ECLI:NL:RBNNE:2025:1828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
18.336040.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van bankhelpdeskfraude met veroordeling voor vernieling, bedreiging en diefstal in vereniging

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bankhelpdeskfraude, vernieling, bedreiging en diefstal in vereniging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot bankhelpdeskfraude, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verdenking voornamelijk was gebaseerd op onduidelijke en onbetrouwbare bewijsstukken, zoals stemherkenning en telefoondata, die niet konden worden bevestigd. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de andere ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal van goederen en vernieling van eigendommen van derden. De rechtbank legde een jeugddetentie van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en koppelde hieraan een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast werd een onvoorwaardelijke werkstraf van 30 uren opgelegd. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten die de schade zouden rechtvaardigen niet bewezen waren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.336040.22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.177813.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2005 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 18.336040.22)
1. ​
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een
(aantal) geautomatiseerd(e) werk(en), te weten (een) webserver(s) van de Rabobank en/of ING bank met daarop de/het internetbankieren(accounts) van een of meerdere perso(o)n(en)/aangever(s), te weten:
  • [slachtoffer] en/of
  • [slachtoffer 2] en/of
  • [slachtoffer 3] en/of
  • [slachtoffer 4] en/of
  • [slachtoffer 5] en/of
  • [slachtoffer 6]
is binnengedrongen, door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door die perso(o)n(en)/aangever(s) onder valse voorwendselen te bewegen tot het installeren van Anydesk (een remote acces tool) op zijn/haar computersysteem en/of vervolgens het accepteren van een externe (remote) verbinding, waardoor hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) toegang verkreeg/verkregen tot het/de computersyste(e)m(en) van die perso(o)n(en)/ aangever(s) en/of de zich daarop bevindende online bankrekening(en)/online bankierenpagina(s);
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2022 tot en met 10 maart 2022, te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (aantal) geldbedrag(en), welke geldbedragen
toebehoorden aan rekeninghouders van de Rabobank, te weten:
  • [slachtoffer 2] (5.000,- euro) en/of
  • [slachtoffer 3] (6.326,- euro) en/of
  • [slachtoffer 4] (970,- euro)
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels bankfraude verkregen inloggegevens en/of (een) (autorisatie)code(s) (van een
Random Reader), met welke gegevens vervolgens door verdachte en/of zijn medeverdachten is/zijn ingelogd op de internetbankieren-omgeving van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of diverse af- en overschrijvingen zijn gedaan;
hij op of omstreeks 10 februari 2022 te Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 900,- euro, door:
  • zich voor te doen als een medewerker van de fraude afdeling van de ING bank en/of
  • tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat iemand uit Antwerpen geld van zijn rekening wilde overmaken en/of dat die [slachtoffer 6] het programma "Anydesk" moest downloaden en/of (vervolgens) 900,- euro moest overmaken, zodat ze het geld konden
onderscheppen;
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om (een) geldbedrag(en), welke geldbedragen toebehoorden aan rekeninghouders van de ING bank en/of de Rabobank, te weten:
  • [slachtoffer] en/of
  • [slachtoffer 5]
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
  • voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 5] heeft gebeld en zich heeft voorgedaan als een medewerker van de Rabobank en/of de ING bank en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 5] heeft gezegd dat er is geprobeerd om geld vanaf hun rekening over te boeken naar het buitenland en/of dat zij een beveiligingsapp genaamd "Anydesk" moesten downloaden en verbinding moesten toestaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(in de zaak met parketnummer 18.008276.23)
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een PS4, een JBL-box en Airphone Earpods (oordopjes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(in de zaak met parketnummer 18.194996.22)
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Groningen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of televisie en/of een beeldscherm en/of
potten en/of pannen, althans een deel van de inboedel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [woonlokatie] dan wel [woonlokatie] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(in de zaak met parketnummer 18.324057.23)
hij op of omstreeks 18 september 2023 te Groningen [getuige] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen ontstond en/of brandstichting, door die [naam] via tekstberichten dan wel telefonisch dreigend de woorden toe te voegen
  • "Ik ga je auto ontploffen, wacht maar, en dit zijn geen boze praatjes", en/of
  • "Ik ga nu je tanden eruit halen zelfs, kom er nu aan", en/of
  • "Ja kom gesprek, dan ga ik je helemaal de kanker in slaan", en/of
  • "Ik ga een jongetje van 13 regelen die jou iets aan gaat doen als ik vast kom te zitten" en/of
  • "Anders pak ik je kinderen wel, maakt me niet uit hoe oud", en/of
  • "Ik gooi hete thee in je gezicht in de rechtbank", en/of
  • "Ik ga je kankerkantoor opblazen", en/of
  • "Alle geld die ik heb, ga ik investeren in vuurwerk, kijk wat met je huis gaat gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder parketnummer 18.336040.22 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, alsmede hetgeen hem onder de parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 ten laste is gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.336040.22 ten laste gelegde heeft de officier van justitie daartoe in het bijzonder gewezen naar de getapte oplichtingsgesprekken afkomstig van het toestel met IMEI-nummer 358631091275680 (dat in gebruik zou zijn bij verdachte) en van het telefoonnummer [telefoonnr:] , naar de op 1 maart 2022 onder verdachte in beslag genomen telefoon met daarin een zogeheten MSISDN kaartnummer [telefoonnr:] (zijnde hetzelfde telefoonnummer als waarmee een deel van de aangevers gebeld is) en naar de stemherkenningen door de “Asis sprekersherkenningsengine” en door de verbalisanten.
Dit, gecombineerd met andere aan bankhelpdeskfraude gerelateerde aanwijzingen die zijn gevonden in de onder verdachte in beslag genomen telefoon en met de berekenende en ongeloofwaardige verklaring van verdachte zelf, maakt dat de officier van justitie het onder dit parketnummer ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18.336040.22 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw betoogd dat hij hiervan integraal dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van hetgeen verdachte onder de parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat hiervoor een bewezenverklaring kan volgen, met dien verstande dat ter zake het onder parketnummer 18.194996.22 ten laste gelegde geldt dat enkel de vernieling van het raam bewezen kan worden. Er bevindt zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier om ook ten aanzien van de overige ten laste gelegde goederen tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank

In de zaak met parketnummer 18.336040.22

Vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte als (mede)pleger betrokken is geweest bij kort gezegd bankhelpdeskfraude.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is en zij zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van hetgeen hem onder dit parketnummer ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdenking die jegens verdachte is ontstaan, is allereerst gebaseerd op de veronderstelling dat het getapte toestel met IMEI-nummer 358631091275680, op het moment waarop aangevers [slachtoffer] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werden gebeld door de oplichter, in gebruik was bij verdachte. Aangevers werden vanaf dit toestel gebeld door telefoonnummer [telefoonnr:] dan wel door telefoonnummer [telefoonnr:] . Dat het toestel met voornoemd IMEI-nummer in gebruik was bij verdachte werd blijkens het dossier aangenomen in het onderzoek NSU en deze aanname is vervolgens overgenomen in het onderzoek Mosterd. Op basis waarvan men tot de conclusie is gekomen dat dit IMEI-nummer in gebruik zou zijn bij verdachte blijkt echter nergens uit. Het dossier bevat geen stukken op basis waarvan dit kan worden gecontroleerd en vastgesteld en bovendien zijn eerdere verzoeken van de raadsvrouw om deze (eventuele) ontbrekende stukken aan het dossier toe te voegen afgewezen.
De verdenking jegens verdachte is voorts gebaseerd op het aantreffen van het MSISDN kaartnummer [telefoonnr:] (zijnde hetzelfde telefoonnummer als waarmee aangevers [slachtoffer] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn gebeld door de oplichter) in de op 1 maart 2022 onder verdachte in beslag genomen telefoon (met IMEI-nummer 355313084090123), zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 35 e.v. van het dossier.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte deze telefoon van een vriend had gekregen en dat hier op enig moment inderdaad een simkaart in heeft gezeten waaraan het telefoonnummer [telefoonnr:] gekoppeld was, maar dat dit telefoonnummer nooit door verdachte is gebruikt om aangevers te bellen. De raadsvrouw heeft gemotiveerd aangevoerd dat het zo kan zijn dat dit MSISDN kaartnummer bij onderzoek in de telefoon nog steeds werd weergegeven, terwijl het nummer niet meer gekoppeld was aan de telefoon. Een aanwijzing hiervoor is dat dit nummer blijkens het dossier slechts vermeld werd achter het kopje MSISDN en niet achter het kopje “last used MSISDN”. Bovendien zijn aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] pas na de inbeslagname van de telefoon onder verdachte gebeld door de oplichter met het nummer [telefoonnr:] . Als het telefoonnummer inderdaad gekoppeld is aan de reeds in beslag genomen telefoon, is dat zeer opmerkelijk.
Nu het dossier geen duidelijkheid verschaft op dit punt, bijvoorbeeld een proces-verbaal van een forensisch specialist op het gebied van mobiele telefonie, is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet zonder meer kan worden meegenomen in een bewijsconstructie.
Ten aanzien van de vermeende stemherkenning door de “sprekersherkenningsengine Asis” en de stemherkenningen door de verbalisanten, overweegt de rechtbank dat deze volstrekt onduidelijk en onbetrouwbaar zijn en niet tot enig bewijs kunnen worden gebezigd. Zo is tot op heden niet duidelijk geworden welk stemfragment als “sample” is ingevoerd in de engine en daarmee of dit ook daadwerkelijk de stem van verdachte betrof, waardoor de resultaten van dit onderzoek (nog los van de vraag of dit überhaupt een betrouwbare onderzoeksmethode is en hoe deze precies in zijn werk gaat) naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele manier kunnen bijdragen aan het bewijs dat verdachte degene is die in deze getapte telefoongesprekken te horen is. Ten aanzien van de vermeende stemherkenningen door de
verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] overweegt de rechtbank eveneens dat deze niet tot enig bewijs kunnen worden gebezigd, nu ook ten aanzien hiervan geldt dat tot op heden (ondanks de aanvullende verhoren van deze verbalisanten bij de rechter-commissaris) onduidelijk is gebleven op basis waarvan deze stemherkenningen precies tot stand zouden zijn gekomen en welk vergelijkingsmateriaal hiervoor is gebruikt.
Nu er zich ook overigens onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om tot enige bewezenverklaring te kunnen komen spreekt de rechtbank verdachte integraal vrij van hetgeen hem onder dit parketnummer ten laste is gelegd.

In de zaak met parketnummer 18.008276.23

De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 april 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2023, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023007506 d.d. 10 januari 2023, inhoudend de verklaring van [naam] .

