekening van het vonnis, vanaf veertien dagen na die betekening,
een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
5.2.
Boarnstream c.s. voeren verweer. Boarnstream c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partijen] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partijen] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partijen] in de kosten van deze procedure.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
5.4.
Boarnstream c.s. vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eisende partijen] te veroordelen om aan Boarnstream te voldoen € 21.357,50 aan vergoeding van kosten veroorzaakt door onrechtmatige beslaglegging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de conclusie van antwoord in conventie,
2. voorwaardelijk, voor het geval de vorderingen van [eisende partijen] in de hoofdzaak geheel of grotendeels worden afgewezen, [eisende partijen] te veroordelen in de kosten die Boarnstream heeft moeten maken voor het verstrekken van vervangende zekerheid ad € 1.606,68, te vermeerderen met € 291,76 per maand vanaf 18 juli 2024, alsmede met de wettelijke rente daarover vanaf de betaaldata,
3. voorwaardelijk, voor het geval de vorderingen van [eisende partijen] tot vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst worden toegewezen, [eisende partijen] te veroordelen in vergoeding van de waardevermindering van het schip vanaf 7 maart 2024 tot en met de datum van terugleveren aan Boarnstream,
4. voorwaardelijk, voor het geval Boarnstream wordt veroordeeld om
garantiewerkzaamheden aan het schip te verrichten, te bepalen dat [eisende partijen] het schip voor herstel van garantiegebreken aan de werf van Boarnstream c.s. dient af te leveren,
5. [eisende partijen] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen nakosten, een en ander te begroten conform het liquidatietarief.
5.5.
[eisende partijen] voeren verweer. [eisende partijen] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Boarnstream c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Boarnstream c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van Boarnstream c.s. in de kosten van deze procedure.
5.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
De Nederlandse rechter is bevoegd
6.1.
Deze kwestie heeft een internationaal karakter, omdat [eisende partijen] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst woonplaats hadden in Ierland en ten tijde van het dagvaarden in Portugal en Boarnstream c.s. gevestigd zijn in Nederland. De kantonrechter moet daarom, ook ambtshalve, beoordelen of zij rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is bij de beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie.
6.2.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden vastgesteld aan de hand van de bevoegdheidsregels die zijn neergelegd in de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken nr. 1215/2012 van 12 december 2012 (hierna: Brussel I bis). Op grond van artikel 4 juncto artikel 63 Brussel I bis komt de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht toe in conventie, omdat Boarnstream c.s. zijn gevestigd in Nederland. Ten aanzien van de vorderingen jegens Boarnstream geldt nog dat op grond van artikel 18 Brussel I bis de rechtsvordering van consumenten als [eisende partijen] kunnen worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consumenten woonplaats hebben of voor het gerecht van de lidstaat waarin Boarnstream gevestigd is. [eisende partijen] hebben voor laatstgenoemde mogelijkheid gekozen. De Nederlandse rechter heeft dan ook rechtsmacht in conventie, zowel ten aanzien van de vorderingen jegens Boarnstream als ten aanzien van de vorderingen jegens Jachtwerf.
6.3.
Artikel 8 lid 3 Brussel I bis bepaalt dat de rechter die rechtsmacht heeft ten aanzien van de vorderingen in conventie, ook bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie, mits die vorderingen voortvloeien uit dezelfde overeenkomst of rechtsfeiten waarop de conventionele vorderingen zijn gebaseerd. Dat is hier het geval. De Nederlandse rechter heeft dus ook rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen in reconventie.
In principe is Nederlands recht van toepassing
6.4.
Het toepasselijke recht in conventie ten aanzien van de verbintenissen uit overeenkomst moet worden vastgesteld aan de hand van de Verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst nr. 593/2008 van 17 juni 2008 (hierna Rome I). Op grond van artikel 6 lid 1 Rome I wordt de consumentenovereenkomst beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat was in dit geval ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst Iers recht. Artikel 6 lid 2 Rome I laat evenwel een rechtskeuze toe, maar deze keuze mag er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest die hij zou genieten volgens het recht dat van toepassing zou zijn bij gebreke van een rechtskeuze. In de koopovereenkomst tussen partijen is bepaald dat Nederlands recht daarop van toepassing is. Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van [eisende partijen] die voortvloeien uit de koopovereenkomst moet beoordelen naar Nederlands recht, tenzij het Ierse recht in voorkomend geval een voor [eisende partijen] gunstigere regel dwingend voorschrijft.
