ECLI:NL:RBNNE:2025:1831

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
18-174921-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het invoeren en vervoeren van lachgas met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren, vervoeren en voorhanden hebben van lachgas. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door advocaat mr. M. Burgers, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 maart 2024 opzettelijk 669 flessen distikstofmonoxide (lachgas) had ingevoerd en vervoerd vanuit Duitsland naar Nederland. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie, waarin werd vastgesteld dat de verdachte met een voertuig de grens over was gekomen en dat er lachgasflessen in zijn voertuig werden aangetroffen.

De verdediging voerde aan dat de aangetroffen flessen van het bewijs uitgesloten moesten worden, omdat de politie onrechtmatig de garagebox had betreden. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende verdenking bestond om de garagebox te betreden, waardoor de inbeslagname van de telefoon van de verdachte ook rechtmatig was. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het specifieke aantal flessen, omdat niet kon worden vastgesteld dat alle flessen gevuld waren.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de maatschappelijke impact van het gebruik van lachgas en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die stabiliteit in zijn leven had bereikt na eerdere problemen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/174921-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 mei 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 01 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Burgers, advocaat te Arnhem. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te Emmen, althans in Nederland, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 669 flessen distikstofmonoxide (lachgas), in elk geval een of meer hoeveelheden distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 669 flessen distikstofmonoxide (lachgas), in elk geval een of meer hoeveelheden distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat het precieze aantal lachgasflessen dat zich in het voertuig bevond en dus is ingevoerd, niet kan worden vastgesteld. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte lachgasflessen heeft vervoerd, dan wel 669 volle lachgasflessen aanwezig heeft gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De aangetroffen lachgasflessen dienen van het bewijs te worden uitgesloten omdat de verbalisanten de garagebox onrechtmatig hebben betreden en daarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is niet sprake van een ontdekking op heterdaad en evenmin sprake van een verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, zoals artikel 96, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) vereist. Naar aanleiding van het onrechtmatig betreden van de garagebox is onder verdachte een telefoon in beslag genomen. Nu het beslag een rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatig betreden van de garagebox, dienen de bevindingen van het onderzoek aan de telefoon eveneens van het bewijs te worden uitgesloten. Ten aanzien van het in de tenlastelegging opgenomen aantal lachgasflessen van 669 kan niet worden vastgesteld dat dit allemaal gevulde flessen betroffen.
Oordeel van de rechtbank
Betreden garagebox en bevindingen telefoon
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. Op 29 maart 2024 krijgen verbalisanten een melding naar aanleiding van een ANPR-hit. Uit deze melding blijkt dat een voertuig vanuit Duitsland Nederland is ingereden en dat dit voertuig mogelijk betrokken is bij ondermijnende criminaliteit. Vijf minuten na de ANPR-hit krijgen de verbalisanten zicht op het voertuig en zij volgen het voertuig totdat het
arriveert bij een garagebox in Emmen. Tijdens de rit krijgen de verbalisanten het vermoeden dat het voertuig geladen is met goederen, gelet op de belasting op de banden en de ophanging. Aangekomen bij de garagebox zien de verbalisanten dat het voortuig achteruit de garagebox in rijdt, zien zij dat de achterste deuren van het voertuig zijn geopend en horen zij sleepgeluiden, afkomstig uit de garagebox. Nadat de verbalisanten naar de garagebox zijn toegereden stappen zij uit en tijdens het naar de personen in de garagebox toelopen zien zij in de garagebox cilinders die zij ambtshalve herkennen als cilinders die worden gebruikt voor de opslag van lachgas.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde bevindingen er bij de verbalisanten, al vóór het betreden van de garagebox, de verdenking kon bestaan van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, te weten het voorhanden hebben van lachgas, en dat aldus de verbalisanten op grond van artikel 96, eerste lid Sv rechtmatig de garagebox hebben betreden. Gelet hierop waren de verbalisanten ook bevoegd de telefoon van verdachte in beslag te nemen.
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is ook in onderdelen slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 01 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:In het voertuig zaten volle lachgasflessen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024082500 d.d. 28 april 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 29 maart 2024, omstreeks 17:15 uur, zagen wij dat een voertuig een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij zagen dat het voertuig een hit genereerde op de A37 bij de landsgrens komend uit Duitsland rijdend Nederland in. Wij zagen dat het voertuig mogelijk betrokken was bij ondermijnende criminaliteit. Op 29 maart 2024, omstreeks 17:20 uur, zagen wij het voertuig daadwerkelijk rijden. Wij zagen dat het voertuig de autosnelweg A37 had verlaten en reed op de N862 in de richting van Emmen. Wij zagen het voertuig de [adres] opreed. Wij zagen dat het voertuig een terrein opreed waar meerdere garageboxen stonden. Wij zagen dat het voertuig vervolgens achteruit één van de loodsen inreed. Wij zagen dat de bestuurder was uitgestapt en in de loods liep. Wij zagen niet veel later dat de achterste deuren van het voertuig waren geopend. Wij zagen in de loods twee personen staan bij de achterdeuren van het voertuig. Wij zagen dat één van deze personen de eerder omschreven bestuurder was.
Wij zijn vervolgens naar de loods gereden. Wij zijn uit onze dienstvoertuigen gestapt en naar de personen in de loods gelopen. Tijdens het naar de personen in de loods lopend zagen wij in de gehele loods honderden cilinders.
Wij zagen dat in de gehele loods en in de bus cilinders lagen. Wij liepen naar de persoon toe die wij beiden herkenden als zijnde de bestuurder van het voertuig. Hij gaf op te zijn: [verdachte] geboren op [geboortedatum] -1998. Wij zagen op de verpakkingen, cilinders en etiketten meerdere logo's teksten en indrukken van onder anderen: 'Nitrous Oxide' en 'H20'. Ambtshalve bekend als bedoeld distikstofmonoxide/lachgas.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 31 maart 2024, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 31 maart 2024 heb ik een onderzoek verricht in de onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen telefoon.
Onderzoek herkomst cilinders lachgas:
Afbeelding opslag cilinders:
Op 29 maart 2024 om 13:04 uur is er met het inbeslaggenomen toestel een image gemaakt. Op deze image is een locatie, een vermoedelijk industrieterrein, te zien waar meerdere kratten met vermoedelijk cilinders met lachgas liggen. Deze image wordt in bijlage 2 en image 2.1 aan dit proces-verbaal van bevindingen toegevoegd.
Reisgegevens Apple Maps:
Uit de veiliggestelde data blijkt dat verdachte [verdachte] op 29 maart 2024 tussen 11:07 uur en 15:46 uur heeft gereden naar Bochum, gelegen in Duitsland. Deze locatie gegevens in worden als bijlage 3 aan dit proces-verbaal van bevindingen toegevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Invoeren
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn voertuig vanuit Duitsland Nederland in is gereden, dat verdachte kort daarop wordt gevolgd door de verbalisanten en dat, zonder dat de verbalisanten verdachte in de tussentijd uit het oog hebben verloren, in het voertuig lachgasflessen worden aangetroffen. Daarmee kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte lachgasflessen heeft ingevoerd. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij in de ochtend en middag van 29 maart 2024 op verschillende plekken in Duitsland is geweest. In de middag, om 13:04 uur, heeft verdachte een foto gemaakt van een terrein waarop zich cilinders bevinden die kunnen worden gebruikt voor de opslag van lachgas. Gelet op deze bevindingen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de cilinders in Nederland heeft ingeladen en zich enkel in Duitsland heeft begeven om zich te oriënteren op nieuwe bedrijfsmogelijkheden, ongeloofwaardig.
Hoeveelheid
Hoewel de verbalisanten hebben beschreven dat alle aangetroffen cilinders lachgas bevatten omdat zij waren verzegeld, is dit voor de rechtbank op basis van die enkele stelling onvoldoende verifieerbaar. Gelet op de verklaring van verdachte dat de cilinders die zich in het voertuig bevonden lachgas bevatten, kan de rechtbank in samenhang met de fotos die zich in het dossier bevinden van de laadruimte van het voertuig wel vaststellen dat verdachte een aanzienlijke hoeveelheid flessen gevuld met lachgas heeft ingevoerd, vervoerd en voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte echter vrijspreken van het in de tenlastelegging specifiek genoemde aantal flessen met lachgas.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 29 maart 2024 in Nederland opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht flessen distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij op 29 maart 2024 te Emmen opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad flessen distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, als de rechtbank niet overgaat tot bewijsuitsluiting, bij de strafoplegging rekening te houden met het onrechtmatig betreden van de garagebox en de onrechtmatige inbeslagname van en onderzoek aan de telefoon. Daarnaast dient strafvermindering te volgen omdat door het onderzoek aan de telefoon een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is gemaakt waarvoor, in weerwil van de rechtspraak van het Hof van Justitie (CG/Landeck) en de Hoge Raad, geen voorafgaande toestemming door een rechter-commissaris is verleend. Voorts moet bij de strafoplegging rekening worden gehouden met het gegeven dat een deel van de cilinders leeg was en dat verdachte het leven goed op de rit heeft. De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren en de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 7 oktober 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het feit
De laatste jaren is sprake van toenemende problemen op allerlei terreinen (onder meer de gezondheidszorg, criminaliteit en het milieu) als gevolg van het gebruik van lachgas als recreatief roesmiddel, vooral door jongeren. Om die reden is lachgas (distikstofmonoxide) sinds 1 januari 2023 opgenomen in lijst II van de Opiumwet. Door het invoeren, vervoeren en voorhanden hebben van een forse hoeveelheid lachgas heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de cyclus van criminaliteit, gezondheidsschade en maatschappelijke ontwrichting.
