ECLI:NL:RBNNE:2025:2101

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
18-271747-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor het teweegbrengen van ontploffingen met explosieven en brandbare stoffen

Op 27 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van drie ontploffingen, zowel alleen als in vereniging met anderen. De verdachte, geboren in 2006, werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 275 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd een taakstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de ontploffingen door explosieven te verstrekken en dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders was te duchten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die positieve stappen had gezet in zijn leven, en besloot om een voorwaardelijke straf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/271747-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres]
( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
  • het fabriceren en/of verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie)
  • het verstrekken van het adres waar de explosie plaats moest vinden aan een onbekend gebleven persoon
  • contact te hebben met de opdrachtgever(s) en opdrachtnemer(s) over de uitvoer en/of afloop van de explosie;
2
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of
brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3
hij op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of brandstof althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en), in elk geval
gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of brandstof althans een explosieve/brandbare substantie
en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
  • het verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie)
  • het verstrekken van het adres waar de explosie plaats moest vinden aan een onbekend gebleven persoon;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 16 september 2023 tot en met 19 september 2023 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief (vuurwerk brandstof combinatie), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder feit 1 primair, het onder feit 2 en het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een essentiële, materiële bijdrage aan de vervaardiging van de VBC heeft geleverd. Hij heeft namelijk het vuurwerk geleverd en heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de benzine getankt. Er is bovendien vlak voor het plegen van de aanslag contact met verdachte geweest, evenals vlak daarna. Verdachte gaf toen aan dat de medeverdachten geen geld zouden krijgen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verdachte de opdrachtgever genoemd en op een video is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] bij verdachte checkt hoe hij de explosie moest gaan uitvoeren. Dit duidt op een intellectuele bijdrage van verdachte. Het geheel in samenhang bezien wijst op een wezenlijke betrokkenheid van verdachte en een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder feit 1 subsidiair, het onder feit 2 en het onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2023, opgenomen op pagina 288 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023247846 d.d. 13 maart 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2023, opgenomen op pagina 418 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict
( [adres] ) d.d. 9 oktober 2023, opgenomen op pagina 474 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2023, opgenomen op pagina 618 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
Ten aanzien van feit 2:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2025;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 september 2023, opgenomen op pag. 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2023, opgenomen op pag. 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] )
d.d. 17 oktober 2023, opgenomen op pag. 12 e.v. van het forenisch dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 929 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] )
d.d. 6 februari 2024, opgenomen op pagina 1005 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2023, opgenomen op pagina 1017 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
5. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.10.17.109 (aanvraag 003), d.d. 24 januari 2024, opgemaakt door ing. V. van Marion, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 1016 e.v. van voornoemd dossier;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2024, opgenomen op pagina 1066 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte betrokken is geweest bij de explosie aan de [adres] in [plaats] . Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting volgt echter niet dat verdachte in zodanige mate bewust en nauw heeft samengewerkt met medeverdachten dat gesproken kan worden van medeplegen. Hoewel verdachte wetenschap had van het strafbare feit en opzettelijk gedragingen heeft verricht die het plegen van het feit hebben bevorderd of vergemakkelijkt, te weten het verstrekken van het explosief, zijn er onvoldoende aanwijzingen voor een verdere intellectuele of materiële bijdrage van verdachte. Dat verdachte op de hoogte was van de wijze waarop de explosie zou gaan plaatsvinden en dat hij ook nadien contact heeft gehad met de andere verdachten, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een intellectuele bijdrage aan het ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Wel is komen vast te staan dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het strafbare feit door het verstrekken van het explosief, en dat er aldus sprake is van medeplichtigheid.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu verdachte dit feit heeft bekend en dit ook wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hierboven vermeld.
De rechtbank is tevens van oordeel dat is bewezen dat er door de ontploffing levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Uit het dossier blijkt dat er verschillende personen aanwezig waren in de panden boven het pand waar de ontploffing plaatsvond. De bewoners van de omliggende panden werden opgeschrikt door een harde knal en hebben verklaard dat er voorwerpen van hun wand zijn gevallen en andere goederen in hun woningen zijn omgevallen. Op de camerabeelden is een flinke explosie te zien. Door de explosieve kracht is er veel schade aangericht aan het pand. Uit de beelden blijkt eveneens dat er rondom het tijdstip van de explosie voetgangers, fietsers en een bus vlak langs het betreffende pand liepen of reden. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat het handelen van verdachte een situatie heeft opgeleverd waarin naar algemene ervaringsregels niet alleen gevaar voor goederen te duchten was, dat zich ook heeft verwezenlijkt, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt dat er vrijspraak moet volgen van het primair ten laste gelegde, nu zowel uit het verhandelde ter terechtzitting als uit het dossier blijkt dat verdachte niet aanwezig was op de plaats delict en het explosief niet heeft geplaatst. Evenmin blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking waarbij verdachte in de voorfase een actieve bijdrage heeft geleverd aan het teweegbrengen van de explosie bij het pand [adres] . Wel is gebleken dat verdachte het explosief heeft verstrekt, zoals hij zelf heeft erkend, waardoor hij als medeplichtige kan worden aangemerkt. De rechtbank acht daarom feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair, het onder feit 2 en het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
[medeverdachte 2] op 16 september 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk ontploffingen teweeg heeft gebracht door ter hoogte van een pand, gelegen aan de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en (motor)benzine met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemd pand en in de nabijheid gelegen panden, en
  • levensgevaar voor de personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid of de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, en
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid of de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 16 september 2023 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door:
- het verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie);
2
hij op 12 september 2023 te Groningen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door ter hoogte van een pand, gelegen aan de [adres] ( [bedrijf] ) een explosieve/brandbare substantie met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en tot ontbranding te brengen, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd pand en in de nabijheid gelegen panden, en
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, en
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was;
3
een onbekend gebleven persoon op 19 september 2023 te [plaats] opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht door ter hoogte van een pand, gelegen aan de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en brandstof met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd pand en in de nabijheid gelegen panden te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 19 september 2023 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door:
- het verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1,
subsidiairmedeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
2. opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
3,
subsidiairmedeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, het onder feit 2 en het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een jeugddetentie ter hoogte van de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis en daarnaast de maximale werkstraf. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte al geruime tijd in een schorsing loopt, waarvan ook een deel met elektronisch toezicht. Verdachte heeft zich al die tijd goed aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel
uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is, alleen en samen met anderen, betrokken geweest bij het teweegbrengen van een tweetal ontploffingen van panden in [plaats] en één keer bij een pand in [plaats] . Dit heeft veel schade aan de betreffende panden als gevolg gehad en op 12 en 16 september 2023 ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar. Dat niemand hierbij is omgekomen of zwaar gewond is geraakt, is niet te danken aan de handelwijze van verdachte. De rechtbank merkt op dat het teweegbrengen van ontploffingen als deze relatief veel voorkomt en kennelijk wordt ingezet om onderlinge conflicten in het criminele milieu te beslechten. Bij dergelijke acties lijkt dan in het geheel geen rekening te worden gehouden met goederen en levens van anderen en evenmin met de angst- en veiligheidsgevoelens van buurtbewoners en die in de samenleving. Door te handelen als bewezenverklaard heeft verdachte, zonder zich te bekommeren over andermans veiligheid, leven en goed, bijgedragen aan het creëren van die angstgevoelens en aan het aantasten van de veiligheid.
In beginsel geldt dat voor feiten als deze, ook in het jeugdstrafrecht, langdurige vrijheidsstraffen zonder meer gerechtvaardigd zijn.
De rechtbank heeft naast de ernst van het feit ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het rapport van de Raad van 2 april 2025 volgt dat verdachte het afgelopen jaar goed heeft meegewerkt met de schorsingsvoorwaarden. De voorwaarden die gesteld zijn hebben een positieve invloed op hem gehad. Hij profiteert van de structuur en duidelijkheid die hem binnen het toezicht worden geboden. Hij volgt nu een opleiding en doet het daar goed. Hij heeft gewerkt, loopt nu stage en besteedt
veel tijd aan zijn vriendin en zijn familie. De jeugdreclassering rapporteert dat op alle levensgebieden positieve stappen worden gemaakt. De Raad adviseert om aan verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die langer is dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, omdat hij dan veel positieve factoren in zijn leven zou verliezen. De Raad vindt het wel wenselijk om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals in het rapport geformuleerd.
De jeugdreclassering heeft ter zitting aangegeven zich goed te kunnen vinden in het advies van de Raad. Zij bevestigt dat verdachte hele positieve stappen heeft gezet en zijn leven weer op orde heeft.
Gezien de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering acht de rechtbank het niet in het belang van de ontwikkeling van verdachte om hem nu, meer dan een jaar na de ingang van schorsing van de voorlopige hechtenis, terug te sturen naar een JJI. Verdachte heeft de afgelopen 14 maanden laten zien dat hij in staat is om zich te houden aan de strikte voorwaarden die hem gesteld waren en een positieve draai te geven aan zijn leven. De rechtbank acht het wel wenselijk dat de jeugdreclassering nog wat langer bij verdachte betrokken blijft om te zorgen dat die positieve ontwikkelingen zich doorzetten. Om die reden zal de rechtbank een forse voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Raad.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast de wettelijk gezien maximaal mogelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 275 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank verbindt zoals opgemerkt aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van 200 uur passend en geboden.
Hoewel de Raad zich gelet op de eerdere zwijgende proceshouding van verdachte geen oordeel heeft kunnen vormen over de kans op herhaling, is de rechtbank van oordeel dat die kans wel degelijk aanwezig is. Verdachte heeft zich immers in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan drie hele ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich daar door anderen toe over laten halen en is, zelfs nadat hij de gevolgen van zijn eerste delict met eigen ogen heeft gezien, doorgegaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er, ondanks de positieve ontwikkeling tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de hierna genoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij (feit 3)