In de zaak met parketnummer 18.194996.22

De rechtbank past ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 april 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 5 oktober 2021 met een steen een ruit van de woonlocatie van [woonlokatie] en [woonlokatie] te Groningen kapot heb gegooid.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021272203 d.d. 14 juni 2022, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik doe namens [woonlokatie] en [woonlokatie] aangifte van vernieling. Op 5 oktober 2021 was ik aan het werk op de locatie [adres] in Groningen. Wij hadden een gesprek met [verdachte] waarin wij hem vertelden dat hij een tijdje naar een gesloten afdeling overgeplaatst zou worden (time-out). Toen wij dit aan [verdachte] hadden verteld, zag en hoorde ik dat hij boos werd. Ik zag dat hij eerst naar de televisie liep en opzettelijk en met kracht tegen deze televisie aantrapte. Ik zag dat de televisie door de trap van [verdachte] omviel. Vervolgens zag ik dat [verdachte] naar een hoge kast liep met daarin allemaal potten en pannen. Ik zag dat [verdachte] deze kast opende en vervolgens haalde [verdachte] diverse pannen uit de kast. Ik zag dat hij opzettelijk en met kracht deze pannen richting mij en [naam] gooide. [verdachte] is toen dit kantoor ingelopen en heeft toen ook het beeldscherm omgegooid. Nadat [verdachte] ons pand had verlaten, liep hij naar het spoor dat vlak bij ons pand ligt. [verdachte] heeft van dit spoor een steen gepakt en heeft deze steen tegen een raam van ons kantoor gegooid. Hierdoor zit er een grote barst in dit
raam. [verdachte] heeft onze televisie vernield. De pannen waarmee [verdachte] heeft gegooid zijn ook allemaal kapot. Het beeldscherm dat [verdachte] om heeft gegooid is ook kapot.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 november 2021, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] : [verdachte] liep boos weg en op dat moment gaf hij de televisie die in de woonkamer stond een trap. Ik zag dat de televisie op de grond viel. Vervolgens zag ik dat [verdachte] nog een trap tegen de televisie aangaf. [verdachte] liep daarna naar een kast waar allemaal pannen in lagen. Daar pakte hij wat pannen uit en gooide deze door de woonkamer. [verdachte] is hierna naar ons kantoor toe gelopen en heeft daar een computerscherm dat aan de muur hing losgetrokken en op ons bureau gegooid. Hierna zag ik dat [verdachte] naar buiten liep. Naast ons pand bevindt zich een treinspoor. Ik zag dat [verdachte] naar boven rende en ik zag dat [verdachte] bukte om een steen te pakken. Even later zag ik dat het ruit van onze kantoor was vernield.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsvrouw heeft betoogd dat alleen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het raam heeft vernield, nu ten aanzien van de andere in de tenlastelegging opgenomen goederen niet uit het dossier blijkt of deze daadwerkelijk kapot zijn gegaan en nu verdachte bovendien heeft ontkend deze goederen te hebben aangeraakt. De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze andere goederen ook heeft vernield. Dit betekent dat er ook ten aanzien van deze goederen een bewezenverklaring kan volgen.

In de zaak met parketnummer 18.324057.23

De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 april 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 oktober 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023264569 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [getuige] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder de parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(in de zaak met parketnummer 18.008276.23)
hij op 8 januari 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander,
een PS4, een JBL-box en Airphone Earpods (oordopjes), die geheel aan [naam] toebehoorden, heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(in de zaak met parketnummer 18.194996.22)
hij op 5 oktober 2021 te Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en televisie en een beeldscherm en potten en pannen, die geheel of ten dele aan [woonlokatie] dan wel [woonlokatie] toebehoorden, heeft vernield;
(in de zaak met parketnummer 18.324057.23)
hij, op 18 september 2023, te Groningen, [getuige] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstond en brandstichting, door die [naam] via tekstberichten dan wel telefonisch dreigend de woorden toe te voegen
  • "Ik ga je auto ontploffen, wacht maar, en dit zijn geen boze praatjes", en
  • "Ik ga nu je tanden eruit halen zelfs, kom er nu aan", en
  • "Ja kom gesprek, dan ga ik je helemaal de kanker in slaan", en
  • "Ik ga een jongetje van 13 regelen die jou iets aan gaat doen als ik vast kom te zitten", en
  • "Anders pak ik je kinderen wel, maakt me niet uit hoe oud", en
  • "Ik gooi hete thee in je gezicht in de rechtbank", en
  • "Ik ga je kankerkantoor opblazen", en
  • "Alle geld die ik heb, ga ik investeren in vuurwerk, kijk wat met je huis gaat gebeuren".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
(in de zaak met parketnummer 18.008276.23)

diefstal door twee of meer verenigde personen

(in de zaak met parketnummer 18.194996.22)
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
(in de zaak met parketnummer 18.324057.23)

