Uitspraak
[X] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst
Prejudiciële vraag 1
merken
modelzijn. Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de auto’s op de essentiële punten zoals vermeld in bijlage II, deel B van de Richtlijn 2007/46/EG (de richtlijn) identiek zijn.
voertuigtype”: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, deel B, vermelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan varianten en uitvoeringen zoals omschreven in bijlage II, deel B, omvatten;”
- de fabrikant;
- de typeaanduiding van de fabrikant;
- essentiële aspecten van de constructie en het ontwerp:
- chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),
- motor (verbranding/elektrisch/hybride).
- carrosserietype (bijvoorbeeld sedan, hatchback, coupé, cabriolet, stationwagen en MPV);
- motor:
- werkingsprincipe (zoals in bijlage III, punt 3.2.1.1),
- aantal en opstelling van de cilinders,
- vermogensverschillen van meer dan 30 % (het hoogste vermogen is meer dan 1,3-maal het laagste vermogen),
- verschillen in cilinderinhoud van minder dan 20 % (de grootste cilinderinhoud is meer dan 1,2-maal de kleinste);
- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen);
- gestuurde assen (aantal en plaats).
oorspronkelijketekst van Bijlage II, deel B, met zoveel woorden waren aangeduid als ‘essentiële punten’. Alleen in deze uitleg is te begrijpen waarom alleen ‘essentiële punten’ identiek hoeven te zijn, en niet alle punten die later (in de vervangen tekst) als ‘kenmerk’ zijn uitgewerkt. Anders gezegd: het gebruik van het woord ‘essentiële’ zou anders (zeker na de vervanging van Bijlage II) een dode letter zijn.
uitvoeringniet uitmaken voor de beoordeling van de gelijksoortigheid, omdat dat geen verschillen op ‘essentiële punten’ zijn.
nummerhebben. Dat nummer hoeft dus niet van A-Z hetzelfde te zijn, maar moet wel in de basis gelijk zijn. Dat de laatste twee volgnummers op het einde verschillen, hoeft niet uit te maken. Dat zou alleen uitmaken als dat betekent dat de betreffende voertuigen op essentiële punten verschillen. Niet in geschil is dat bij het toepassen van een nieuwe meetmethode het volgnummer verandert. Bovendien is het mogelijk dat op basis van bijlage II, deel B van de richtlijn alleen al een andere
uitvoeringeen ander volgnummer kan hebben. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, houdt dat echter niet in dat de auto’s op essentiële punten verschillen (3.12.). Ook heeft eiseres op de zitting verschillende redenen aangevoerd waarom de volgnummers kunnen oplopen (en zelfs verspringen), zonder dat daaraan een wezenlijke verandering van het voertuig ten grondslag ligt. De rechtbank acht die toelichting aannemelijk. De laatste twee getallen van het EU-typegoedkeuringsnummer betrekt de rechtbank dan ook niet bij de beoordeling van de gelijksoortigheid.
uitsluitendmoet komen door het toepassen van een andere meetmethode en dat eiseres dat moet bewijzen. Op de zitting van 5 juni 2024 heeft de inspecteur toegelicht dat hij deze rechtsregel afleidt uit rechtsoverweging 5.9.2. van de prejudiciële beslissing van 26 april 2024. De inspecteur refereert daarbij aan de conclusie [5] van Advocaat-Generaal Ettema onder 7.6., die weer verwijst naar de arresten van de Hoge Raad van 1 mei 2020 [6] en 9 april 2021 [7] .
enigeoorzaak voor de afwijkende CO2-uitstoot de toepassing van de transitieregeling is (en dus het verschil in elkaar uitsluitende CO2 meetmethoden). De rechtbank vat het hele stuk voor de komma in deze rechtsoverweging op als inleiding op de twee bewijsopdrachten die de Hoge Raad vervolgens, toegepast op deze concrete zaken, formuleert. De belastingplichtige die stelt dat in zijn geval de overgang naar WLTP leidt tot discriminatie, moet bewijzen wat achter de komma staat. Van groot belang acht de rechtbank hierbij dat het woord ‘uitsluitend’ in het antwoord van de Hoge Raad helemaal niet terugkomt, terwijl A-G Ettema daar juist een belangrijk punt van had gemaakt. In het verlengde daarvan wijken de antwoorden op de tweede en de derde vraag van de Hoge Raad ook wezenlijk af van het advies dat de A-G had gegeven. De rechtbank vindt hiervoor nadere steun in het feit dat de Hoge Raad niet verwijst naar de paragraaf uit de conclusie van A-G Ettema waar de inspecteur op wijst.
uitsluitendhet gevolg is van het verschil in meetmethode.