ECLI:NL:RBNNE:2025:1992

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
18-303819-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging diefstal met geweld in vereniging en bedreiging in vereniging; veroordeling voor het aanwezig hebben van soft- en harddrugs en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld in vereniging en bedreiging in vereniging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten, waardoor hij voor deze beschuldigingen is vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 21 november 2022 in een chalet in [plaatsnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad 352,81 gram MDMA en 50,28 gram cocaïne, alsook 196,56 gram hasjiesj. De verdachte heeft verklaard dat hij slechts een klein bedrag aan geld en een beperkte hoeveelheid drugs in zijn bezit had, maar de rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid drugs en het geldbedrag van 17.055 euro, dat in het chalet werd aangetroffen, duidde op betrokkenheid bij criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 dagen, gelijk aan het voorarrest, en heeft het in beslag genomen geldbedrag van 7.055 euro verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de schending van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/303819-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2025.
Verdachte is niet verschenen, wel is verschenen zijn raadsman mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam die verklaarde bepaaldelijk te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te of bij [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Dantumadiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat) in/uit een loods gelegen aan of bij (een woning gelegen aan) de [adres] hennep en/of een of meer (ander(e)) goed(eren) van verdachtes en/of verdachtes mededader(s gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • met medeneming van een of meer (hand)vuurwapen(s) zich naar die loods gelegen aan of bij (een woning gelegen aan) de [adres] heeft begeven en/of (aldaar)
  • een of meer toegangsdeur(en) van die loods heeft opengebroken en/of
  • (in die loods) een (loop)deur heeft opengebroken en/of
  • (in die loods) aan een schuifdeur (met een voorwerp) heeft gewrikt, althans die schuifdeur heeft vernield en/of bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met een (hand)vuurwapen een of meerdere kogel(s)/patro(o)n(en) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, in elk geval in het bijzijn van, die [slachtoffer] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en en/of daarbij heeft geroepen: "ga weg, ga terug, wegwezen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of een pallet, althans een (groot) voorwerp, voor de auto van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te of bij [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Dantumadiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een (hand)vuurwapen een of meerdere kogel(s)/patro(o)n(en) af te vuren op, althans in het bijzijn van, die [slachtoffer] ;
3.
hij op of omstreeks 21 november 2022 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Koggenland (in een (vakantie)woning gelegen aan of bij de [adres] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 352,81 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of
  • ongeveer 50,28 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
  • ongeveer 3,05 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
  • ongeveer 7,15 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 21 november 2022 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Koggenland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 196,56 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in het jaar 2022 (tot en met 7 november 2022), in elk geval op of omstreeks 7 november 2022, te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Koggenland (in een (vakantie)woning gelegen aan of bij de [adres] ), in elk geval in Nederland, (van) een geldbedrag van (ongeveer) 17055,00 euro, althans een hoeveelheid geld, bestaande uit meerdere bankbiljetten (in verschillende coupures), althans een of meer voorwerpen, (Sub b)
  • een geldbedrag van (ongeveer) 17055,00 euro, althans die hoeveelheid geld, bestaande uit meerdere bankbiljetten (in verschillende coupures), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat geldbedrag van (ongeveer) 17055,00 euro, althans die hoeveelheid geld, bestaande uit meerdere bankbiljetten (in verschillende coupures), althans een of meer voorwerpen,
  • onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in het jaar 2022 (tot en met 7 november 2022), in elk geval op of omstreeks 7 november 2022, te
[plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Koggenland (in een (vakantie)woning gelegen aan of bij de [adres] ), in elk geval in Nederland, een geldbedrag van (ongeveer) 17055,00 euro, althans een hoeveelheid geld, bestaande uit meerdere bankbiljetten (in verschillende coupures), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2, 3 en 4.
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 25 februari 2022 een poging tot inbraak heeft plaatsgevonden bij een loods in [plaatsnaam] . Aangever [slachtoffer] kreeg een melding van de inbraak en is naar de loods gegaan. Er zouden meerdere verdachten aanwezig zijn. Een van de verdachten heeft op dat moment meerdere schoten gelost, waarna de verdachten zijn gevlucht in een Volkswagen Transporter. Korte tijd later is een van de medeverdachten aangehouden in voornoemde Volkswagen Transporter. Uit snapchatgesprekken blijkt dat verdachte een aantal uren voorafgaand aan de poging tot inbraak via Snapchat contact heeft gehad met deze medeverdachte. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de auto van verdachte in de nacht van 25 februari 2022 een ANPR-camera passeert op de [adres] . Verdachte geeft, anders dan dat hij zijn auto zou hebben uitgeleend aan een ander -onbekend gebleven- persoon, geen verklaring voor deze feiten. Alle voornoemde feiten en omstandigheden tezamen maken dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het tenlastegelegde onder 1 en 2.
Voor wat betreft feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezen, met uitzondering van de eerste twee gedachtestreepjes. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet met zekerheid valt te zeggen dat de in het chalet aangetroffen 352,81 gram MDMA en 50,28 gram cocaïne aan verdachte toebehoren.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 5 primair en subsidiair. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het chalet zijn geldbedragen van in totaal 17.055,00 euro aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat alleen het geldbedrag dat in de toilettas op het nachtkastje is aangetroffen, te weten 1055,00 euro, van hem is. Niet met zekerheid valt te zeggen dat verdachte ook eigenaar is van de overige aangetroffen geldbedragen . Gelet hierop kan zowel het primaire als subsidiaire ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 5 primair en subsidiair.
Voor wat betreft het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat wettig en overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de nacht van 25 februari 2022 op de plaats delict aanwezig is geweest.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de eerste twee gedachtestreepjes. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de ten laste gelegde 352,81 gram MDMA en 50,28 gram cocaïne.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 5 primair en subsidiair. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geldbedrag op het nachtkastje, te weten 1055,00 euro, van hem is. Niet kan worden bewezen dat verdachte weet had van de aanwezigheid van de overige aangetroffen geldbedragen van in totaal 16000,00 euro. Een gering bedrag van 1055,00 euro rechtvaardigt geen witwasverdenking, zodat verdachte van dit primaire en subsidiaire feit dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 en 2
De rechtbank acht feit 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij feit 1 en 2, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van deze feiten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de plaats delict is geweest, dan wel dat hij op andere wijze strafbaar betrokken is geweest, noch waaruit die betrokkenheid van verdachte zou hebben bestaan. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022, opgenomen op pagina 275 e.v. van het dossier met BVH-nummer 2022049148 onderzoek Borderies/ NN1R022026, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 1 november 2022 (de rechtbank begrijpt: 21 november 2022) werd de woning gevestigd op het adres [adres] te [plaatsnaam] betreden ten einde een doorzoeking te doen. In de kleine slaapkamer werd door de verbalisant [naam] gezien dat de bodem van een bed gedeeltelijk was opengemaakt. Door de opening werd gezien dat er verschillende verpakkingen op verdovende middelen gelijkende stoffen in lagen. Later bleek dit te gaan om 51 gram mogelijk cocaïne en 373 gram mogelijk MDMA. De verpakkingen verdovende middelen alsmede een kleine hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen op het nachtkastje en in de geopende kledingkast van de slaapkamer waar de verdachte eerder was aangetroffen werden in beslaggenomen.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 november 2022, opgenomen op pagina 27 e.v. van het beslagdossier behorend bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats [adres] [plaatsnaam] Datum 21 november 2022

Beslagene

Achternaam [verdachte] Voornamen [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer PL0100-2022309229-1548428
Object Verdovende mid (Mdma) Totale hoeveelheid 373 gram
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 november 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van het beslagdossier behorend bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats [adres] [plaatsnaam] Datum 21 november 2022

Beslagene

Achternaam [verdachte] Voornamen [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer PL0100-2022309229-1548430
Object Verdovende mid (cocaïne crack) Totale hoeveelheid 51 gram
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 november 2022, opgenomen op pagina 21 e.v. van het beslagdossier behorend bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats [adres] [plaatsnaam] Datum 21 november 2022

Beslagene

Achternaam [verdachte] Voornamen [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer PL0100-2022309229-1548435
Object Verdovende mid (cocaïne crack) Bijzonderheden Zit in 2 boterhamzakjes
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 november 2022, opgenomen op pagina 19 e.v. van het beslagdossier behorend bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende:

Inbeslagneming

Plaats [adres] [plaatsnaam] Datum [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer PL0100-2022309229-1548437
Object Verdovende mid (Mdma)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 23 november 2022, opgenomen op 290 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
GoednummerPL0100-2022309229-1548428
Omschrijving 2 dichtgesealde, kleurloze, plastic pakketten met in elk pakket een geopende, kleurloze, plastic zak met daarin beige harde brokken en poeder (kristallijn)
Netto gewicht 352,81 gram

SIN Monster [nummer]

GoednummerPL0100-2022309229-1548430

Omschrijving een dichtgeknoopte, kleurloze, plastic zak met daarin witte brokken en poeder Netto gewicht 50,28 gram
SIN Monster [nummer]

GoednummerPL0100-2022309229-1548435

Omschrijving 2 dichtgeknoopte, kleurloze, plastic zakjes met in elk witte brokjes en poeder Netto gewicht 3,05 gram
SIN Monster [nummer]

GoednummerPL0100-2022309229-1548437

Omschrijving een dichtgeknoopte, kleurloze, plastic zak met daarin 11 deels voorgevouwen, witte envelopjes en 2 beige harde brokken (kristallijn)
Netto gewicht 7,15 gram

Netto gewicht [nummer]

7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.23.059 (aanvraag 001) d.d. 23 november 2022, opgemaakt door ing. N. van Doorn, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 294 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[nummer]
brokken en poeder, uit 352, 81 gram
bevat MDMA
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.23.059 (aanvraag 002) d.d. 23 november 2022, opgemaakt door ing. N. van Doorn, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 295 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[nummer]
poeder en brokjes, uit 50,28 gram
bevat cocaïne
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.23.059 (aanvraag 003) d.d. 23 november 2022, opgemaakt door ing. N. van Doorn, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 296 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[nummer]
poeder en brokjes, uit 3,05 gram
bevat cocaïne
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.23.059 (aanvraag 004) d.d. 23 november 2022, opgemaakt door ing. N. van Doorn, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 297 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[nummer]
Brokjes, uit 7,15 gram
bevat MDMA
Bewijsoverweging
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte is op 21 november 2022 aangehouden in een chalet aan de [adres] te [plaatsnaam] . Bij de doorzoeking van het chalet zijn meerdere hoeveelheden MDMA en cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat de op het nachtkasje en in de geopende kledingkast aangetroffen hoeveelheid van 3,05 gram cocaïne en 7,15 gram MDMA van hem zijn, maar verklaart dat hij geen weet had van de aanwezigheid van de 352,81 gram MDMA en 50,28 gram cocaïne die in een bedbodem waren verstopt.1
Dat acht de rechtbank ongeloofwaardig en zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is, terwijl hij op bed lag, in de slaapkamer van het chalet aangehouden. Naast hem werden vier telefoons aangetroffen, waarvan één een dealertelefoon betrof.2 Tijdens de doorzoeking van het chalet werd in de kleine slaapkamer in een bedbodem 352,81 gram MDMA en 50,28 gram cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft ontkend dat die verdovende middelen van hem zijn maar heeft geen verklaring afgelegd van wie de verdovende middelen dan wel zouden zijn of hoe ze in de bedbodem terecht zijn gekomen. Het betreft echter een hoeveelheid die een behoorlijke waarde vertegenwoordigt en waarvan niet aannemelijk is dat een ander daar zo afstand van zal doen. De vriendin van verdachte, [naam] , heeft verklaard dat verdachte al twee weken in het chalet verbleef en dat zij in het chalet geen andere personen heeft gezien.3 Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte weet moet hebben gehad van de aanwezigheid van alle in de tenlastelegging genoemde drugs en dat hij hierover kon beschikken. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 21 november 2022 alle ten laste gelegde hoeveelheden drugs opzettelijk voorhanden heeft gehad. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt aan het verweer van de raadsman voorbijgegaan.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2022, opgenomen op pagina 472 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 november 2022, opgenomen op pagina 25 e.v. van het beslagdossier behorend bij voornoemd dossier;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 23 november 2022, opgenomen op pagina 290 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van
verbalisanten [naam] en [naam] .
Feit 5
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 5 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022, opgenomen op pagina 275 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 1 november 2022 (de rechtbank begrijpt: 21 november 2022) werd de woning op
het adres [adres] te [plaatsnaam] betreden ten einde een doorzoeking te doen. In de slaapkamer waar verdachte [verdachte] eerder was aangehouden werd op het nachtkastje een toilettas aangetroffen met daarin vier telefoontoestellen en een geldbedrag (naar later bleek 1055 euro). Daarna werd tegelijkertijd in de slaapkamer en bij het bed waarop de verdachte lag bij zijn aanhouding werd door verbalisant Knol, gezien dat de bodem van dat bed gedeeltelijk was open gemaakt. Door de opening was een bundel bankbiljetten te zien (wat later 6000 euro bleek te zijn).
In de kleine slaapkamer werd door de verbalisant [naam] gezien dat de bodem van een bed gedeeltelijk was opengemaakt. Door de opening werd gezien dat er verschillende verpakkingen op verdovende middelen gelijkende stoffen in lagen. Later bleek dit te gaan om 481 gram mogelijk versnijdingsmiddel, 51 gram mogelijk cocaïne, 373 gram mogelijk MDMA te gaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022, opgenomen op pagina 280 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 november 2022 kregen wij het verzoek om op het adres [adres] , opnieuw een onderzoek in te stellen. Wij hoorden de beheerder van het park het volgende vertellen:
Ik werd vandaag door ene [naam] telefonisch benaderd. [naam] nam contact op omdat een ring van haar vader mogelijk nog in een chalet zou liggen, dit betrof chalet 83a. Ik was ervan op de hoogte dat gisteren in deze chalet door de politie een aanhouding had plaats gevonden. Ik vertrouwde het verhaal van [naam] niet. Vervolgens stelde ik in het chalet samen met een collega een onderzoek in. In de fauteuil zag ik een pak geld liggen. Het geldbedrag betrof de volgende biljetten:
1. x 10 euro
102 x 20 euro
97 x 50 euro
26 x 100 euro
1. x 500 euro
De biljetten bij elkaar opgeteld bedraagt 10000 euro.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte is op 21 november 2022 aangehouden in een chalet aan de [adres] te [plaatsnaam] . In de bodem van het bed waar verdachte tijdens zijn aanhouding op lag werd een gelbedrag van in totaal 6.000,00 euro aangetroffen. Op het
nachtkastje naast verdachte werd een geldbedrag van 1.055,00 euro aangetroffen. Ook werden op het nachtkasje vier telefoons aangetroffen, waarvan één een dealertelefoon betrof.4 Bij de doorzoeking van het chalet hebben de verbalisanten tevens een grote hoeveelheid verdovende middelen inbeslaggenomen. Verdachte heeft verklaard dat enkel de bankbiljetten op het nachtkastje, te weten het geldbedrag van 1.055,00 euro, en een kleine hoeveelheid drugs van hem zijn.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig en zij overweegt daartoe als volgt.
De dag na de aanhouding van verdachte is het vakantiepark gebeld door ene [naam] , die vroeg of zij het chalet mocht betreden omdat hier nog een ring zou liggen van haar vader. De ring zou mogelijk in een kussen van een bank zijn verstopt. Medewerkers van het vakantiepark hebben vervolgens een onderzoek ingesteld in het chalet en troffen in een fauteuil (naast de geldbedragen die reeds door de politie in beslag waren genomen) een geldbedrag van in totaal 10.000,00 euro aan. Volgens de politie is het zeer aannemelijk dat de vriendin van verdachte, [naam] , degene is die het vakantiepark heeft gebeld.5 [naam] , heeft later verklaard dat verdachte al twee weken in het chalet verbleef en dat zij in het chalet geen andere personen heeft gezien.6 Daar komt bij dat verdachte - net als bij de aangetroffen verdovende middelen - ten aanzien van het grootste gedeelte van het aangetroffen geld enkel heeft ontkend dat dit van hem is en verder geen verklaring heeft afgelegd van wie dit geld dan zou moeten zijn. Het betreft echter een dusdanige hoeveelheid geld dat het niet aannemelijk is dat een ander dit onbeheerd zou achterlaten in een chalet. Op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat alle geldbedragen aan verdachte toebehoorden en hij deze dus voorhanden heeft gehad, zodat aan het verweer van de raadsman wordt voorbijgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor overwogene, in het bijzonder de plaats en de hoeveelheid van het aangetroffen contante geld, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Ontbreekt een dergelijke verklaring dan kan witwassen in beginsel worden bewezen verklaard. In onderhavige zaak is verdachte niet met een dergelijke verklaring gekomen. Hij heeft louter verklaard dat de aangetroffen geldbedragen, los van de bankbiljetten op het nachtkastje, niet van hem zijn.
Daardoor is geen sprake van een aannemelijke of verifieerbare verklaring waarmee het voormelde vermoeden kan worden weerlegd.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de in het chalet aangetroffen geldbedragen afkomstig zijn van enig misdrijf en dat de verdachte dat wist, zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 primair ten laste gelegde witwassen van 17.055,00 euro. Hoewel er enige aanwijzingen zijn dat het geld mogelijk is verdiend met de handel in verdovende middelen, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat het geldbedrag daadwerkelijk afkomstig is uit eigen misdrijf zodat het bewezen verklaarde ook een kwalificeerbaar strafbaar feit oplevert.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 3, 4 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
3.
hij op 21 november 2022 te [plaatsnaam] in een vakantiewoning gelegen aan de [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 352,81 gram van een materiaal bevattende MDMA en
  • 50,28 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
  • 3,05 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
  • 7,15 gram van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA, elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 21 november 2022 te [plaatsnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad 196,56 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5. hij in het jaar 2022 te [plaatsnaam] in een vakantiewoning gelegen aan de [adres] een geldbedrag van 17055,00 euro bestaande uit meerdere bankbiljetten in verschillende coupures voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag van 17055,00 euro, bestaande uit meerdere bankbiljetten in verschillende coupures, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. primair: witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat dit een oude zaak betreft, de redelijke termijn is geschonden en artikel 63 van het
Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De raadsman heeft subsidiair gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de Reclassering van 13 juli 2023 en het psychologisch Pro Justitia
rapport van 21 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 21 november 2022 soft- en harddrugs aanwezig gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Daarbij heeft verdachte tevens bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast heeft verdachte zich in het jaar 2022 schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank is van oordeel dat witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer ondermijnt en bijdraagt aan de instandhouding van criminele activiteiten. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Deze eerder opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de over verdachte opgemaakte adviezen. Uit het psychologisch Pro Justitia rapport blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan dit onderzoek. De psycholoog concludeert dat er op basis van het strafdossier meerdere aanwijzingen zijn voor problematisch middelengebruik en mogelijk psychische problemen, maar heeft dit vanwege de weigerende houding van verdachte niet kunnen onderzoeken.
De rechtbank heeft eveneens gelet op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 13 juli 2023. De reclassering constateert risico verhogende factoren op het gebied van psychosociaal functioneren, het sociale netwerk van verdachte en op het gebied van werk omdat hier langere tijd sprake is van instabiliteit. Verdachte zou werkzaamheden verrichten in het klusbedrijf van zijn vader en bij vrienden en kennissen, maar dit is niet structureel.
Als positieve factor noemt de reclassering dat verdachte zegt te zijn gestopt met dagelijks softdrugsgebruik gedurende de preventieve hechtenis. Tevens lijken zijn familiecontacten steunend van aard.
De reclassering ziet, wegens het ontbreken van diagnostische informatie en intrinsieke motivatie van verdachte voor een begeleidingstraject, onvoldoende aanknopingspunten voor reclasseringsbemoeienis.
Op te leggen straf
Op basis van de geldende oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde onder feit 1 en 2, zal de rechtbank lager straffen dan geëist. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de schending van de redelijke termijn en het lange tijdsverloop tussen het moment dat verdachte wist dat hij verdacht werd van de feiten en de inhoudelijke behandeling op zitting, alsmede met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals besproken op zitting. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank legt derhalve op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de inbeslaggenomen 7055,00 euro een gedeelte, te weten 6000,00 euro dient te worden verbeurdverklaard.
Voor wat betreft de overige 1055,00 euro vordert hij teruggave aan de verdachte, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag, groot 7055,00 euro, vatbaar voor de bijkomende straf van verbeurdverklaring, nu dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot feit 5 primair is begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 57, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 65 (vijfenzestig) dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:

- een geldbedrag van 7055,00 euro (Omschrijving: G1548427).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. A. Dantuma- Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2025.
Mr. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2022, pagina 472 e.v.
2 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam] d.d. 6 december 2022, pagina 298 e.v.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 27 december 2022, pagina 414 e.v.
4 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam] d.d. 6 december 2022, pagina 298 e.v.
5 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam] d.d. 29 november 2022, pagina 289.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 27 december 2022, pagina 414 e.v.