ECLI:NL:RBNNE:2025:2127

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
18-326120-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mensenhandel met seksuele uitbuiting en gevangenisstraf

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die is veroordeeld voor mensenhandel, specifiek seksuele uitbuiting. De verdachte heeft gedurende een jarenlange relatie met zijn vriendin, die een kwetsbare positie had, ervoor gezorgd dat zij in de prostitutie bleef werken. Dit deed hij door gebruik te maken van geweld, dreiging en misbruik van haar kwetsbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van de vrouw, die in de periode van 14 oktober 2012 tot en met 13 maart 2024 in de prostitutie werkte. De verdachte heeft haar gedwongen om haar verdiensten aan hem af te staan, waarbij hij haar onder druk zette en haar mishandelde als zij niet genoeg geld verdiende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces. De vordering tot schadevergoeding bedraagt in totaal 510.922,66 euro, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.326120.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 mei 2025 en 22 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2012 tot en met 13 maart 2024 te Groningen en/of te Leeuwarden en/of (elders) in Nederland en/of te Antwerpen,
A. een ander, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°),
immers heeft/is hij, verdachte:
  • een (liefdes)relatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en/of
  • boos geworden op voornoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of geschopt en/of uitgescholden en/of gekleineerd als zij te weinig geld had verdiend en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij minstens 500,- euro per dag moest verdienen en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij boetes ging rijden met de auto('s) op naam van die [slachtoffer] en/of
  • voor die [slachtoffer] bepaald wanneer zij opgehaald zou worden en/of klaar was met werken en/of
  • tegen [slachtoffer] gezegd dat zij het ook anaal moest doen en/of
  • voornoemde [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of laten vervoeren en/of
  • (een gedeelte van) het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door voornoemde [slachtoffer] laten afstaan,
terwijl voornoemde [slachtoffer] een beperkt IQ en/of een beperkt sociaal netwerk en/of geen opleiding en/of geen eigen inkomen had en/of (aldus) misbruik van de kwetsbare positie van voornoemde [slachtoffer] gemaakt en/of terwijl voornoemd feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, kort gezegd mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting, gepleegd ten opzichte van [slachtoffer] (hierna: aangeefster). Hij heeft daarbij aangevoerd dat sprake is van de dwangmiddelen dwang, misleiding, (dreiging met) geweld en misbruik van een kwetsbare positie en van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht. Er is sprake van de strafverzwarende omstandigheden gebruik van geweld en een kwetsbare positie, zoals opgenomen in lid 3 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zorgvuldig naar de verklaringen van aangeefster moet worden gekeken. Er was gedurende vijftien jaren sprake van een partnerrelatie tussen verdachte en aangeefster en de raadsman acht het mogelijk dat aangeefster middels het doen van aangifte tracht de (in haar ogen mogelijk ongelukkige) relatie met verdachte te beëindigen of om wraak op hem te nemen. Aangeefster heeft in de loop der jaren meermaals aan de politie laten weten dat ze het prostitutiewerk vrijwillig deed. Dat verdachte ook gebruik heeft gemaakt van de verdiensten van aangeefster, is een logisch gevolg van het feit dat hij een relatie met haar had en met haar samenwoonde. Van dwang(middelen) is geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
Ten laste gelegd is de seksuele uitbuiting van aangeefster, in die zin dat verdachte haar met behulp van dwangmiddelen heeft gedwongen dan wel bewogen om prostitutiewerk te (blijven) verrichten en hem te laten profiteren van haar verdiensten. De rechtbank zal eerst het juridische kader van mensenhandel uiteenzetten, waarna zal worden beoordeeld of verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
- Juridisch kader mensenhandel
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit artikel staat in titel XVIII, de titel die ziet op de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. De rechtbank ziet deze elementen als communicerende vaten: een beperkt gewicht van de ene factor kan worden gecompenseerd door een groter gewicht van de andere factoren.
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant indien één van de in art 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt.
Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie overweegt de rechtbank dat een kwetsbare positie onder andere het gevolg kan zijn van illegale binnenkomst of illegaal verblijf, ongedocumenteerde status, verslaving of een psychische of lichamelijke handicap. Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank dat dit veelal uit de omstandigheden kan worden afgeleid.
Voor een bewezenverklaring van (een van) de misbruik-dwangmiddelen is vereist dat een verdachte zich ook daadwerkelijk bewust was van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit de kwetsbare positie of het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn.
De rechtbank zal aan de hand van het zojuist geschetste kader beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van aangeefster.
- Vaststelling van de relevante feiten1
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van aangeefster23 en verdachte4 vast dat aangeefster jarenlang in de prostitutie heeft gewerkt. Dit deed zij in ieder geval in de periode van 14 oktober 2012 tot en met 13 maart 2024 en in diverse plaatsen, waaronder Groningen, Leeuwarden en Antwerpen.