Persoon van verdachte
De reclassering beschrijft dat verdachte de afgelopen jaren een behandeltraject heeft doorlopen bij [instelling] , dat verdachte tussen 2020 en 2023 onder reclasseringstoezicht heeft gestaan en dat sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden. Gelet op die stabiliteit en het ontbreken van een hulpvraag bij verdachte adviseert de reclassering om in het geval van een veroordeling een straf op te leggen zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Betreden garagebox, inbeslagname en onderzoek aan de telefoon (CG/Landeck)
Zoals overwogen acht de rechtbank het betreden van de garagebox en de inbeslagname van de telefoon rechtmatig, zodat dit geen gevolgen heeft ten aanzien van de strafmaat.
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat er sprake is van een vormverzuim nu zonder toestemming van de rechter-commissaris onderzoek is verricht aan de telefoon van verdachte. De raadsvrouw heeft verwezen naar het Landeck-arrest van het Hof van Justitie, waaraan kort gezegd de conclusie wordt verbonden dat, indien een meer dan beperkte inbreuk is te voorzien op de persoonlijke levenssfeer, de rechter-commissaris moet beslissen over de vraag of dat onderzoek mag worden uitgevoerd.
Overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vormverzuim. Bij het onderzoek aan de telefoon viel een meer dan beperkte inbreuk te voorzien op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Hoewel het Landeck-arrest nog niet was gewezen ten tijde van het onderzoek aan deze telefoon, gaat het niet om nieuw recht, maar om uitleg van reeds bestaand recht. De toestemming van de officier van justitie was daarom niet toereikend; de rechter-commissaris had toestemming moeten geven, voordat dit onderzoek mocht worden uitgevoerd.
Om te bepalen of deze schending moet leiden tot strafvermindering, heeft de rechtbank beoordeeld of het aannemelijk is dat (a) verdachte daadwerkelijk nadeel van de schending heeft ondervonden, (b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim, (c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en (d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is.
In het kader van de beoordeling van de vraag of verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, overweegt de rechtbank dat ook een schending van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte als zodanig onder omstandigheden een voldoende concreet nadeel kan opleveren.
In beginsel is hiervan in het onderhavige geval sprake. De rechtbank neemt echter in aanmerking dat er sprake was van een onderzoek naar een ernstig strafbaar feit en dat de aard van het feit een onderzoek aan de telefoon rechtvaardigde. Indien de machtiging van de rechter-commissaris (op juiste wijze) zou zijn aangevraagd, zou deze naar alle waarschijnlijkheid zijn verkregen. Verdachte is derhalve door het vormverzuim niet in een nadeliger positie geraakt ten opzichte van de situatie dat dit verzuim niet zou zijn begaan. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat vanwege het ontbreken van enig daadwerkelijk nadeel strafvermindering geen gerechtvaardigd rechtsgevolg van het vormverzuim is, zodat de rechtbank volstaat met de constatering van het vormverzuim.
Straf
Als overwogen gaat de rechtbank op basis van de verklaring van verdachte en de fotos in het dossier ervan uit dat verdachte een substantiële hoeveelheid flessen lachgas heeft ingevoerd, vervoerd en voorhanden heeft gehad. De rechtbank gaat, anders dan de officier van justitie, echter niet uit van het vervoeren en voorhanden hebben van 669 flessen, omdat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat alle aangetroffen flessen met lachgas waren gevuld.
De rechtbank acht, alles afwegende, de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen verhangende hechtenis en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J. Faber en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2025.