ECLI:NL:RBNNE:2025:2100

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
18-271469-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontploffing en brandstichting

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 27 mei 2025 voor de rechtbank Noord-Nederland verscheen, werd de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van een ontploffing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 september 2023, waarbij een ontploffing werd veroorzaakt door medeverdachten. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan deze ontploffing, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten of dat hij op enige wijze had bijgedragen aan het delict. De officieren van justitie hadden een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank vond de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medeplichtig was aan de ontploffing, en sprak hem vrij. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/271469-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te ' [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf en mr. T.H. Pitstra, officieren van justitie.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam] op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
  • op de hoogte te zijn van het voornemen om op/bij/ter hoogte van het pand gelegen aan/bij de [adres] te [plaats] , althans een pand, een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten
  • zich niet te onttrekken aan dit voornemen
  • ( een deel van) de route naar de plek van de ontploffingen en/of brandstichting te rijden en dus op die manier die [naam] en/of anderen in een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plek van de ontploffingen en/of brandstichting te brengen
  • aldaar in de auto te wachten terwijl die [naam] opzettelijk een of meer ontploffen teweeg brengt en/of brandsticht en vervolgens samen met die [naam] en/of anderen met die auto de plek van de ontploffingen en/of brandstichting te verlaten.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd. Door een deel van de rit van [plaats] naar [plaats] te rijden is verdachte behulpzaam geweest bij het plegen van het feit dan wel heeft verdachte gelegenheid verschaft tot het plegen van het feit. Verdachte heeft immers de explosie bevorderd en vergemakkelijkt door zijn medeverdachten op de plaats delict te brengen. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid moet (voorwaardelijk) opzet op de hulpverlening en op het misdrijf worden bewezen. De officieren van justitie achten de verklaring van verdachte, dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het misdrijf zou worden gepleegd, strijdig met bewijsmiddelen. Verdachte heeft een aantal dagen voor de aanslag met zijn telefoon een screenshot gemaakt met daarop de route van [plaats] naar [plaats] .
Daarnaast zat verdachte in de auto op het moment dat medeverdachte [naam] instructies gaf aan medeverdachte [naam] over de uitvoering van de aanslag. Volgens de officieren van justitie is niet gebleken dat verdachte toen heeft ingegrepen, zich heeft gedistantieerd of (op zijn minst) heeft geprotesteerd, hetgeen verwacht wordt van iemand die wordt geconfronteerd met een voorgenomen explosie. Dat maakt zijn verklaring dat hij van niets wist ongeloofwaardig. Bovendien geeft verdachte geen legitieme reden voor het feit dat hij in het holst van de nacht samen met zijn medeverdachten naar de andere kant van het land is gereden. Het voorgaande in samenhang beschouwd maakt dat kan worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelingen zouden bijdragen aan het misdrijf dat zijn medeverdachten hebben gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officieren van justitie en de verdediging, op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte in voldoende mate bewust en nauw met (een) ander(en) heeft samengewerkt bij het teweegbrengen van een ontploffing.
Anders dan de officieren van justitie, is de rechtbank van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, te weten de medeplichtigheid tot of bij het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 16 september 2023 heeft er een ontploffing plaatsgevonden aan de [adres] te [plaats] . Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van de rechtbank dat medeverdachten van verdachte hiervoor verantwoordelijk zijn en dat verdachte met hen naar [plaats] is gereden. Verdachte is gevraagd om een gedeelte van de rit de auto te besturen en dat heeft verdachte ook gedaan.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid moet sprake zijn van (voorwaardelijke) opzet op voltooiing van het gronddelict en op het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming ervan. Hiervoor is onder meer vereist dat kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het de bedoeling was van zijn medeverdachten om een ontploffing teweeg te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat dit opzet aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld. De inhoud van het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat verdachte wist of de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn medeverdachten een ontploffing teweeg wilden brengen. Verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij wist wat de medeverdachten van plan waren. Dat verdachte aanwezig was in de auto, een gedeelte van de rit de auto heeft bestuurd en een aantal dagen voor de ontploffing [plaats] heeft opgezocht op Google, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om te concluderen dat verdachte die wetenschap wel had.
Onduidelijk is gebleven of verdachte het explosief daadwerkelijk heeft gezien. Uit de verklaring van getuige [naam] volgt dat de persoon die uit de auto stapte iets uit de kofferbak van de auto pakte, waarna deze persoon naar de [adres] liep. Het is niet ondenkbaar dat dit voorwerp het explosief betrof dat voor de ontploffing is gebruikt. Dat zou dan ook betekenen dat verdachte gedurende de rit van [plaats] naar [plaats] geen explosief in de auto heeft kunnen zien liggen.
Uit het dossier blijkt verder dat medeverdachte [naam] instructies over het plaatsen van het explosief gaf aan medeverdachte [naam] kort voordat het explosief werd geplaatst. Deze instructies werden echter gegeven nadat verdachte het grootste deel van de handelingen zoals die ten laste zijn gelegd had verricht. Daarbij komt dat verdachte stelt dat hij dit niet heeft gehoord, omdat hij toen op de achterbank van de auto lag te slapen. Deze omstandigheid kan daarom niet meewegen bij de beoordeling van de vraag of verdachte medeplichtig was aan het teweegbrengen van de ontploffing.
In het dossier zijn wel aanwijzingen te vinden die erop wijzen dat verdachte wist dat ze naar [plaats] zouden afreizen, maar enkel deze wetenschap kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van het aannemen van de voorafgaande of gelijktijdige medeplichtigheid tot of bij het teweegbrengen van de explosie.
De rechtbank zal de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2025.