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en

bedreiging met zware mishandeling

en

bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat

en

bedreiging met brandstichting.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.336040.22 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het onder de parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de bepaling van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met het feit dat er ten aanzien van alle parketnummers sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, waarbij het in de oudste zaak met parketnummer 18.194996.22 gaat om een overschrijding van 2,5 jaar. Dit maakt dat er volgens de raadsvrouw geen ruimte meer bestaat om verdachte nog te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Zo heeft hij zich op 5 oktober 2021 schuldig gemaakt aan het vernielen van een aantal goederen van de woonvoorziening van [woonlokatie] en [woonlokatie] , waar hij op dat moment woonde. Dit vond plaats kort nadat hem door zijn begeleiders was aangezegd dat hij in het kader van een time-out een tijdje naar een gesloten afdeling zou worden overgeplaatst, welke mededeling volgens één van de begeleiders resulteerde in een “explosie van woede” bij verdachte.
Op 8 januari 2023 heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een aantal goederen van [naam] , welke goederen verdachte en zijn mededader in notabene de eigen woning van die [naam] op een dreigende en intimiderende wijze van hem hebben afgenomen. Zij hebben [naam] en zijn vriendin, die hier getuige van was, hiermee een ontzettend nare en beangstigende ervaring bezorgd.
Later dat jaar, op 18 september 2023, heeft zich vervolgens een incident voorgedaan waarvan net als in 2021 onenigheid tussen verdachte en één van zijn hulpverleners de aanleiding vormde. Nadat zijn jeugdreclasseerder aan verdachte kenbaar had gemaakt dat zij zijn zaak zou terugleggen bij het openbaar ministerie omdat hij zich niet aan de gestelde voorwaarden hield, heeft hij haar op ernstige wijze bedreigd via de telefoon en middels het sturen van bedreigende Whatsappberichten.
Dit zijn stuk voor stuk ernstige strafbare feiten, waarbij het zwaartepunt voor de rechtbank ligt bij de bedreiging van de jeugdreclasseerder. Zij was op dat moment al jarenlang bij verdachte betrokken en zij
kenden elkaar in die zin goed. Dat verdachte haar, terwijl zij gewoon haar werk deed, op zn heftige wijze heeft bedreigd, waarbij hij zelfs nog naar het kantoor van Jeugdbescherming Noord is gegaan in een poging om haar op te zoeken, is volstrekt onacceptabel. Dat deze bedreigingen ook op de jeugdreclasseerder een diepe indruk hebben gemaakt blijkt wel uit het feit dat zij zich naar eigen zeggen genoodzaakt heeft gevoeld om hiervan, anders dan de eerdere keren waarin verdachte zich beledigend en bedreigend jegens haar had uitgelaten, daadwerkelijk aangifte te doen.
Zowel ten aanzien van voornoemde bedreiging als ook ten aanzien van de vernielingen in de woonvoorziening van [woonlokatie] en [woonlokatie] geldt dat de begeleiders van verdachte hun werk deden en zich vervolgens geconfronteerd zagen met explosief gedrag van verdachte nadat hem mededelingen werden gedaan die hem niet zinden.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan en vindt daarom ook dat hij daar een straf voor moet krijgen. Voor de feiten uit 2023 is een jeugddetentie, mede gelet op de justitiële documentatie van verdachte, in beginsel op zijn plaats.
