ECLI:NL:RBNNE:2025:1821

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11056951 BU VERZ 24-772
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete en proceskostenvergoeding

In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het rechts inhalen waar dat verboden is. De overtreding vond plaats op 22 maart 2023 op de A7 nabij Drachtstercompagnie. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft de gemachtigde van de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 8 januari 2025 was de betrokkene aanwezig met haar gemachtigde, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was ook aanwezig. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak geschorst om de vertegenwoordiger in de gelegenheid te stellen om aanvullende informatie van de verbalisant te verkrijgen.

Op 22 april 2025 vond de verdere behandeling plaats, maar de betrokkene en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de gemachtigde en oordeelde dat het beroep gegrond was. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de gedraging door de betrokkene was verricht, aangezien de verbalisant geen aanvullend proces-verbaal kon opmaken. Hierdoor werd de boete vernietigd en werd de betrokkene in de proceskosten vergoed.

De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van de geldende tarieven en de aard van de zaak. De betrokkene heeft recht op vergoeding van de kosten voor het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift en het verschijnen op de zitting. De totale vergoeding bedraagt € 1.230,50. De kantonrechter verklaarde zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten, en de betrokkene krijgt het bedrag van de zekerheidstelling terug.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256609221
zaaknummer: 11056951 BU VERZ 24-772
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 22 april 2025
in de zaak van

[betrokkene 1] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats],
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V..

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘rechts inhalen waar dat verboden is’, verricht op 22 maart 2023, om 08:25 uur, op de A7 (nabij hectometerpaal 169 rechts) in Drachtstercompagnie, gemeente Smallingerland, met een personenauto, met kenteken [kenteken]. De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Gemachtigde heeft namens betrokkene tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep eerder op 8 januari 2025 op een zitting behandeld. Betrokkene is op die zitting verschenen met haar gemachtigde T.F.V. Fleuren, kantoorgenoot van mr. Lagas. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. P. Belopavlovic (hierna: de vertegenwoordiger). De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak op deze zitting voor vier weken geschorst om de vertegenwoordiger in de gelegenheid te stellen om een reactie van de verbalisant te vragen op de verklaring van betrokkene. Dit betrof met name de vraag of betrokkene de gedraging daadwerkelijk heeft verricht, aangezien zij aangeeft dat zij rond die tijd vanuit Groningen naar haar werk in Leeuwarden heeft gereden en zich daarom op de linker rijbaan bevond in plaats van op de rechter. Daarnaast diende er aanvullende informatie te worden verstrekt over de vraag of een staandehouding mogelijk was.
1.3.
Na de schorsing heeft de kantonrechter het beroep op 22 april 2025 op de zitting verder behandeld. Daarbij waren betrokkene en gemachtigde niet aanwezig. Wel aanwezig was de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. S. Bayram (hierna: de vertegenwoordigster).
1.4.
Na afloop van de behandeling heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van gemachtigde namens betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete vernietigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Op de zitting van 22 april 2025 heeft de vertegenwoordigster aangevoerd dat uit de reactie van de verbalisant van 10 februari 2025 blijkt dat hij geen aanvullend proces-verbaal kan opmaken. Zij heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, nu er onvoldoende informatie voorhanden is om de gedraging te kunnen vaststellen.
Overwegingen
De gedraging
4. Nu de verbalisant heeft aangegeven geen antwoord te kunnen geven op het verweer van betrokkene omdat de gedraging twee jaar geleden heeft plaatsgevonden, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging door betrokkene is verricht. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat de gerezen twijfel in deze zaak in het voordeel van betrokkene dient te worden uitgelegd en wel in die zin, dat hij het beroep gegrond zal verklaren. Hierdoor komen de proceskosten van betrokkene voor vergoeding in aanmerking.
Proceskostenvergoeding
5. Ingevolge artikel 1, sub a, juncto artikel 2, eerste lid, sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft betrokkene aanspraak op vergoeding voor het indienen van een administratief beroepschrift (één punt), het indienen van een beroepschrift (één punt) en het verschijnen op de zitting van 8 januari 2025 (één punt). Dit maakt dat het in totaal om drie punten gaat. De waarde per punt bedraagt sinds 1 januari 2025 voor het administratief beroep € 647,- en voor het beroep € 907,-. Gelet op de aard van de zaak en conform de lijn van het hof, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. De berekening is als volgt: één punt x € 647,- x 0,5 + twee punten x
€ 907,- x 0,5. Dit maakt een bedrag van € 1.230,50.
5.1
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve boete is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. Gelet op de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden is de kantonrechter niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetalen.

Conclusie

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
 vernietigt die beslissing;
 verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
 vernietigt die inleidende beschikking;
 bepaalt dat betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling terugkrijgt;
 veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene van
€ 1.230,50;
 verklaart zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetaling van de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal,
R. de Hoop, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: