ECLI:NL:RBNNE:2025:1982

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
18-011854-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en taakstraf na poging tot doodslag en mishandeling met machete

Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, bedreiging en mishandeling. De feiten vonden plaats op 10 januari 2025 in Emmen, waar de verdachte onder invloed van alcohol met een machete een confrontatie zocht met meerdere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met vol opzet handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag op [slachtoffer 1]. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 710 dagen, waarvan 600 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd. De rechtbank achtte het noodzakelijk om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor immateriële en materiële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/011854-25
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/390328-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , ingeschreven te [adres] ,
thans verblijvende in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Pater, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/011854-25
1. ​
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • meermaals, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
  • met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals, althans op/in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • meermaals, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
  • met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals, althans op/in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
  • meermaals, althans eenmaal op/tegen het hoofd te slaan en/of
  • met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals, althans op/in het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan of snijden;
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door op/tegen het hoofd te slaan;
4.
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
  • door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en/of "ik ga iedereen doodmaken" en/of
  • door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik hak je in elkaar" en/of "ik ga je vermoorden" en/of "ik ga je afmaken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk
  • een raam van een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde en/of
  • een toegangsdeur van restaurant [bedrijf] in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde en/of
  • een (personen)auto (merk Dodge, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met
  • met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of
  • met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] de woorden toe te voegen
  • " Ik maak jullie kankerdood" en/of
  • " Jullie gaan dood" en/of
  • " Ik zie jullie nog wel wanneer ik nuchter ben! Als ik jullie zie maak ik jullie kankerdood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van de politie.
Parketnummer 18/390328-24
1.
hij op of omstreeks 8 november 2024 te Hoogeveen [slachtoffer 8] heeft mishandeld door op/tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2024 te Hoogeveen een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Beoordeling van het bewijsStandpunt van de officier van justitieParketnummer 18/011854-25
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde. Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde vernieling van de personenauto van aangever [slachtoffer 5] heeft hij aangevoerd dat deze vernieling blijkt uit de aangifte en de bijgevoegde afbeeldingen van de schade aan de auto.
Parketnummer 18/390328-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/011854-25
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet duidelijk of verdachte aangever met het mes in zijn nek heeft geslagen of dat hij dat enkel heeft gedaan met zijn hand waarin hij het mes vasthield. Ook wanneer verdachte aangever wel met het mes in zijn nek zou hebben geslagen is het niet duidelijk op welke wijze en met welke kant, de scherpe of platte kant, dit is gebeurd. Tevens is bij aangever slechts sprake van een rode striem in de hals en niet van een wond. Het slaan met een mes in de hand, op de nek, terwijl iemand een winterjas met een kraag aanheeft, brengt niet een dusdanige kans op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met zich dat deze kans als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Ook kan niet uit het dossier worden afgeleid of op basis van de uiterlijke verschijningsvorm verdachte zijn gedragingen gericht zijn geweest op de dood van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, immers kan niet worden vastgesteld hoe die uiterlijke verschijningsvorm eruit heeft gezien. Met betrekking tot de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 5 ten laste gelegde vernieling van de personenautos van aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Voor de vernieling van de auto van [slachtoffer 4] ontbreekt het wettig bewijs nu er enkel een aangifte ligt en een getuige heeft verklaard dat een man op de ruit van een auto heeft geslagen. Deze getuige heeft geen nadere omschrijving gegeven van de persoon die de auto zou hebben vernield. Ten aanzien van de vernieling van de personenauto van [slachtoffer 5] ontbreekt eveneens het wettig bewijs omdat er alleen een aangifte is en verder geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn waaruit blijkt dat verdachte deze auto heeft vernield. Voor wat betreft de vernieling van de toegangsdeur van het restaurant [bedrijf] heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de raadsvrouw zich met betrekking tot een bewezenverklaring van het onder 3, 4 en 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/390328-24
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbankParketnummer 18/011854-25 Partiële vrijspraak feit 5
De rechtbank acht de onder 5 ten laste gelegde vernieling van de personenauto van aangever [slachtoffer 5] niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op grond van de aangifte niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de schade heeft toegebracht aan de personenauto van aangever [slachtoffer 5] . Bovendien bevat het dossier ook verder geen bewijsmiddelen die duiden op betrokkenheid van verdachte.
Feit 1 en feit 5
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 8 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 10 januari 2025 mijn baard groen heb geverfd op een feestje. U vraagt mij of de machete die ik bij mij droeg scherp was. Ja, de machete was geslepen en dus scherp. Ik ben later op de avond door twee agenten getaserd en vervolgens aangehouden.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 11 januari 2025, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2025009212, 2025009249, 2025010267, 2025011909 en 2025011126 d.d. 16 januari 2025, inhoudend
als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 10 januari 2025 omstreeks 22:25 uur liep ik op de [adres] in Emmen in de richting van de [adres] . Ik hoorde op een gegeven moment een jongen schreeuwen achter mij. Ik keek achterom en ik kan hem als volgt omschrijven:
  • Donker gekleed
  • Zwarte jas met capuchon over zijn hoofd
  • Blanke huidskleur
  • Groene highlights in zijn baard
Toen hij dichterbij kwam zocht hij een confrontatie met mij. Ik hoorde hem meerdere malen zeggen kijk jij naar mij? Ik zag dat hij ineens vanuit de binnenkant van zijn jas een groot zwart mes pakte. Ik zou het omschrijven als een machete. Hij hield de machete in zijn rechterhand vast. De jongen stond op een gegeven moment binnen handbereik. Ik zag dat hij daarna met zijn rechterhand waar hij een machete in vasthield op mij sloeg. Ik voelde dat hij mij raakte aan de linkerkant van mijn nek/hals. Ik had op dat moment een winterjas aan. Ik had de rits omhoog en mijn nek/hals was bedekt met mijn jas.
3. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 11 januari 2025, opgenomen op pagina 59 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
A. Uitwendig waargenomen letsel: Rode striem linkerzijde hals.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen zijnde onder andere een foto met als titelfoto 1) d.d. 12 januari 2025, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :

Omschrijving aangifte

Plaats delict : [adres] Emmen
Pleegdatum/tijd : tussen vrijdag 10 januari 2025 om 20:40 en zaterdag 11 januari 2025 om 0:15

Verklaring

De vooruit van mijn auto is ingeslagen.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor (met bijlagen zijnde onder andere een foto met als titelfoto 1en omschrijvingVoertuig vernield
(parkeerplaats [bedrijf] )d.d. 20 januari 2025, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Gisteravond zijnde 10 januari 2025 rond 22:30 uur was ik aan het werk in het restaurant [bedrijf] . Een collega van mij vertelde dat er een man op het parkeerterrein van de [bedrijf] liep te schreeuwen.
Vervolgens ben ik met haar naar buiten gelopen. Buiten zag ik een man lopen. Ik zag dat die man iets in zijn handen had. Ik dacht iets metaals. Ik zag dat die man met datgene wat hij in zijn handen vasthield op een voorruit sloeg van een auto die daar geparkeerd stond. Het was een zwarte auto. Ik heb een foto gemaakt van de schade aan het voorraam. Ik heb de politie gebeld. Die kwamen later met twee auto's.
Verder hoorde ik dat de man was aangehouden.
Bewijsoverweging - feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de confrontatie met aangever [slachtoffer 1] heeft opgezocht. De verdediging heeft daartegen ook geen verweer gevoerd. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de aangifte vermelde geweldshandelingen heeft uitgevoerd, waarbij acht wordt geslagen op de geneeskundige verklaring.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het om het leven brengen van [slachtoffer 1] dat het opzet van verdachte hierop gericht moet zijn geweest. Verdachte heeft - zwaar onder invloed van alcohol en dus tevens ongecontroleerd - met een geslepen en scherpe machete op de nek dan wel hals van [slachtoffer 1] geslagen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is, en dat dus ook verdachte wist, dat zich in de nek dan wel hals vitale organen bevinden, waaronder diverse slagaders, die verdachte had kunnen raken. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vol opzet op dood. De rechtbank achter derhalve de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging - feit 5 (vernieling personenauto aangever [slachtoffer 4] )
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de ruit van de personenauto is vernield tussen 10 januari 2025 20:40 uur en 11 januari 2025 00:15 uur. Uit de verklaring van getuige [getuige] volgt dat een persoon op 10 januari 2025 rond 22:30 uur met een metaalachtig voorwerp in zijn handen op de voorruit heeft geslagen van een auto die daar geparkeerd stond. Naar aanleiding van deze vernieling heeft zij de politie gebeld en daarna heeft zij gehoord dat deze persoon is aangehouden. Getuige [getuige] heeft, net als aangever [slachtoffer 4] , fotos gemaakt van de auto met de vernielde voorruit. De rechtbank concludeert dat het ten aanzien van de fotos die door aangever [slachtoffer 4] en getuige [getuige] zijn gemaakt, om dezelfde personenauto gaat. De rechtbank concludeert dit op basis van de ondergrond, de reflector aan de zijkant van de auto waarvan de voorruit is vernield, de (wijze van de) barsten in de vernielde voorruit, de kleur van de auto waarvan de voorruit is vernield en de witte auto op de achtergrond. Voornoemde elementen zijn telkens op beide fotos te zien.
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande - in onderling verband en samenhang bezien -, de fotos die zijn gemaakt door aangever [slachtoffer 4] en getuige [getuige] van de schade aan de voorruit van de personenauto en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij die avond een machete bij zich droeg en is aangehouden, dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die deze schade heeft toegebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde - voor zover het ziet op de vernieling van de personenauto van aangever [slachtoffer 4] - wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feiten 3, 4, 5 (overig) en 6
De rechtbank acht het onder 3, 4, 5 (ten aanzien van de vernieling van de toegangsdeur van restaurant [bedrijf] ) en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 11 januari 2025, opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2025009212, 2025009249, 2025010267, 2025011909 en 2025011126 d.d. 16 januari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer
2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 13 januari 2025, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2025, opgenomen op pagina 62 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
Parketnummer 18/390328-24
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 november 2024, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024307830 d.d. 29 november 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2024, opgenomen op 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 3, 4, 5 en 6 van parketnummer 18/011854-25 en feiten 1 en 2 van parketnummer 18/390328-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/011854-25
1. primair
hij op 10 januari 2025 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een machete, in de nek/hals van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door tegen het hoofd te slaan;
hij op 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
  • door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en "ik ga iedereen doodmaken" en
  • door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik hak je in elkaar", "ik ga je vermoorden" en "ik ga je afmaken";
hij op 10 januari 2025 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk
  • een raam van een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken] ), die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, en
  • een toegangsdeur van restaurant [bedrijf] , die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
hij op 10 januari 2025 te Emmen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] de woorden toe te voegen
  • " Ik maak jullie kankerdood" en
  • " Jullie gaan dood" en
  • " Ik zie jullie nog wel wanneer ik nuchter ben! Als ik jullie zie maak ik jullie kankerdood!", terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van de politie.
Parketnummer 18/390328-24
1. ​
hij op 8 november 2024 te Hoogeveen [slachtoffer 8] heeft mishandeld door tegen het hoofd te slaan;
hij op 8 november 2024 te Hoogeveen een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/011854-25
1. primair. poging tot doodslag;
3. mishandeling;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
6. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd.
Parketnummer 18/390328-24
mishandeling;
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 1 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/390328-24 onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 710 dagen waarvan 600 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering geadviseerd. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/390328-24 onder 2 ten laste gelegde heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring een overtreding oplevert en dat een afzonderlijke strafoplegging daarvoor niet opportuun is, zodat kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een contactverbod op te leggen met aangever [slachtoffer 2] en een locatieverbod, waarbij verdachte zich niet mag bevinden in de straten rondom het restaurant [bedrijf] , voor de duur van drie jaren op grond van de maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr. Voor iedere overtreding moet één week hechtenis volgen met
een maximum van een half jaar. Tevens heeft hij gevorderd om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering geadviseerd. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft zij opgemerkt dat de noodzakelijkheid van het contactverbod met de aangevers wordt betwist aangezien de aangevers en verdachte elkaar niet kennen en hij geen enkele behoefte heeft aan contact.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 10 januari 2025 in Emmen schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Hij heeft onder invloed van alcohol willekeurige mensen op straat mishandeld en bedreigd met de dood, waarbij hij steeds een machete in zijn handen heeft gehad. Bij één van de confrontaties heeft verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] gepoogd te doden door hem met een machete in zijn nek/hals te slaan.
Daarnaast heeft hij een ruit van een restaurant en een raam van een personenauto vernield en ook de verbalisanten die hem hebben aangehouden bedreigd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich in het centrum van Emmen op deze manier heeft gedragen. Een groot aantal slachtoffers die op de verkeerde plek en het verkeerde tijdstip op straat aanwezig waren, is geconfronteerd met verdachte. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt dat meerdere slachtoffers hier ernstig door zijn geschaad en tot op de dag van vandaag last van hebben. Niet alleen de slachtoffers maar ook andere mensen die zich op die bewuste avond in het centrum bevonden zijn geconfronteerd met het angstaanjagende gedrag van verdachte. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij ten tijde van het plegen van deze feiten zodanig onder invloed van alcohol was dat hij zich hiervan niks kan herinneren. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit (het dragen van een machete), dat hiermee is afgedaan.
Tevens heeft verdachte op 8 november 2024 een politieagent in burger mishandeld en had hij op dat moment een mes in zijn bezit. Deze politieagent heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat hij vanwege de mishandeling sneller schrikt, prikkelbaarder is geworden en hierdoor sneller boos wordt.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsrapport van 1 mei 2025 blijkt het volgende. De reclassering constateert dat er bij verdachte op bijna alle leefgebieden problemen spelen. Verdachte heeft geen structurele dagbesteding en heeft financiële problemen. Hij heeft geen contact met zijn ouders, gebruikt overmatig soft- en harddrugs en ook is sprake van psychische problematiek. Onder invloed van alcohol en/of drugs verliest verdachte
geregeld zijn zelfbeheersing en vertoont dan agressief gedrag. Hij heeft in het verleden al eerder hulp gezocht bij GGZ Drenthe voor een behandeling in een ambulant kader, maar heeft op het moment dat er een opname mogelijk was zijn medewerking ingetrokken. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij op dit moment positief staat ten opzichte van een klinische opname. De reclassering schat het risico op recidive en letsel in als hoog en het risico op onttrekking aan de voorwaarden als gemiddeld. Het advies is om het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat er geen (grote) pedagogische beïnvloeding vanuit het ouderlijke gezin bestaat. Verdachte kwam aanvankelijk in het eerste contact in enige mate kwetsbaar en jong over, maar gaandeweg in de contacten de afgelopen maanden toont hij stabiliteit en blijkt hij zijn eigen gedrag te kunnen organiseren. Verder heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de slachtoffers en het meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn om zich te houden aan deze voorwaarden.