6.5.
Het toepasselijke recht in conventie ten aanzien van de vorderingen uit niet-contractuele verbintenissen moet worden vastgesteld aan de hand van de Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen nr. 864/2007 van 11 juli 2007 (hierna: Rome II). Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad (die [eisende partijen] ook aan hun primaire vorderingen ten grondslag leggen) het recht van het land waar de schade zich voordoet. Aangezien het jacht vanaf het moment van oplevering tot heden (vrijwel) altijd in Nederland is geweest en [eisende partijen] een deel van de betalingen voor het jacht via hun bankrekening bij de ABN AMRO Bank te Nederland hebben verricht, heeft de schade zich mede in Nederland voorgedaan.
6.6.
Ten aanzien van de vorderingen uit onrechtmatige daad (onrechtmatige beslaglegging) in reconventie geldt op grond van artikel 4 lid 1 Rome II dat daarop ook Nederlands recht van toepassing is, aangezien het beslag in Nederland is gelegd en de vervangende zekerheid in Nederland is gesteld. De overige (voorwaardelijke) vorderingen in reconventie zien op een verbintenis uit overeenkomst, waarop op grond van artikel 6 lid 2 Rome I en de rechtskeuze in de koopovereenkomst (onder voorwaarden) Nederlands recht van toepassing is. Het toepasselijke recht in reconventie is dus ook Nederlands recht.
verder in conventie (jegens Boarnstream)
De koopovereenkomst wordt op grond van een oneerlijke handelspraktijk vernietigd
6.7.
[eisende partijen] hebben aan de gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst naast dwaling en bedrog ten grondslag gelegd dat Boarnstream een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht. Ter onderbouwing hiervan hebben [eisende partijen] gesteld dat het jacht ten tijde van de verkoop en levering aan hen niet CE-gecertificeerd was, terwijl in de koopovereenkomst staat dat dit wél het geval was. In het kader van het kort geding bij de voorzieningenrechter in Amsterdam is hen pas duidelijk geworden dat ECB het CE-certificaat heeft afgegeven op 24 september 2022. Er staat dan ook ten onrechte in de koopovereenkomst vermeld dat het jacht toen al CE-gecertificeerd was voor categorie B. Boarnstream en/of Jachtwerf heeft vervolgens ook nog voordat het CE-certificaat door ECB was verleend het plaatje met de CE-markering aangebracht (zonder dat hierop de naam van de keuringsinstantie was vermeld) en Boarnstream en/of Jachtwerf heeft de conformiteitsverklaring afgegeven terwijl dat pas kan nadat de CE-typegoedkeuring is afgegeven.
6.8.
Boarnstream betwist dat zij een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht en voert aan dat het jacht ten tijde van de verkoop en levering wél gecertificeerd was, maar dat de administratieve afhandeling daarvan onjuist is geweest. Het CE-certificaat is bij ECB op de spreekwoordelijke stapel blijven liggen en Boarnstream heeft nagelaten om daar actie op te ondernemen. Zij heeft dit pas geconstateerd toen het jacht aan [eisende partijen] werd verkocht. Vervolgens heeft zij bij ECB aan de bel getrokken en is de administratieve afhandeling van de CE-certificering alsnog in orde gemaakt. Dit verklaart waarom het CE-certificaat pas is afgegeven in september 2022. Formeel klopt het weliswaar niet helemaal, maar materieel gezien was het jacht ten tijde van de koop en levering wel gecertificeerd. De technische keuring was in 2020 al volledig afgerond, alleen zijn de documenten waarmee dit wordt aangetoond later opgesteld, aldus Boarnstream c.s.
6.9.
De kantonrechter overweegt naar aanleiding van dit geschilpunt als volgt.
6.10.
Uit de gedingstukken blijkt (en dat is tussen partijen ook niet in geschil) dat [eisende partijen] als consumenten het jacht hebben gekocht van Boarnstream, een professionele wederpartij. Er is daarom sprake van consumentenkoop, waardoor afdeling 3A van titel 3 van Boek 6 uit het Burgerlijk Wetboek (BW), met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken, van toepassing is. [2] Een handelaar die een oneerlijke handelspraktijk jegens een consument verricht handelt onrechtmatig. Een handelspraktijk die onder alle omstandigheden misleidend is, is het aanbrengen van een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortelijk label zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben gekregen. Hetzelfde geldt voor het beweren dat een handelaar of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl dat niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring is voldaan. Een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, is vernietigbaar.
