ECLI:NL:RBNNE:2025:1841
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van openbaarmaking in een Woo-procedure met betrekking tot niet dode dieren
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een individu vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs. Het verzoek betreft de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo) die verband houden met het aanbieden van niet dode dieren aan het destructiebedrijf Rendac Son B.V. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De minister had op 10 april 2025 een besluit genomen over de openbaarmaking van de gevraagde informatie, maar had besloten om een deel van de informatie niet openbaar te maken vanwege de uitzonderingsgronden ‘eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer’ en ‘het voorkomen van onevenredige benadeling’. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank overweegt dat afwijzing van het verzoek zou betekenen dat de openbaarmaking zou plaatsvinden voordat het bezwaar volledig is heroverwogen, wat de bezwaarprocedure zinledig zou maken.
Daarom wordt het verzoek tot schorsing van de openbaarmaking toegewezen. De voorzieningenrechter bepaalt dat de openbaarmaking wordt opgeschort tot twee weken na het besluit op bezwaar. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 385,- en een vergoeding van € 907,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.