De straf
De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 710 dagen waarvan 600 dagen voorwaardelijk - met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht - en daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren. Verdachte hoeft derhalve niet meer in detentie. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering en hiervoor omschreven. De rechtbank zal in aanvulling op de door de reclassering geadviseerde voorwaarden ook een locatieverbod opleggen met betrekking tot het restaurant [bedrijf] . Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen noodzaak om het contact- en locatieverbod met slachtoffer [slachtoffer 2] op te leggen in de vorm van een maatregel op basis van artikel 38v Sr.
De rechtbank legt daarnaast een werkstraf op voor de duur van 180 uren. De rechtbank wil met oplegging van deze taakstraf - naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf - de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking brengen.
Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat het onder parketnummer 18/390328-24 onder 2 bewezen verklaarde een overtreding oplevert en de rechtbank aldus voor dat feit separaat een straf dient op te leggen. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 9a Sr, de verdachte echter geen straf of maatregel opleggen, aangezien hem - gelet op het vorenstaande - reeds een gevangenisstraf en een taakstraf wordt opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht aangewezen, nu verdachte misdrijven heeft gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen en er - blijkens de rapportages - bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18/011854-25
1. [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. M.M. Wiersema, tot een bedrag van 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. L.M.F. Aarts, tot een bedrag van 253,85 ter vergoeding van materiële schade en 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van 12,28 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 4] , tot een bedrag van 75,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 5] , tot een bedrag van 3.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/390328-24
[slachtoffer 8] , vertegenwoordigd door Politie Nederland, eenheid Noord-Nederland, tot een bedrag van 550,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] volledig kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] moet niet-ontvankelijk worden verklaard nu die vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet althans niet volledig voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat aangever slechts een klein wondje aan de binnenzijde van zijn wang en een rode striem aan zijn hals heeft opgelopen. De verwijzing naar een andere uitspraak ter onderbouwing van de schade gaat niet op omdat in die zaak sprake was van onder andere een operatie vanwege een dubbele kaakbreuk en blijvende littekens. Zij heeft gelet daarop verzocht om de vordering te matigen.
Benadeelden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade in beide vorderingen voldoende is onderbouwd. Voor wat betreft de immateriële schade heeft zij aangevoerd dat de verwijzing naar een andere uitspraak ter onderbouwing van de hoogte van de schade niet opgaat. Het verzoek is daarom om beide vorderingen te matigen.
Benadeelde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van de vernielingen van de autos van aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] moet worden vrijgesproken en om die reden de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te
worden verklaard.
Benadeelde [slachtoffer 8]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 1 primair bewezen verklaarde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 2.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Benadeelde [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit onderdeel niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde. Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 1.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Benadeelde [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit onderdeel niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 4 bewezen verklaarde. Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 1.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Benadeelde [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 5 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025.
Benadeelde [slachtoffer 5]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Benadeelde [slachtoffer 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is door het onder het parketnummer 18/390328-24 onder 1 bewezen verklaarde rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij is echter niet enkel gebaseerd op het door de rechtbank bewezenverklaarde feit waarvoor verdachte verantwoordelijk is, maar ook op een mishandeling gepleegd door een medeverdachte. De rechtbank zal daarom de gevorderde immateriële schade matigen naar billijkheid vaststellen op een bedrag van 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2024, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] .
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 285, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/011854-25 onder 1 primair, 3, 4, 5 en 6 en het onder parketnummer 18/390328-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/011854-25 onder 1 primair, 3, 4, 5 en 6 en het onder parketnummer 18/390328-24 onder 1 bewezen verklaarde:

een gevangenisstraf voor de duur van 710 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 600 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van het onherroepelijke vonnis bij de reclassering Leger des Heils, Van Swietenlaan 23, 9728 NX te Groningen (telefoonnummer 050-3144211). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. veroordeelde verblijft in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. veroordeelde laat zich na afronding van de klinische behandeling ambulant behandelen door een door de reclassering te bepalen zorginstelling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. veroordeelde verblijft in aansluiting op een klinische opname bij een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers:
7. [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1991);
8. [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum] 2000);
9. [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1971);
10. [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 1972);
11. [slachtoffer 8] (geboren op [geboortedatum] 1986);
12. [slachtoffer 6] ;
13. [slachtoffer 7] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
7. veroordeelde begeeft zich niet in het gebied in Emmen omgeven door de volgende straten: [adres] , [adres] en [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveeltdat de
gestelde voorwaardenen
het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
90 dagenzal worden toegepast.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Ten aanzien van het onder parketnummer 18/390328-24 onder 2 bewezen verklaarde:

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

Benadeelde partij [slachtoffer 1] - ten aanzien van parketnummer 18/011854-25 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
2.500,-(zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] - ten aanzien van parketnummer 18/011854-25 feiten 3, 4 en 5
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van
1.753,85(zegge: duizend zevenhonderddrieënvijftig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 253,85 aan materiële schade en 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 27 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] - ten aanzien van parketnummer 18/011854-25 feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van
1.012,28(zegge: duizend twaalf euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 12,28 aan materiële schade en 1.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] - ten aanzien van parketnummer 18/011854-25 feit 5
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van
75,-(zegge: vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 5] - ten aanzien van parketnummer 18/011854-25 feit 5
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 8] - ten aanzien van parketnummer 18/390328-24 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 8] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 8] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van
250,-(zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2025.
Mr. J. van Bruggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.