ECLI:NL:RBNNE:2025:1789

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
18-341135-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval onder invloed van alcohol

Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 november 2023 te Marum een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, botste met zijn auto tegen een voor hem rijdende auto, waardoor de bestuurder van die auto, genaamd [slachtoffer], ernstig letsel opliep, waaronder vier gebroken ribben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. Het verweer van de verdachte, dat hij niet roekeloos had gehandeld, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan overtredingen van artikel 6 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden geëist. De rechtbank besloot echter tot een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij al drie maanden zonder rijbewijs zat. De uitspraak werd gedaan na een zitting op 29 april 2025, waar de verdachte en zijn advocaat, mr. N. Hannaart, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.341135.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Hannaart, advocaat te Almere.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 november 2023 te Marum, althans in de provincie Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de A7 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met hoge snelheid, althans een snelheid tussen de 100 en 130 km/u, op een overzichtelijke weg,
  • te rijden onder invloed van alcohol, te weten 2,04 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed,
  • niet tijdig af te remmen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
  • niet voldoende uit te wijken, en/of
  • tegen het voor hem rijdende voertuig aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2023 te Marum, althans in de provincie Groningen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A7, met hoge snelheid, althans een snelheid tussen de 100 en 130 km/u, op een overzichtelijke weg
  • heeft gereden onder invloed van alcohol, te weten 2,04 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed,
  • niet tijdig heeft afgeremd binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
  • niet voldoende is uitgeweken, en/of
  • tegen het voor hem rijdende voertuig is aangereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 19 november 2023 te Marum, althans in de provincie Groningen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 2,04 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde sprake is van aanmerkelijk
onvoorzichtig rijgedrag; roekeloosheid of zeer onvoorzichtig rijgedrag kan niet worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (overtreding van artikel 6 WVW), omdat - kort gezegd - niet bewezen kan worden dat aan het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van roekeloosheid, maar van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangegeven dat dit feit bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 29 april 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik reed in de nacht van 19 november 2023 op de A7 ter hoogte van Marum. Ik had die avond bier gedronken, waardoor mijn reactiesnelheid was verminderd. Ik reed met een snelheid van 120 à 130 km/u. Ik reed op de rechterrijbaan en botste op een voor mij rijdende auto. Deze auto zag ik te laat, waardoor ik niet voldoende kon uitwijken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 15 januari 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023309871 d.d. 18 januari 2024, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Datum: 19 november 2023 omstreeks 02:02 uur Locatienaam: A7
Plaats: Marum
1: [verdachte] , voertuig: Personenauto Audi A4 Avant 2: [slachtoffer] , voertuig: Personenauto Fiat Seicento
1. reed over de autosnelweg A7, linker rijbaan, komende uit de richting van de Groningen.
Voor 1 reed 2 in dezelfde richting. 1 was niet in staat zijn voertuig af te remmen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was. Hierdoor reed 1 met de rechter voorzijde van zijn voertuig tegen de linker achterzijde van het voertuig van 2. (..)
Op 18 januari 2024 heb ik telefonisch contact gehad met [slachtoffer] . Hij gaf aan dat het nog niet zo goed ging. Hij had nog veel last van zijn ribben deze waren nog niet hersteld. Tevens had hij nog veel last van de linkerzijde van de nek, schouder, arm en rug. Daardoor werd hij in het dagelijks leven nog steeds gehinderd in de normale bezigheden. Hij kreeg veel hulp van vrienden bij het doen van boodschappen en huishouden. Voor de fysieke klachten werd hij nog steeds behandeld door een fysiotherapeut. Verder vertelde hij dat hij ook behandeld werd door een psycholoog vanwege de psychische klachten die hij ervoer. Sinds het verkeersongeval sliep hij slecht en had hij continu last van nachtmerries.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport alcohol in het verkeer van Ziekenhuis Maasstad d.d. 4 december 2023, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Datum aanvraag 19-11-2023 Naam bloedgever: [verdachte]
Tabel Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte] :
Aangewezen stof: Alcohol Grenswaarde: 0,50
Eindresultaat in bloed: 2.04 milligram per milliliter
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 december 2023, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Het ongeval was op 19 november 2023. Op de snelweg mocht je op dat moment 130 km/h rijden, maar dat reed ik niet. Meestal rijd ik ongeveer 105 of 110 km/h.