Ter beantwoording van de vraag welke straf zij verdachte precies moet opleggen, kijkt de rechtbank ook naar de persoon van verdachte en naar hetgeen de deskundigen hieromtrent adviseren.
In dat kader heeft de rechtbank kennisgenomen van de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) omtrent verdachte opgemaakte rapportage d.d. 15 april 2025, waarin de Raad allereerst aangeeft dat het haar niet is gelukt om in contact te komen met verdachte en dat het daardoor niet mogelijk is geweest om een gedegen onderzoek te kunnen doen of een risicotaxatie af te nemen. Op basis van het dossier komt naar voren dat verdachte in de basis een (emotionele en fysieke) veilige, stabiele en voorspelbare opvoeding heeft gemist en dat dit zich uit in impulsief gedrag en in de onmacht tot het reguleren van emoties. Verdachte heeft in de basis ook veel wantrouwen richting anderen en heeft destructieve copingmechanismen aangeleerd, waarbij hij (op moment dat hij zich onveilig voelt) dreigend en dwingend kan zijn richting anderen. De Raad weet niet hoe het verdachte het afgelopen jaar is vergaan. Het is onduidelijk waar hij woont, hoe hij in zijn onderhoud voorziet en op welke wijze hij invulling geeft aan zijn dagen. Duidelijk is dat er bij hem sprake is van complexe problematiek en eerdere politie en justitiecontacten. Ondanks het feit dat er de afgelopen jaren een uitgebreid hulpverleningssysteem om verdachte heen heeft gestaan en er vele pogingen zijn ondernomen om hem te begeleiden, zijn vertrouwen te winnen en te stimuleren in zijn ontwikkeling is het niet gelukt om te komen tot bestendige samenwerking en groei. De Raad vraag zich dan ook af welke interventies er nog mogelijk zijn, mocht er een veroordeling volgen. Omdat er geen gedegen afweging heeft kunnen plaatsvinden onthoudt de Raad zich van het geven van een advies omtrent de wijze waarop deze zaak zou moeten worden afgedaan, waarbij zij de rechtbank wel wil meegeven dat het opnieuw opleggen van een jeugdreclasseringsmaatregel naar verwachting geen blijvend effect zal hebben. Indien de rechtbank toezicht en begeleiding toch noodzakelijk acht, vindt de Raad het wenselijker om dit te laten uitvoeren door Reclassering Nederland.
Gelet op het rapport van de Raad en de niet afwijzende houding van verdachte ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebaat is bij toezicht van de reclassering en zij zal deze voorwaarde dan ook koppelen aan een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank constateert voorts dat er (met name in de zaak onder parketnummer 18.194996.22) sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met deze overschrijding en verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Gelet op de ernst van met name de door verdachte geuite bedreiging jegens de jeugdreclasseerder is de rechtbank van oordeel dat aan hem nog wel een onvoorwaardelijke werkstraf dient te worden opgelegd.
Alles afwegende maakt dit dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij Reclassering Nederland. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.
De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, nu zij minder bewezen acht en omdat zij van oordeel is dat met voornoemde straf, in dit geval, op de juiste wijze recht wordt gedaan aan het bewezen verklaarde.

Benadeelde partij

(in de zaak met parketnummer 18.336040.22, ten aanzien van feit 1 en 2)
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 5.500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite integrale vrijspraak in deze zaak eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Indien de rechtbank ter zake van dit parketnummer wel tot enige bewezenverklaring mocht komen, heeft zij betoogd dat ook dan de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze niet is onderbouwd en de gevorderde schadevergoeding geen verband lijkt te houden met het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
(in de zaak met parketnummer 18.336040.22)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 december 2020, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang - een jeugddetentie voor de duur van 206 dagen (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht), waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 januari 2021. Bij beslissing d.d. 15 maart 2022 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de proeftijd met één jaar verlengd. Bij beslissing d.d. 10 november 2023 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank is de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, te weten 90 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 5 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van (het resterende deel van) de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Nu verdachte integraal wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 18.336040.22 ten laste gelegde, en de vordering niet tevens in één van de andere zaken aanhangig is gemaakt, kan echter niet worden geoordeeld dat hij de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarom zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.336040.22 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder de parketnummers 18.008276.23, 18.194996.22 en 18.324057.23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en dat hij zich daarna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en dat hij zich daarbij houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van parknummer 18.336040.22, feit 1 en 2:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 4] haar eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.177813.20:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 24 december 2020.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S. Zwarts en mr. A.H. Veltkamp, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
mr. S. Zwarts is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.