ECLI:NL:RBNNE:2025:1843

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
18-394815-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapen, drugs en mishandeling van een ambtenaar

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, het bezit van cocaïne en heroïne, bedreiging, mishandeling van een ambtenaar en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden. De zaak kwam aan het licht na een incident op 11 december 2024, waarbij de verdachte samen met anderen de aangever [slachtoffer 1] in diens woning bedreigde met een vuurwapen. De verdachte vluchtte vervolgens en werd later aangehouden met een tas waarin een vuurwapen, munitie, harddrugs en een aanzienlijk geldbedrag van 4.540 euro werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor de mishandeling van [slachtoffer 2], een ambtenaar, die hem tijdens zijn detentie wilde begeleiden. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/394815-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 mei 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboortedatum] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 01 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Assen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
  • (meermaals) te slaan tegen zijn hoofd en/of lichaam; en/of
  • een kopstoot te geven; en/of
  • een nekslag te geven; en/of
  • zijn keel dicht te knijpen; en/of
  • op zijn rug en/of ribben te slaan
2
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Assen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een vuurwapen (omgebouwd gaspistool), van het merk Blow, model TR 92, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad; en/of
  • één kogelpatroon (met afgeplatte voorzijde) voorhanden heeft gehad
3
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
  • aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen te tonen; en/of
  • door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat de kogel (die op tafel lag) voor hem was en dat hij hiermee gedood zou worden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of
  • door te zeggen dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] wel zou weten te vinden, ook als hij vast zou komen te zitten, of [naam] en zijn broer zouden komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of
  • door (vervolgens) het magazijn in het vuurwapen te doen en het vuurwapen door te laden; en/of
  • door (meermaals) te zeggen dat hij die [slachtoffer 1] dood wil maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
4
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 479,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 296,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde cocaine en/of heroine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
5
hij op of omstreeks 11 december 2024, te Assen (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen
  • heeft verworven, te weten een geldbedrag van 4.540 euro, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
6
hij op of omstreeks 13 december 2024 te Assen, [slachtoffer 2] (werkzaam als complexbeveiliger bij de [bedrijf] ), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd te slaan

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde wijst aangever verdachte aan als verantwoordelijke, maar enig ondersteunend bewijs voor aangevers verklaringen ontbreekt. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde is het niet een onredelijke veronderstelling dat het geld afkomstig is uit een schadevergoeding die verdachte heeft ontvangen en zonder nader onderzoek kan niet worden aangenomen dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Verdachte moet van het onder 6 ten laste gelegde worden vrijgesproken omdat de verbalisant niet handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt. Het gebruik van de wapenstok was gelet op de omstandigheden niet geoorloofd en het door verdachte verhinderen dat een deur kon worden gesloten rechtvaardigt niet het handelen van de verbalisant.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] in samenhang met de geneeskundige verklaring die tot het procesdossier behoort, kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] is mishandeld in zijn woning op 11 december 2024. De rechtbank kan echter niet met voldoende zekerheid vaststellen dat en in hoeverre alleen verdachte deze mishandeling heeft gepleegd, zoals is ten laste gelegd. De verklaring van [slachtoffer 1] daaromtrent staat namelijk op zichzelf, terwijl bij het incident in de woning niet alleen verdachte betrokken is geweest, maar ook twee andere personen.
Bewezenverklaring feiten 2 tot en met 5
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024114

d.d. 25 maart 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :

Op 11 december 2024 kwam ik binnen in mijn woning aan de [adres] in Assen. Toen ik binnenkwam werd ik door een persoon naar boven geroepen. Ik ben naar de zolder gegaan. Daar waren drie mannen. [naam] is regelmatig bij mij in de woning. Er was ook een Eritrese jongen, die ik [naam] noem. De derde jongen noemen ze [naam] . Ik ging zitten aan de tafel met stoelen. [naam] zit voor mij. [naam] zit aan de andere kant van de tafel. [naam] zat achter mij. [naam] had een vuurwapen in zijn linkerhand. Ik zag dat er een patroon op tafel stond en hij vertelde mij dat deze kogel voor mij was en dat ik daarmee gedood zou worden. Ook al zou hij vast komen te zitten dan wist hij mij nog wel te vinden of [naam] en zijn broer zouden komen. Ik kan het vuurwapen als volgt omschrijven; Het is een zwart vuurwapen met iets grijs aan de voorkant. Hij had een magazijnhouder in zijn hand. Ik zag dat in de magazijnhouder een patroon zat. Zo'n zelfde patroon stond ook op tafel. Ik zag en hoorde dat [naam] het magazijn in het wapen deed en deze doorlaadde. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij dood wilde hebben. [naam] bleef maar doorgaan over dat hij mij dood wilde hebben.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Wij kregen op 11 december 2024 het verzoek te gaan naar de [adres] te Assen. Melder zou hier bij een collega verblijven. Hij zou omstreeks 13:50 uur zijn mishandeld in zijn woning aan de [adres] door drie personen. Ter plaatse aan de [adres] maakte ik ons luidkeels kenbaar als zijnde politie. Ik liep vervolgens naar de achtertuin en zag een persoon wegrennen met een gele plastic tas, type supermarkt Jumbo, in zijn hand. Ik rende achter de verdachte aan. Ik zag dat de verdachte de Jumbotas bovenop een tuinschuurtje gooide. Ik heb vervolgens de verdachte omstreeks 15:30 uur aangehouden. Ik ben naar het eerder genoemde tuinschuurtje gegaan. Vervolgens ben ik op het dak geklommen en zag hier de Jumbo tas liggen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik zag dat mijn collega een persoon vasthad, die ik ambtshalve ken als [verdachte] . Ik zag dat andere collega's de verdachte overnamen van mijn collega [verbalisant] .
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik kreeg de gele plastic tas overhandigd van mijn collega [verbalisant] . Ik zag dat er een zwart vuurwapen met een zilveren loop met schroefdraad dat uitstak in de plastic tas lag en dat er een grote stapel met geldbiljetten en diverse bolletjes lagen.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2024, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Het wapen betreft een omgebouwd gaspistool van het merk Blow model TR92. De originele gesperde loop is vervangen voor een volledig open loop. Het wapen is hiermee geschikt gemaakt voor het verschieten van projectielen (kogels). In het patroonmagazijn is in ieder geval zichtbaar een (1) kogelpatroon met een afgeplatte voorzijde. Deze is geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen af te schieten.

Verdachte

Achternaam: [verdachte]
Goed
Goednummer: PL0100-2024338097-1782361.
6.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 30 december 2024, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Wapenomschrijving 1:

Object: Vuurwapen (Pistool) Merk/type: Blow, TR92
Bijzonderheden: Omgebouwd gaspistool, schroefdraad loopeinde + patr.magazijn WERKING WAPEN
Met het wapen werden bij team WME proefscholen afgevuurd. Het wapen functioneert naar behoren. Het inbeslaggenomen voorwerp is een semi-automatisch centraalvuur pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Wapenomschrijving 2:
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Merk/type: CBC, aangepaste volmantel kogel Bijzonderheden: Uit Blow patroonmagazijn, aangepaste kogel
De hier beschreven kogelpatroon bevond zich bij aantreffen in het Blow patroonmagazijn. Dit patroonmagazijn bevond zich bij aantreffen in de greep van het hier beschreven Blow pistool. Het wapen was daarmee halfgeladen. De kogel van de kogelpatroon is aangepast, afgezaagd / afgevijld, om in het korte, voor 9 millimeter gas- en knalpatronen geschikte patroonmagazijn, te passen.
Oorspronkelijk betreft het een volmantel kogel. Door de gedane aanpassing is de volmantel kogel getransformeerd naar een expanderende kogel. De kogelpatroon is geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen, onder andere het hier beschreven Blow pistool, af te schieten. Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie.
7.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 19 december 2024, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :

Sporendragers

Goednummer: PL0100-2024338097-1782361 SIN: AARW7836NL

Onderzoek vuurwapen (pistool) met SIN AARW7836NL

Ik zag dat in het magazijn een patroon (met SIN AARW7850NL) zat.

Veiliggestelde sporen

SIN: AAST4126NL
Relatie met SIN: AARW7836NL Plaats veiligstellen: Ruwe delen
SIN: AAST4124NL
Relatie met SIN: AARW7850NL Plaats veiligstellen: Gehele patroon
8. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van Eurofins, zaaknummer TMFI2024.6196, d.d. 8 januari 2025 opgemaakt door dr. M. Moorlag, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Gehele patroon
AAST4124NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren,
van wie zeker één man.
Verdachte [verdachte] Zie 6. Berekening van de
bewijskracht
Ruwe delen AAST4126NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal vier donoren,
van wie zeker één man.
Verdachte [verdachte] * [naam] *
*: een berekening van de bewijskracht is vooralsnog niet uitgevoerd.

6. Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van verdachte [verdachte] in de bemonstering
AAST4124NLis de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en één onbekende persoon. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van twee onbekende personen
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
9. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 160 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Omstandigheden: aangetroffen in de tas welke de verdachte had achtergelaten

Beslagene

Achternaam: [verdachte]

Volgnummer 1

Object: Geld (Biljetten) Totale hoeveelheid: 4540 EUR
10. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 155 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Omstandigheden: drugs aangetroffen in inbeslaggenomen plastic tas
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024338209-1782311
11. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 156 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Omstandigheden: drugs aangetroffen in plastic tas
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer: PL0100-2024338209-1782308
12. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 157 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Omstandigheden: drugs aangetroffen in inbeslaggenomen plastic tas
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024338209-1782312
13. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 158 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Omstandigheden: drugs aangetroffen in inbeslaggenomen plastic tas
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024338209-1782313
14. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 9 januari 2025, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
De volgende onderzoeksitems zijn aangeboden voor onderzoek: Uniek Voorwerp Nummer: AAST3704NL
BVH Goednummer: G1782311 Nettogewicht: 85,64 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAST3702NL BVH Goednummer: G1782308 Nettogewicht: 296,65 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAST3706NL BVH Goednummer: G1782313 Nettogewicht: 210,48 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAST3705NL BVH Goednummer: G1782312 Nettogewicht: 96,28 gram
15. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.12.24.121 (aanvraag 001), d.d. 24 december 2024 opgemaakt door N. van Doorn, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 104 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Kenmerk
Conclusie
AAST3702NL
bevat heroïne
16. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.12.24.121 (aanvraag 002), d.d. 30 december 2024 opgemaakt door P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Kenmerk
Conclusie
AAST3705NL
bevat cocaïne
17. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.12.24.121 (aanvraag 003), d.d. 30 december 2024 opgemaakt door P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Kenmerk
Conclusie
AAST3706NL
bevat cocaïne
18. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.12.24.121 (aanvraag 004), d.d. 2 januari 2025 opgemaakt door A.B.M. van Esch-de Bruin, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Kenmerk
Conclusie
AAST3704NL
bevat cocaïne
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bedreiging van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] in zijn woning is opgewacht door drie mannen, dat deze drie mannen op zolder om [slachtoffer 1] heen zijn gaan zitten en dat zij vervolgens [slachtoffer 1] met een vuurwapen hebben bedreigd, onder meer door dat vuurwapen door te laden. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van deze drie mannen moet zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte uit de woning is gevlucht toen de politie kort na dit incident bij de woning arriveerde. Bovendien heeft verdachte kort na het incident een geladen vuurwapen met een zilveren loop met schroefdraad dat uitstak voorhanden gehad, waarbij zijn DNA is aangetroffen op in ieder geval het patroon in het vuurwapen. Deze omstandigheid strookt met en biedt steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
Hoeveelheid cocaïne
Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank vaststellen dat verdachte 392,40 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Voor zover het aanwezig hebben van een grotere hoeveelheid cocaïne is ten laste gelegd, zal verdachte daarvan, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, worden vrijgesproken.
Herkomst geldbedrag
De rechtbank stelt vast dat een contant geldbedrag van 4.540,00 is aangetroffen in een tas waarvan verdachte heeft geprobeerd zich te ontdoen terwijl hij vluchtte voor de politie. In diezelfde tas zaten ook harddrugs en een vuurwapen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geldbedrag.
De raadsvrouw heeft ter zitting namens verdachte aangevoerd dat verdachte een jaar voor de inbeslagname een groot bedrag uitgekeerd heeft gekregen en dat het geld in de tas daarvan afkomstig kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar is. Hoewel uit het procesdossier blijkt dat verdachte in 2023 een schadevergoeding van 82.580,00 heeft ontvangen, is in het geheel niet toegelicht dat het geld in de tas daarvan afkomstig is en waarom de verdachte dan een grote, contante hoeveelheid van dat geld bij zich had. Het aldus namens de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit ook wist.
Bewezenverklaring feit 6
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 1 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:Ik heb [slachtoffer 2] geslagen toen hij zijn elleboog tegen mijn keel zette.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2024, opgenomen op pagina 238 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024114

d.d. 25 maart 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :

Ik doe aangifte van mishandeling. Ik ben geslagen door een arrestant die vast zit in het cellencomplex van de politie aan de [adres] te Assen. De arrestant heeft mij pijn en letsel toegebracht en mijn horloge is hierdoor stuk.
Vanuit mijn functie als complexbeveiliger bij de [bedrijf] was ik op 13 december 2024 werkzaam op het cellencomplex [adres] van de politie Noord-Nederland. [verdachte] moest gereed worden gemaakt voor vervoer. Ik heb meneer in de gelegenheid gesteld één sigaret te roken, omdat het vervoer al bijna aanwezig was hem op te halen. Toen meneer het hiermee niet eens was, heb ik hem verteld dat hij nu gebruik kon maken van dit aanbod en anders zijn sigaret weer kon inleveren. Hierop antwoorde meneer met de woorden kom maar, kom hem maar halen' of woorden van gelijke strekking. Ik heb op dit moment meneer verzocht zijn verzet te staken omdat ik anders mogelijk geweld moest gaan gebruiken. Ik zag hierop dat meneer probeerde naar mij uit te halen. Hierop heb ik meneer gefixeerd tegen de muur door mijn arm diagonaal op zijn borstkas te houden en hem met kracht tegen de muur te houden. Hierop ontstond een worsteling.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2024 (de rechtbank begrijpt: 2025), opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Bij het uitkijken van de beelden afkomstig van het cellenblok aan de [adres] te Assen heb ik het volgende bevonden.
Om 14:28 uur lopen de verdachte en de medewerker van Justitie richting de luchtplaats. Bij de deur lijkt de medewerker van Justitie de verdachte iets, gelijkend op een sigaret, aan te reiken.
Om 14:29 uur duwt de medewerker van Justitie de verdachte richting de linkerhoek van de luchtplaats, gezien vanuit de camera, waarna een worsteling volgt. De verdachte verzet zich. De medewerker van
Justitie probeert de verdachte onder controle te brengen. De verdachte haalt een paar keer uit met zijn rechterarm/hand in de richting van het hoofd van de medewerker van Justitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] door verdachte is geslagen en dat dit, anders dan door de raadsvrouw bepleit, is gebeurd ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van [slachtoffer 2] als ambtenaar. In dit verband stelt de rechtbank op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte bij een discussie over het roken heeft geprobeerd uit te halen naar [slachtoffer 2] , dat [slachtoffer 2] in reactie daarop heeft getracht verdachte onder controle te krijgen, dat vervolgens een worsteling is ontstaan waarbij verdachte [slachtoffer 2] daadwerkelijk heeft geslagen. Het aldus omschreven handelen van [slachtoffer 2] acht de rechtbank rechtmatig, ook in aanmerking genomen dat dit handelen hardhandig is geweest, zoals de raadsvrouw op basis van de (zich niet in het dossier bevindende) camerabeelden heeft betoogd. Het trekken van de wapenstok door [slachtoffer 2] doet aan die rechtmatigheid niet af, alleen al omdat [slachtoffer 2] dit pas deed nadat hij was mishandeld door verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2
hij op 11 december 2024 te Assen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een vuurwapen (omgebouwd gaspistool), van het merk Blow, model TR 92, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad en
  • één kogelpatroon (met afgeplatte voorzijde) voorhanden heeft gehad;
3
hij op 11 december 2024 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
  • aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen te tonen en
  • door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat de kogel (die op tafel lag) voor hem was en dat hij hiermee gedood zou worden en
  • door te zeggen dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] wel zou weten te vinden, ook als hij vast zou komen te zitten, of [naam] en zijn broer zouden komen en
  • door (vervolgens) het magazijn in het vuurwapen te doen en het vuurwapen door te laden en
  • door (meermaals) te zeggen dat hij die [slachtoffer 1] dood wil maken;
4
hij op 11 december 2024 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad 392,40 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 296,65 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
hij op 11 december 2024 te Assen een voorwerp, te weten een geldbedrag van 4.540 euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
6
hij op 13 december 2024 te Assen, [slachtoffer 2] (werkzaam als complexbeveiliger bij de [bedrijf] ), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
3. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
5. witwassen
6. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 10 april 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 december 2024 samen met anderen aangever [slachtoffer 1] in diens eigen woning met de dood bedreigd en is, nadat de politie arriveerde, op de vlucht geslagen met een big shopper met daarin een vuurwapen en munitie, harddrugs en geld van criminele herkomst. Verdachte heeft aldus voor [slachtoffer 1] een situatie gecreëerd die op zijn minst erg beangstigend moet zijn geweest. Het bezit van vuurwapens en munitie brengt aanzienlijke risicos met zich mee voor de veiligheid van personen en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het gebruik van drugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder witwassen. Het witwassen van geldbedragen draagt bij aan het onttrekken van criminele opbrengsten aan het zicht van justitie en ondermijnt de integriteit van de financiële economische systemen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Twee dagen na zijn aanhouding heeft verdachte in het cellencomplex aan de [adres] in Assen complexbeveiliger [slachtoffer 2] mishandeld op het moment dat hij verdachte een sigaret wilde laten roken. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte aan. Verdachte heeft ter terechtzitting hier op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor genomen, maar zich integendeel zeer onbehoorlijk jegens de aanwezige [slachtoffer 2] uitgelaten.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan de totstandkoming daarvan. De reclassering heeft om die reden geen inzicht kunnen krijgen in eventuele problematiek binnen de leefgebieden. Ook ter terechtzitting heeft verdachte niet willen antwoorden op vragen over zijn persoonlijke omstandigheden. De reclassering acht het risico op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden hoog en adviseert, gelet op verdachtes niet-meewerkende houding, een straf op te leggen zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweld tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, alsmede voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank
komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank uitgaat van een beperktere bewezenverklaring.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 270,00 ter vergoeding van materiële schade, te weten zijn horloge, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De benadeelde partij vordert een hoger bedrag dan de aankoopwaarde van het horloge omdat er geen vergelijkbaar model meer te koop is.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van 175,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade aan het horloge van de verbalisant geen verband houdt met het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit, omdat tijdens de vermeende mishandeling niemand op de grond is gevallen. Pas daarna in de gang, tijdens het terug begeleiden van verdachte naar zijn cel, is een worsteling ontstaan waarbij verdachte en de betrokken verbalisanten op de grond terecht zijn gekomen. Subsidiair, in geval van toewijzing van de vordering, dient rekening te worden gehouden met het gedrag van de verbalisant en de benarde positie waarin verdachte verkeerde.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit de door de benadeelde partij aangeleverde factuur blijkt dat het horloge dat is beschadigd 2,5 jaar vóór de mishandeling is aangeschaft voor 199,00. De rechtbank zal een aftrek voor nieuw-voor-oud toepassen, die in mindering wordt gebracht op de toe te kennen schadepost. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van 175,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de vordering voor het overige af te wijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Uit de beslaglijst blijkt dat beslag ligt op de volgende goederen.
4.540,00 EUR (1782633)
1 STK Pistool (Omschrijving: Zwart, merk: BLOW) (1782361)
1 STK Patroonhouder (1782362)
1 STK Munitie (1782366)
1 STK Verdovende Middelen (1782311)
1 STK Verdovende Middelen (1782308)
1 STK Verdovende Middelen (1782312)
1 STK Verdovende Middelen (1782313)
1 STK Verdovende Middelen (1782309)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het pistool, de patroonhouder, de munitie en de verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat het geldbedrag verbeurd moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde, het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte dient te worden teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het pistool, de patroonhouder, de munitie en de verdovende middelen onttrekken aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot de goederen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal het geldbedrag verbeurd verklaren omdat met betrekking tot dit geldbedrag het onder 5 bewezen verklaarde is begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 285, 300, 304 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 6
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 175,00 (zegge: honderdvijfenzeventig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 175,00 (zegge: honderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de hierna te noemen goederen:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: Zwart, merk: BLOW) (1782361)
  • 1 STK Patroonhouder (1782362)
  • 1 STK Munitie (1782366)
  • 1 STK Verdovende Middelen (1782311)
  • 1 STK Verdovende Middelen (1782308)
  • 1 STK Verdovende Middelen (1782312)
  • 1 STK Verdovende Middelen (1782313)
  • 1 STK Verdovende Middelen (1782309)
Verklaart verbeurd het hierna te noemen geldbedrag:
4.540,00 EUR (1782633)
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2025.