ECLI:NL:RBNNE:2025:1804

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
LEE 25/1580 en LEE 25/1581
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in verband met feitelijke uitzetting en Wmo 2015 indicatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 mei 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen een feitelijke uitzetting uit de woning van verzoeker. Verzoeker, die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) in de woning verbleef, heeft op 18 april 2025 een feitelijke uitzetting ondergaan. Op 29 april 2025 heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 2 mei 2025 is aangevuld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van connexiteit. Dit houdt in dat de feitelijke uitzetting en de brief van de instelling waar verzoeker verbleef, geen besluiten zijn van een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb besloten zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoeker een indicatie op grond van de Wmo 2015 heeft voor Beschermd wonen tot en met 7 september 2025. Hij heeft de verzoeker aangeraden om contact op te nemen met de Wmo-consulent van de gemeente en heeft hem gewezen op de mogelijkheid om kosteloos hulp te krijgen van een onafhankelijke cliëntondersteuner. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 25/1580 en LEE 25/1581
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2025 op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente], het college

Procesverloop

1. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de feitelijke uitzetting uit zijn woning op 18 april 2025, waar hij op grond van een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) verbleef. Op 29 april 2025 heeft verzoeker ten aanzien van de uitzetting om een voorlopige voorziening verzocht. Bij e-mailbericht van 2 mei 2025 heeft hij zijn verzoek aangevuld.

Overwegingen

2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2.1.
Omdat de voorzieningenrechter na het lezen van de stukken tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep daartegen. Dit kan de voorzieningenrechter doen op grond van artikel 8:86 van de Awb.
2.2.
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb, kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang bezwaar of beroep aanhangig is (connexiteitsvereiste) tegen
een besluit van een bestuursorgaan.
2.3.
Verzoeker heeft zijn verzoek gedaan omdat hij op 18 april 2025 door [naam instelling] feitelijk uit zijn woning is gezet. De definitieve uitzetting is door [naam instelling] bij brief van 23 april 2025 bevestigd. De feitelijke uitzetting van verzoeker uit de woning en de brief van [naam instelling] zijn
geen besluiten van een bestuursorgaanals bedoeld in de Awb. Daarom kan de voorzieningenrechter in het geschil dat verzoeker heeft met [naam instelling] geen voorlopige voorziening treffen.
2.4.
Het verzoek om voorlopige voorziening zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van connexiteit.
2.5.
Nu de feitelijke uitzetting uit de woning en de brief van [naam instelling] geen besluiten van een bestuursorgaan zijn als bedoeld in de Awb zal het beroep op dezelfde grond niet slagen. Het beroep zal daarom eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten overvloede
2.6.
Verzoeker heeft een indicatie op grond de Wmo 2015 voor Beschermd wonen tot en met 7 september 2025. De voorzieningenrechter raadt hem daarom aan om over zijn woonsituatie contact op te nemen met de Wmo-consulent beschermd wonen van de gemeente [gemeente] . Uit de e-mail van de klachtenfunctionaris van 1 mei 2025 blijkt dat de gemeente graag op korte termijn met verzoeker in gesprek wil gaan. Ook kan verzoeker kosteloos hulp krijgen van een onafhankelijke cliëntondersteuner (OCO), bijvoorbeeld van [hulporganisaties] . De voorzieningenrechter raadt verzoeker dringend aan van deze opties gebruik van te maken, zodat snel naar een passende oplossing kan worden gezocht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L. Bergsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen (https://mijn.rechtspraak.nl/keuze)” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.