Verdachte ging mee toen aangeefster zich inschreef bij de Kamer van Koophandel, bracht haar naar werkplekken en kwam ook regelmatig langs als aangeefster aan het werk was. Dat verdachte ook (in enige mate) profiteerde van de verdiensten van aangeefster staat eveneens vast en ontkent verdachte niet.4
Verdachte ontkent dat hij aangeefster met gebruikmaking van een dwangmiddel heeft gedwongen of bewogen om meer te werken en (al haar) verdiensten aan hem af te staan. Hij stelt dat aangeefster alles uit vrije wil deed en dat zijn profijt van haar verdiensten beperkt was en logischerwijs voortvloeide uit het feit dat aangeefster en hij een (gelijkwaardige) relatie hadden en samenwoonden.
De rechtbank constateert echter dat de verklaringen van aangeefster als het gaat om gebruik van dwangmiddelen en het afstaan van vrijwel al haar verdiensten in verregaande mate steun vinden zowel in de verklaringen van anderen, als in getapte gesprekken van verdachte zelf. De rechtbank stelt hieromtrent het volgende vast.
Aangeefster heeft een moeilijke jeugd gehad, als gevolg waarvan ze een drankprobleem ontwikkelde en in jeugdinstellingen verbleef.5 Ze heeft een laag IQ en heeft moeite om goed voor zichzelf te zorgen.3 6 Aangeefster ging op haar negentiende in de prostitutie werken en kwam na problemen met een ex-vriend in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Hier leerde ze [naam] (hierna: [naam] ) kennen, een ex-vriendin van verdachte. Aangeefster wilde wel in de prostitutie blijven werken, maar er werd misbruik van haar gemaakt. [naam] gaf aan dat verdachte haar wel kon helpen en vandaaruit is de relatie tussen verdachte en aangeefster ontstaan.2 Verdachte wist dat aangeefster psychische problemen had. Hoewel het advies van deskundigen was dat aangeefster moest worden opgenomen, nam verdachte haar bij zich in huis en ging aangeefster weer in de prostitutie werken.4
In de eerste jaren van de relatie is verdachte op meerdere momenten gewelddadig geweest tegenover aangeefster. Zo heeft hij haar geschopt, heeft hij een tand naar achteren geslagen en heeft hij haar knock- out geslagen op de [adres] in Groningen.2 7 Voor deze laatste mishandeling is verdachte ook veroordeeld.4
Verdachte was degene die bepaalde wat er gebeurde binnen de relatie. Hij bepaalde wanneer aangeefster naar haar moeder in Rotterdam ging en paste dit aan op periodes dat het volgens hem rustiger zou zijn qua prostitutiewerk.3 Wanneer aangeefster alleen naar haar moeder ging, kwam het voor dat verdachte aangeefster belde en zei dat ze dezelfde of de volgende dag nog terug moest komen.6 Verdachte commandeerde en kleineerde aangeefster.3 6 Verdachte ging altijd mee naar en voerde het woord bij
afspraken die aangeefster had met de gemeente8 en met hulpverlening.7 9 Een betrokken hulpverlener omschrijft dat verdachte alles overnam, aangeefster overrulede en dat aangeefster net een bang vogeltje was.9
Verdachte belde aangeefster vaak.4 Toen hij gedetineerd zat, belde hij in een periode van ruim vijf maanden gemiddeld zeven keer per dag.10 Verdachte bleef aangeefster instructies geven vanuit de gevangenis, zoals tijdens dit getapte telefoongesprek:
Verdachte: Je kan toch gewoon naar je moeder gaan en gewoon een jaar wachten op
mij. Anderhalf jaar. Kijken we dan wel. Ga je vanaf je moeder, ga je af en toe eens een keer een weekje werken of zo. (..) Als je dan een ander huis hebt geregeld. En dan ga je over een halfjaar naar [naam] . Dat mag ook van mij. Snap je? ... Mag ook. Maar ja. Het is weer een domme actie voor niks. Je moet toch ook wel weten dat dit niet gaat werken zo. Je moet toch weten dat het allemaal niet zo gaat werken zoals dat ik dat graag wil. En nu heb je gewoon deze paar dagen alweer niet gewerkt. (...) En voor wat? Omdat jij daar kut zit bij [adres] . Omdat ik van jou vraag, ik vraag het je al drie, vier keer; blijf nou gewoon even volhouden nog een jaartje. Anderhalf jaar. En dan is alles achter de rug. En dan gaan we weg met z'n tweeën. En ga maar gewoon vandaag vrij nemen. Ga gewoon schoonmaken daar. Alles klaarmaken.