6.11.
De fabrikant van een jacht als dat van [eisende partijen] moet op grond van artikel 6 lid 1 Wet pleziervaartuigen 2016 (hierna: Wet pleziervaartuigen) juncto artikel 19 van de Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 (hierna: de Richtlijn) een conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoeren of laten uitvoeren voordat het jacht in de handel wordt gebracht. Daarmee waarborgt de fabrikant dat het jacht in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van EU.
6.12.
De procedure van conformiteitsbeoordeling die van toepassing is voor dit (type) jacht wordt beschreven in de modules B en C van bijlage II bij het Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 (hierna: het Besluit). Die conformiteitsbeoordelingsprocedure bestaat uit - samengevat - de volgende stappen:
De fabrikant doet bij een erkende keuringsinstantie (‘Notified Body’) een aanvraag voor de goedkeuring van het type jacht, met technische stukken voor de bewijslevering en door het ter beschikking stellen van een prototype voor onderzoek.
De erkende keuringsinstantie doet onderzoek en verleent bij goedkeuring een CE-certificaat voor het type jacht.
De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een individueel jacht conform is met het goedgekeurde type als beschreven in het CE-certificaat.
De fabrikant brengt een CE-markering aan op elk afzonderlijk jacht dat conform is met het type waarvoor het CE-certificaat is afgegeven.
De fabrikant stelt voor een productmodel een conformiteitsverklaring op, waarmee wordt gegarandeerd dat het jacht conform de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de EU is en overeenstemt met het type als beschreven in het CE-certificaat.
6.13.
Vast staat dat in de verkoopbrochure, die onderdeel uitmaakt van de op 9 maart 2022 gesloten koopovereenkomst, door Boarnstream is opgenomen dat het jacht CE-gecertificeerd is volgens CE-categorie B. Het CE-certificaat is echter pas op 24 september 2022 door keuringsinstantie ECB afgegeven. Boarnstream heeft dan ook ten onrechte in de koopovereenkomst vermeld dat het jacht CE-gecertificeerd was. Dit levert een misleidende (en dus oneerlijke) handelspraktijk op in de zin van artikel 6:193g aanhef en onder d BW. Boarnstream heeft door het doen van deze mededeling immers beweerd dat het jacht door een openbare of particuliere instelling is erkend of goedgekeurd, terwijl dat destijds niet het geval was.
6.14.
Artikel 6:193g BW staat op de zogenoemde zwarte lijst. Dit brengt mee dat bij een gemiddelde consument wordt verondersteld dat hij door de bewuste handelspraktijk een besluit over de transactie neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen. Voor de door [eisende partijen] gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:193j lid 3 BW moet echter niet alleen sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk, maar is ook vereist dat de overeenkomst onder invloed van die oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen. Dat betekent dat [eisende partijen] moeten stellen en zo nodig bewijzen dat zij daadwerkelijk door de oneerlijke handelspraktijk zijn beïnvloed toen zij besloten om het jacht te kopen.
6.15.