V: Hoe ziet bij u het letsel eruit?
A: Vier gebroken ribben aan de linkerzijde. Ik heb het gevoel dat ik vijftig kilo op mijn hoofd heb liggen. Daar heb ik veel pijn van en slaap er niet van. Waarschijnlijk heb ik ook een whiplash opgelopen als gevolg van het ongeval. Ik ben in de ambulance naar het UMCG in Groningen gebracht. Daar heb ik zes dagen gelegen.
V: Wat zijn nu de gevolgen voor het dagelijkse leven dat u heeft van het verkeersongeval?
A: Er komt nu allemaal familie vanuit Stadskanaal om mij te helpen. Er komen ook vrienden om mij te helpen met de boodschappen en met het schoonmaken. Momenteel kan ik weinig zelf doen. Met de klachten bij het hoofd lig ik nu heel veel op bed om te rusten. Ik kan nu nog niet zeggen hoe lang het herstel gaat duren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats ongeval d.d. 14 december 2023, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Datum: 19 november 2023, omstreeks 02:04 uur Locatie: A7 Links onder Marum
De bestuurder van een personenauto merk Audi zou achter op een personenauto merk Fiat, zijn gebotst. De schade aan beide voertuigen is toe te schrijven aan het verschil in snelheid tussen de voertuigen op het moment van botsen veroorzaakt door de Audi. Dit is berekend op 35 km/u. Deze berekening volgt uit de EES waarden van betrokken voertuigen die “conservatief" zijn gekozen. Dit betekent dat het snelheidsverschil tussen beide voertuigen zeer waarschijnlijk minimaal 35 km/u was geweest.
De oorzaak van het ongeval is gelegen aan een gedraging van de Audi bestuurder. Hij bemerkte niet, of althans te laat, de voor hem rijdende Fiat op terwijl deze wel verlichting voerde en het zicht anders dan de duisternis, niet voor hem werd beperkt of belemmerd.
6. Een geneeskundige verklaring, op 19 november 2023 opgemaakt en ondertekend door K. ten Duis voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] .
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 19 november 2023 Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel etc):
  • Trauma capitis
  • Ribfracturen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat gelet op het samenstel van (door verdachte ook erkende) gedragingen sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloosheid, en zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman aangaande het letsel van [slachtoffer] , de bestuurder van de Fiat, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient bewezen te worden dat (minstens) sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Ten aanzien van de tijdelijkheid wordt binnen de rechtspraak uitgegaan van een criterium van vier weken. Verhindering is een begrip dat subjectief dient te worden ingevuld: of daar sprake van is hangt af van de reguliere bezigheden van het slachtoffer. Blijkens de wetsgeschiedenis dienen onder normale bezigheden te worden verstaan bezigheden die weliswaar niet kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden doch die daarmee vergelijkbaar zijn.1
Na het ongeval heeft [slachtoffer] zes dagen in het ziekenhuis gelegen. Zijn letsel betreft onder meer vier gebroken ribben. Uit openbare (medische) bronnen2 leidt de rechtbank af dat de hersteltijd bij gebroken ribben drie tot zes maanden bedraagt. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [slachtoffer] als gevolg van het letsel weinig zelf kan doen, veel op bed ligt. Op 18 januari 2024, ca. twee maanden na het ongeluk, ondervond hij nog steeds veel last en werd hij nog gehinderd in zijn normale bezigheden. Hij had nog steeds hulp nodig bij het doen van boodschappen en met schoonmaken. Gelet op de aard van het letsel en de geschatte duur van de genezing staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat sprake is van een zodanig ernstige verstoring van het gezonde lichamelijk functioneren van het slachtoffer, dat sprake is van
tijdelijke ziekteof verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, als bedoeld in art. 6 WVW 1994. Dat van tijdelijke ziekte alleen sprake is bij een storing in de werking van een of meer organen, zoals door de raadsman is betoogd, volgt de rechtbank niet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 19 november 2023 te Marum als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de A7 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met hoge snelheid, een snelheid tussen de 100 en 130 km/u, op een overzichtelijke weg,
  • te rijden onder invloed van alcohol, te weten 2,04 milligram alcohol per milliliter bloed,
  • niet tijdig af te remmen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
  • niet voldoende uit te wijken, en
  • tegen het voor hem rijdende voertuig aan te rijden,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 19 november 2023 te Marum als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,04 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, tweede lid, onderdeel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (2,04 milligram).
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, een geldboete van 1.750,00 (eventueel te betalen in tien termijnen) en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen (hierna: OBM) te besturen voor de duur van 15 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarbij is opgemerkt dat verdachte zijn rijbewijs reeds drie maanden kwijt is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft benadrukt dat een onvoorwaardelijke OBM van meer dan drie maanden zal betekenen dat verdachte zijn huidige baan zal kwijtraken, wat zeer onwenselijk is. Verdachte zat destijds in een lastige periode in zijn leven en de onderhavige feiten moeten worden gezien als een eenmalige uitglijder, waardoor hij zijn toenmalige baan al is verloren en hij veel financiële schade heeft geleden als gevolg van het total loss raken van zijn auto.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt op de snelweg (A7). Verdachte verkeerde onder invloed van (teveel) alcohol en zag te laat dat er een auto (een Fiat) voor hem reed, waardoor het tot een botsing kwam en beide autos in de sloot belandden. De bestuurder van de Fiat heeft hierbij lichamelijk letsel opgelopen, onder meer vier gebroken ribben. Hij kampte twee maanden na het ongeval, maar vermoedelijk veel langer, nog met de forse gevolgen van het ongeval.
Verdachte had nota bene een taxi genomen en een hotelovernachting geregeld zodat hij alcohol kon drinken op een feestje, maar eenmaal weer op zijn hotelkamer aangekomen besloot hij alsnog om zelf naar huis te rijden. De rechtbank acht dit onbegrijpelijk en neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft voor de op te leggen straf(fen) gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een verkeersongeval met lichamelijk letsel en een aanmerkelijke mate van schuld, waarbij alcohol in het spel is, uit van een taakstraf van 140 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden.
De rechtbank constateert dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn fouten. Hij heeft inzicht getoond in zijn handelen, heeft op meerdere momenten aangegeven spijt te willen betuigen aan de bestuurder van de Fiat en heeft willen meewerken aan mediation. Dit laatste is overigens niet van de grond gekomen omdat pogingen om in contact te komen met laatstgenoemde niet zijn geslaagd.
Alles overwegend ziet de rechtbank - net als de verdediging en de officier van justitie -
aanleiding om verdachte tegemoet te komen in die zin dat zijn rijbewijs niet (weer) wordt ingehouden, zodat hij zijn baan behoudt. Dit betekent dat de rechtbank een OBM van 15 maanden zal opleggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat het erop lijkt - ook gelet op het blanco strafblad van verdachte - dat dit inderdaad een eenmalige gebeurtenis van verdachte is geweest, ingegeven door een lastige privé situatie. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat deze tegemoetkoming dient te worden gecompenseerd door oplegging van een hogere taakstraf dan genoemd in de oriëntatiepunten. De rechtbank zal hierbij volstaan met een taakstraf van 180 uren. Voor het daarnaast opleggen van een geldboete ziet de rechtbank geen aanleiding, mede gelet op de reeds geleden financiële schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen- bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van 15 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 12 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Schuth, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en mr. M.O. Thijsen, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2025.
1. Zie onder meer ECLI:NL:HR:2001:AA9370.
2 Onder andere https://www.amsterdamumc.nl/nl/patienteninformatie/gebroken-ribben.htm