Aangeefster: Ja
Verdachte: Ja toch, of niet? (
stemverheffing) Aangeefster: Ja11
Aangeefster was met de prostitutie begonnen als hobby, maar ervoer het door de bemoeienis van verdachte als werk.7 Verdachte regelde via een kennis een kamer voor aangeefster en een vriendin van verdachte, ene [naam] , maakte escort-afspraken voor aangeefster. Verdachte bepaalde met [naam] af dat aangeefster anale seks en seks zonder condoom deed, waardoor aangeefster geen zeggenschap meer had over wat ze met de klanten deed.3 Verdachte werd boos en gewelddadig als zij niet genoeg had verdiend.2 7 8 Verdachte bepaalde dat aangeefster 500,- per dag moest verdienen, wat aangeefster vervolgens ook deed.1213 Verdachte bracht aangeefster naar diverse werkplekken en kwam regelmatig langs op haar werkplek14 om haar verdiensten op te halen.2 8 Aangeefster had zelf geen beschikking over haar verdiensten.12 13
Aangeefster had in 2020 een schuld van ruim 31.000,- bij de belastingdienst15, terwijl zij een zeer goed verdienende prostituee was.4 13 15 Verdachte bepaalde wat aangeefster opgaf aan de boekhouder ten behoeve van de belastingdienst.7 Wat er meer werd verdiend, moest aangeefster onder andere aan de vader en de broer van verdachte geven.7
Verdachte en zijn broer reden in autos waarvoor aangeefster een leasecontract had afgesloten. Aangeefster had zelf geen rijbewijs.4 8 Verdachte dreigde dat hij boetes zou gaan rijden met de op naam van aangeefster staande auto, wat hij ook daadwerkelijk deed.2 6 Van de rekening van aangeefster werd ruim 16.000,- afgeschreven voor de leasekosten van de autos en ruim 8.500,- aan boetes.16
Verdachte wist precies wat aangeefster verdiende en hoeveel schulden ze had.17 Hij hield aangeefster telkens voor dat ze nog een paar jaar zou moeten werken en dat ze dan uit de schulden zou zijn.11 12 Dit was echter niet waar. Aangeefster had in 2024 nog steeds een schuld bij de belastingdienst van 20.000,- à 30.000,-, een schuld van 4.000,- à 5.000,- bij de leasemaatschappij en een schuld bij het CJIB.2 Verdachte en aangeefster leefden van de verdiensten van aangeefster,8 12 15 maar verdachte bepaalde wat er (verder) met de verdiensten van aangeefster gebeurde. Zo stak hij geld in verbouwing van de tattooshop die hij enige tijd had18 en bepaalde hij dat er regelmatig geld ging naar zijn ex [naam] en haar kinderen.10 11 19 Zelfs toen hij gedetineerd zat bemoeide verdachte zich nog met het al dan niet werken van aangeefster en met wat er gebeurde met haar verdiensten. In dit verband wijst de rechtbank ook op de volgende passage uit een getapt telefoongesprek met zijn vader:
Verdachte: [naam] (
de rechtbank begrijpt: aangeefster) zet straks 500 euro voor je klaar. Maar die 500 euro, moet ik even een paar rekeningen van betaald hebben
Vader : Ja
Verdachte: Ik heb niet tegen haar gezegd waar het voor was, gelukkig vroeg ze dat niet. ()
Verdachte: Ja, nee, niet: we kijken wel even'. Pak gewoon van haar spaargeld, van dat geld, pak wat geld eraf en dan koop je een kerstcadeautje voor haar. (...)
Als ze nou lekker had kunnen slapen en had kunnen werken deze week.
Maar ja, ze moet overal bij zijn, ja. Ze moet dan weer met jou erbij zijn. En dan is [naam] er weer. Dan is dinges er weer. En iedereen doet elke keer maar gewoon dan even een halve dag, dan een halve dag. Als we met z'n allen even twee hele dagen of één hele dag achter elkaar hadden gedaan, was het ook klaar geweest. Maar ja, niet iedereen heeft tijd. En dat moet allemaal aangepast worden. Maar ja, dat lijdt wel onder haar werk.19
- Conclusie van de rechtbank
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten concludeert de rechtbank dat aangeefster jarenlang veel geld verdiende met haar prostitutiewerk, maar dat zij niet degene was die hier (het meest) van profiteerde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ervoor gezorgd dat aangeefster het prostitutiewerk onder dwang ging/bleef doen en al haar verdiensten aan hem afstond. Hierbij maakte hij gebruik van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, dwang, (dreiging met) geweld en misleiding.