[eisende partijen] hebben voldoende gemotiveerd gesteld dat de CE-certificering voor hen van belang was bij het aangaan van de koopovereenkomst en dat zij zonder de oneerlijke handelspraktijk van Boarnstream de koopovereenkomst niet zouden hebben gesloten, althans niet op dezelfde voorwaarden. [eisende partijen] hebben onbetwist gesteld dat een conformiteitsverklaring vereist is voor de registratie van het jacht in het scheepsregister in hun vlaggenstaat België, het land waarvan de heer Termote de nationaliteit heeft. Dit is door [eisende partijen] ook opgenomen in de e-mails waarin zij zowel voor als na de levering van het jacht Boarnstream hebben verzocht om de conformiteitsverklaring te verstrekken. Uit hetgeen in rechtsoverweging 6.12 is overwogen volgt dat de conformiteitsverklaring pas kon worden opgesteld nadat er een CE-certificaat was verleend. Met de conformiteitsverklaring wordt immers gegarandeerd dat het jacht overeenstemt met het type als beschreven in het CE-certificaat. Zonder het CE-certificaat kon de voor de registratie van het jacht vereiste conformiteitsverklaring dus niet correct worden afgegeven. De kantonrechter vindt dat [eisende partijen] hiermee voldoende hebben onderbouwd dat er causaal verband bestaat tussen de oneerlijke handelspraktijk en hun aankoopbeslissing. Niet in geschil is immers dat registratie van een schip in een vlaggenstaat voor de eigenaar van belang is voordat het jacht dat - zoals hier - is bestemd voor gebruik in internationale wateren in gebruik wordt genomen. [eisende partijen] wilden bovendien direct na aanschaf al met het jacht gaan varen. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat als zij hadden geweten dat het proces van certificering pas in september 2022 was afgerond, zij het jacht (op dezelfde voorwaarden) in april 2022 zouden hebben gekocht. Daar komt nog bij dat [eisende partijen] er op goede gronden op hebben gewezen dat de CE-certificering volgens de Wet pleziervaartuigen en de Richtlijn een belangrijk middel is om een hoog niveau van bescherming van consumenten zoals zijzelf te waarborgen en dat zij ook daarom hechtten aan het gecertificeerd zijn van het jacht. Boarnstream c.s. hebben niet betwist dat het voor [eisende partijen] bij het aangaan van de koopovereenkomst ook om die reden van belang was dat het jacht CE-gecertificeerd was, ook al weerspreken zij wel dat de certificering dat doel ook dient. Dat laatste is dus niet terecht.
6.16.
Boarnstream c.s. hebben zoals vermeld aangevoerd dat slechts sprake is van een administratieve omissie bij de afgifte van het CE-certificaat. Voor zover daarmee is bedoeld het causale verband tussen de oneerlijke handelspraktijk en het aangaan van de koopovereenkomst te betwisten, is dat onvoldoende in het licht van wat hiervoor is overwogen. Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat het méér was dan een alleen administratieve omissie. Tijdens de mondelinge behandeling is naar aanleiding van een vraag van de kanonrechter namens ECB verklaard dat in dit geval door haar organisatie nog naar de eigenaarshandleiding van het jacht moest worden gekeken voordat de certificering kon worden afgerond, dat dit is blijven liggen en dat dit pas alsnog is gedaan kort voor de afgifte van het CE-certificaat op 24 september 2022. Boarnstream heeft dit niet weersproken. Dat betekent dat de conformiteitsbeoordelingsprocedure ten tijde van de verkoop en levering van het jacht nog niet volledig was uitgevoerd. Boarnstream heeft daarom onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat sprake was van de situatie dat het certificaat al klaar lag bij ECB en alleen is verzuimd om het op te sturen naar Boarnstream (en/of Jachtwerf).
6.17.
De slotsom is daarom dat [eisende partijen] voldoende onderbouwd hebben gesteld dat zij de koopovereenkomst niet, althans niet op dezelfde voorwaarden, zouden hebben gesloten als zij hadden geweten dat de procedure om te komen tot afgifte van het certificaat destijds nog niet volledig was afgerond en het certificaat pas een half jaar later kon worden afgegeven. Dit is door Boarnstream, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
6.18.
De vordering van [eisende partijen] tot vernietiging van de koopovereenkomst zal worden toegewezen, omdat deze als gevolg van een oneerlijke handspraktijk tot stand is gekomen. Zoals al volgt uit wat hiervoor is overwogen is het voor de beoordeling niet nodig om in te gaan op het betoog van Boarnstream c.s. dat ziet op de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke consequenties van het niet (tijdig) hebben van een CE-certificaat voor een pleziervaartuig. In het geval sprake is van een oneerlijke handelspraktijk en verder ook aan de voorwaarden is voldaan, leidt dit al tot de slotsom dat het beroep op vernietiging toewijsbaar is. De kantonrechter zal dat betoog daarom onbesproken laten.
De koopsom moet grotendeels worden terugbetaald (en het jacht moet worden teruggegeven)
6.19.