[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 37.466,21 ter vergoeding van materiële schade en 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de gederfde omzet en de winkelvoorraad niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. De immateriële schade heeft de raadsman niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade met betrekking tot de kosten voor het uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom op dit punt worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 september 2023.
De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing van de gevorderde vergoeding voor de materiële schade die ziet op gederfde omzet en gederfde voorraad onvoldoende is. Hoewel kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde en dat verdachte hiervoor mede aansprakelijk is, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen vaststellen. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in diens vordering ten aanzien van deze schadeposten niet- ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De gevorderde schadevergoeding van 2.500,- acht de rechtbank billijk en zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte(n) is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen iPhone 11.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen iPhone 11.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de telefoon moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 49, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en onder feit 3 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 275 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. ​
dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan (aanvullende) hulpverlening door een door de jeugdreclassering aan te wijzen instelling, voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum] - 2004), [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum] -2004) en [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum] -2003), ook als een medeverdachte zelf daartoe initiatief zou opnemen, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Jeugdbescherming Brabant, afdeling jeugdreclassering te Tilburg, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/271747-23, feit 3 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om aan [naam] te betalen:
  • het bedrag van 2.509,25 (zegge: vijfentwintighonderd negen euro en vijfentwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.509,25 (zegge: vijfentwintighonderd negen euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 9,25 aan materiële schade en 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhone 11.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.H. Boekaar en mr.
A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2025.