De vernietiging van de koopovereenkomst heeft terugwerkende kracht (artikel 3:53 BW), waardoor de koopovereenkomst wordt geacht niet te hebben bestaan. Wat op grond van de koopovereenkomst is gepresteerd, kan daarom met een vordering uit onverschuldigde betaling weer worden teruggevorderd. [eisende partijen] hebben dan ook aanspraak op terugbetaling van de door hen betaalde koopsom van het jacht. [eisende partijen] hebben onbetwist gesteld dat op de overeengekomen koopsom van € 857.021,00 een bedrag van € 6.395,00 voor een bij het jacht geleverde bijboot (die zij inmiddels hebben verkocht) in mindering moet worden gebracht, waardoor een koopsom van € 850.626,00 resteert. Boarnstream is op grond van artikel 6:203 BW gehouden dat bedrag (post A van productie 61) aan [eisende partijen] terug te betalen en [eisende partijen] moeten het jacht aan Boarnstream teruggeven. Dat laatste is niet opgenomen in de vordering, maar vloeit voort uit de vernietiging van de koopovereenkomst.
[eisende partijen] en Boarnstream mogen aktes nemen over de schadeposten B tot en met E
6.20.
[eisende partijen] vorderen na eiswijzing in totaal een bedrag van € 150.869,00 van Boarnstream c.s. Op de positie van Jachtwerf zal hierna afzonderlijk worden ingegaan. Wat hierna volgt is dus alleen voor Boarnstream van belang.
6.21.
Het hiervoor vermelde bedrag is een optelsom van de componenten B tot en met E uit productie 61. [eisende partijen] hebben gevorderd dat Boarnstream wordt veroordeeld tot betaling van door hen gemaakte aanvullende kosten, bestaande uit kosten ter voorkoming of beperking van schade, kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, kosten verbonden aan de onbruikbaarheid van het jacht en ‘varia’. [eisende partijen] hebben een overzicht opgesteld van deze kosten dat is onderbouwd met facturen en betalingsbewijzen.
6.22.
De vernietiging van de koopovereenkomst brengt mee dat [eisende partijen] als ‘ontvanger’ van het jacht binnen de grenzen van de redelijkheid aanspraak hebben op vergoeding van de door hen gemaakte kosten voor het ontvangen en teruggeven van het jacht, alsmede van uitgaven die zouden zijn uitgebleven als zij het jacht niet hadden ontvangen, in een periode waarin zij redelijkerwijze met een verplichting tot teruggave geen rekening behoefden te houden [3] .
6.23.
Daarnaast hebben [eisende partijen] aanspraak op schadevergoeding voor zover sprake is van een specifieke rechtsgrond. [4] Een handelaar handelt onrechtmatig jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is, zodat die rechtsgrond aanwezig is. [5] Boarnstream moet dus de schade van [eisende partijen] vergoeden die is ontstaan als gevolg van haar onrechtmatig handelen. Deze schade kan worden begroot door de situatie waarin [eisende partijen] nu verkeren te vergelijken met de situatie waarin zij zouden hebben verkeerd als het onrechtmatig handelen achterwege zou zijn gebleven. In die (fictieve) situatie moet ervan worden uitgegaan (zoals hiervoor overwogen) dat [eisende partijen] het jacht niet zouden hebben gekocht, althans niet op dezelfde voorwaarden.
6.24.
De kantonrechter ziet aanleiding om de zaak naar de rol te verwijzen zodat partijen zich verder (en uitsluitend) kunnen uitlaten over (de hoogte van) de kosten en de schadevergoeding (posten B tot en met E). Tijdens de mondelinge behandeling is namelijk alleen gesproken over de vraag of de koopovereenkomst al dan niet vernietigbaar is vanwege (het ontbreken van) het CE-certificaat. Hierdoor heeft nog niet voldoende hoor en wederhoor kunnen plaatsvinden over het geldbedrag dat [eisende partijen] van Boarnstream vorderen en de nevenvorderingen die bij de primaire vordering horen.
6.25.
In afwachting van de aktewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
verder in conventie (jegens Jachtwerf)
De vordering jegens Jachtwerf wordt volledig afgewezen
6.26.
[eisende partijen] hebben ook (hoofdelijke) veroordeling van Jachtwerf gevorderd met betrekking tot de terugbetaling van de koopsom en van het hiervoor vermelde bedrag van
€ 150.869,00 (althans het bedrag dat zal worden toegewezen). Aan de vorderingen op Jachtwerf hebben [eisende partijen] ten grondslag gelegd dat de gedragingen van Jachtwerf onrechtmatig zijn vanwege een oneerlijke handelspraktijk. Daarnaast heeft Jachtwerf volgens [eisende partijen] in strijd gehandeld met wettelijke bepalingen door het jacht in de handel te brengen, de CE-markering op het jacht aan te brengen en de conformiteitsverklaring af te geven terwijl de procedure tot beoordeling van de conformiteit nog niet was doorlopen. Jachtwerf heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partijen]
6.27.
De kantonrechter overweegt dat de definitie van een handelspraktijk op grond van artikel 6:193a BW is: iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten. [eisende partijen] hebben alleen een koopovereenkomst gesloten met Boarnstream en niet met Jachtwerf. Jachtwerf is ook niet rechtstreeks betrokken geweest bij de verkoopbevordering, verkoop of levering van het jacht aan [eisende partijen] Alleen al om die reden is geen sprake van een handelspraktijk van Jachtwerf en dus ook niet van een oneerlijke handelspraktijk.
6.28.
Ten aanzien van het door [eisende partijen] gestelde handelen van Jachtwerf in strijd met andere wettelijke bepalingen overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van de Wet pleziervaartuigen, die de Nederlandse implementatie van de Richtlijn vormt, is het verboden om een product in de handel te brengen als dit niet is voorzien van de vereiste CE-markering (artikel 12 lid 2 Wet pleziervaartuigen). Ook is het verboden een CE-markering aan te brengen als niet de toepasselijke procedure van conformiteitsbeoordeling is gevolgd (artikel 12 lid 3 Wet pleziervaartuigen). [eisende partijen] hebben op zichzelf gelijk dat Jachtwerf in strijd heeft gehandeld met artikel 12 lid 2 van de Wet pleziervaartuigen door het jacht in de handel te brengen zonder de vereiste CE-markering en door de CE-markering op 26 april 2022 alsnog aan te brengen (zonder vermelding van de naam van de keuringsinstantie), terwijl de conformiteitsbeoordelingsprocedure nog niet volledig was doorlopen. De definitie van ‘in de handel brengen’ is op grond van artikel 1 Wet pleziervaartuigen echter: voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van een product. Gelet daarop strekt de verbodsbepaling van artikel 12 lid 2 Wet Pleziervaartuigen naar het oordeel van de kantonrechter niet tot bescherming tegen schade zoals [eisende partijen] die hebben geleden als opvolgende kopers van het jacht. Er is dan ook niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW, waardoor er geen verplichting tot schadevergoeding voor Jachtwerf bestaat wegens schending van artikel 12 lid 2 Wet Pleziervaartuigen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het in strijd met artikel 12 lid 3 Wet Pleziervaartuigen aanbrengen van de CE-markering. Blijkens de Memorie van Toelichting strekken de verplichtingen voor fabrikanten in artikel 12 Wet Pleziervaartuigen ertoe dat de detailhandel erop moet kunnen vertrouwen dat de producten die zij van fabrikanten inkopen of doorverkopen voldoen. [6] [7] Gelet daarop strekt ook artikel 12 lid 3 Wet Pleziervaartuigen niet tot bescherming tegen de door [eisende partijen] geleden schade.
6.29.
Ter onderbouwing van hun stelling dat Jachtwerf onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met een wettelijk verbod de conformiteitsverklaring af te geven terwijl de conformiteitsbeoordelingsprocedure nog niet was doorlopen, hebben [eisende partijen] verwezen naar artikel 12 lid 5 onder a Wet Pleziervaartuigen juncto artikel 10 lid 1 en 2 van de Richtlijn. Op grond van artikel 12 lid 5 onder a Wet Pleziervaartuigen is het verboden in strijd te handelen met (onder meer) artikel 10 van de Richtlijn. Artikel 10 van de Richtlijn bevat verplichtingen voor distributeurs. Een distributeur op grond van de Richtlijn is een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt. Aangezien Jachtwerf de fabrikant is van het jacht, zien de verplichtingen in artikel 10 van de Richtlijn dus niet op haar. De verwijzing naar dit artikel uit de Richtlijn kan de stelling dat Jachtwerf in strijd met een wettelijk verbod en dus onrechtmatig heeft gehandeld dan ook niet dragen.
6.30.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van onrechtmatig handelen van Jachtwerf jegens [eisende partijen] , waardoor de vorderingen jegens Jachtwerf De Boarnstream zullen worden afgewezen. In het midden kan daarom blijven of er sprake is van causaal verband tussen het handelen en de gevorderde schadevergoeding.
in (voorwaardelijke) reconventie (de vorderingen van Boarnstream)
6.31.
Boarnstream heeft vorderingen ingesteld die deels voorwaardelijk zijn en deels onvoorwaardelijk. In verband met de beslissingen die in conventie zijn genomen wordt alleen toegekomen aan de voorwaardelijk ingestelde vordering die ziet op de waardevermindering van het jacht en daarnaast aan de onvoorwaardelijke vordering over de (beweerdelijk) onrechtmatige beslaglegging. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
Geen vergoeding voor waardevermindering van het jacht
6.32.
Boarnstream vordert voorwaardelijk, voor het geval de vorderingen van [eisende partijen] tot vernietiging dan wel ontbinding van de koopovereenkomst worden toegewezen, [eisende partijen] te veroordelen in vergoeding van de waardevermindering van het jacht vanaf 7 maart 2024 tot en met de datum van het terugleveren van het jacht aan Boarnstream. Aan de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld wordt voldaan omdat in conventie is beslist dat de koopovereenkomst wordt vernietigd. Boarnstream heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij met [eisende partijen] , tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 7 maart 2024, terugkoop van het jacht is overeengekomen. Boarnstream heeft verder gesteld dat zij de gesloten overeenkomst tot terugkoop heeft ontbonden wegens tekortschieten van [eisende partijen] en dat zij [eisende partijen] aansprakelijk heeft gesteld voor de door hun wanpresteren veroorzaakte schade. Die schade is volgens Boarnstream gelijk aan de waardevermindering waarvan zij thans vergoeding vordert. [eisende partijen] betwisten dat zij met Boarnstream een overeenkomst tot terugkoop van het jacht zijn overeengekomen.
6.33.
In conventie is geoordeeld dat de koopovereenkomst tussen partijen zal worden vernietigd. De vernietiging heeft op grond van artikel 3:53 BW terugwerkende kracht, waardoor de koopovereenkomst wordt geacht niet te hebben bestaan (achteraf bezien is deze van het begin af aan nietig geweest). Het jacht heeft daarom het vermogen van Boarnstream nooit verlaten omdat hiervoor geen geldige titel was. Een overeenkomst tot terugkoop veronderstelt dat die titel er wel was en dat er geleverd kon worden door [eisende partijen] . Aangezien als gevolg van de vernietiging de koopovereenkomst niet heeft bestaan zal de grondslag voor de beweerde overeenkomst tot terugkoop en teruglevering met de vernietiging ook komen te vervallen. Bovendien is uitgangspunt dat bij vernietiging van een koopovereenkomst de waardevermindering voor risico van de verkoper komt. Voor de vordering van Boarnstream tot vergoeding van de waardevermindering van het jacht bestaat alleen daarom al geen grondslag. De vordering zal dan ook worden afgewezen. Er kan dus in het midden blijven of de overeenkomst daadwerkelijk is gesloten.
Boarnstream en [eisende partijen] mogen een akte nemen over de onrechtmatigheid van de beslaglegging
6.34.
Ook aan dit onderdeel van het debat is tijdens de mondelinge behandeling niet toegekomen. De kantonrechter ziet daarom ook hier aanleiding om de zaak naar de rol te verwijzen omdat hoor en wederhoor nog niet voldoende hebben plaatsgevonden.
de slotsom in conventie en in reconventie
6.35.
In afwachting van de aktewisseling als bedoeld in 6.24 en 6.34 zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

7.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
7.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 10 juni 2025(uitsluitend) voor akte als bedoeld in rechtsoverweging 6.24 door [eisende partijen] , waarop Boarnstream desgewenst bij antwoordakte mag reageren,
7.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
7.3.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 10 juni 2025(uitsluitend) voor akte als bedoeld in rechtsoverweging 6.34 door Boarnstream, waarop [eisende partijen] desgewenst bij antwoordakte mogen reageren,
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
54374

Voetnoten

1.HR 22 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1724.
2.In het bijzonder zijn voor deze zaak van belang: de artikelen 6:193b lid 1, 6:193g aanhef en onder b en d en 6:193j lid 3 BW.
3.Artikel 6:207 BW.
5.Artikel 6:193b lid 1 BW.
6.Artikel 6:207 BW.
7.Kamerstukken II 2014-2015, 34265 nr. 3, p. 20.