Dat aangeefster in een kwetsbare positie verkeerde en dat verdachte overwicht op haar had, volgt onmiskenbaar uit de hiervoor beschreven omstandigheden. Verdachte wist hier ook van: hij wist van haar verleden, haar IQ en haar psychische kwetsbaarheid,4 en hij wist ook dat ze geen nee kon zeggen als er dingen gebeuren die ze niet wil. De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder op de uitlatingen die verdachte deed tijdens getapte telefoon-gesprekken met [naam] :
Verdachte: Maar begrijp je, al met al is het gewoon, is het echt allemaal kwetsend voor haar. Helemaal voor [naam] (
de rechtbank begrijpt: aangeefster). En je weet zelf, voor haar komt het dan twee keer zo hard aan als bij jou of bij mij. (..)
Verdachte: Ik kan best begrijpen dat ze gewoon helemaal in een dip zit en flauw is van
alles en iedereen en ze zelfs flauw voor mij is. Wat denk je, zij werkt daar en elke keer is het maar, oh heb je 50 euro voor dit, heb je 100 euro voor dat, oké hier nog paar tientjes sturen, dit dat en uiteindelijk wat krijgt ze? Soms krijgt ze niet eens normaal eten op tafel. Of soms, merendeels van de week krijgt ze niet eens normaal eten op tafel. Weet je zelf ook. Snap je?
[naam] : Jawel, maar dan nog had ze het op een andere manier even aan moeten geven Verdachte: Dat gaat niet, dat kan ze niet. Dat durft ze niet, dat kan ze niet. (..) Maar weet
je wat het is met jou. Jij krijgt geld en dat vindt ze ook niet altijd even fijn. Dat jij elke keer zomaar geld krijgt voor alles. Zij moet er wel uiteindelijk voor werken.11
Aan het feit dat aangeefster geen nee kon zeggen, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank zelf bijgedragen door haar in het begin van de relatie enkele malen (fors) te mishandelen, onder meer omdat zij niet genoeg had verdiend. Aangeefster verklaarde hierover dat het op gegeven moment niet meer nodig was om geweld te gebruiken omdat ze wel wist waar hij toe in staat was, deed ze wat verdachte verlangde. Verdachte maakte aldus gebruik van de dwangmiddelen geweld en dreiging met geweld,
dwang, alsmede misbruik van een kwetsbare positie en uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Ook was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van misleiding, nu verdachte aangeefster voorhield dat zij na een paar jaar werken uit de schulden zou zijn, terwijl hij haar verdiensten ondertussen niet gebruikte voor het aflossen van die schulden.
Alles overwegend is naar het oordeel van de rechtbank sprake van seksuele uitbuiting. De situatie van aangeefster was geenszins gelijk aan die van een “gemiddelde mondige prostituee in Nederland”, die zelf bepaalt waar, wanneer en met wie zij werkt en die vrij kan beschikken over haar verdiensten, en verdachte heeft hier fors aan verdiend. Dat een hulpverlener die dagelijks met prostituees werkt aangeefster beschreef als een bang vogeltje dat werd overruled door verdachte en zei dat andere prostituees veel opener waren, 17 ziet de rechtbank ook als tekenend voor de situatie van aangeefster.
Met betrekking tot de door de verdediging aangehaalde liefdesrelatie - waarbinnen het normaal zou kunnen zijn om samen te leven van de inkomsten van een van beide partners - overweegt de rechtbank het volgende. Het hebben van een relatie met het slachtoffer staat - net als instemming met de
uitbuiting - niet in de weg aan een bewezenverklaring van mensenhandel. De rechtbank overweegt dat een relatie ook juist kan worden gebruikt om er overwicht of afhankelijkheid mee te creëren. Van een gelijkwaardige relatie tussen verdachte en aangeefster is de rechtbank in ieder geval niet gebleken, zoals hiervoor overwogen.
Dat verdachte zelf ook een substantieel inkomen zou hebben gehad - wat het dossier overigens niet doet vermoeden - doet evenmin af aan het feit dat verdachte aangeefster seksueel heeft uitgebuit.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde sub- onderdelen 1, 4, 6 en 9 bewezen kunnen worden (zoals hieronder nader gespecificeerd).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 oktober 2012 tot en met 13 maart 2024 te Groningen en te Leeuwarden en te Antwerpen,
A. een ander, te weten [slachtoffer] , door dwang en geweld en door dreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
  • heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°),
immers heeft/is hij, verdachte:
  • een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en
  • boos geworden op voornoemde [slachtoffer] en voornoemde [slachtoffer] geslagen en geschopt en uitgescholden en gekleineerd als zij te weinig geld had verdiend en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij minstens 500,- euro per dag moest verdienen en
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij boetes ging rijden met de auto op naam van die [slachtoffer] en
  • voor die [slachtoffer] bepaald wanneer zij opgehaald zou worden en klaar was met werken en
  • tegen [slachtoffer] gezegd dat zij het ook anaal moest doen en
  • voornoemde [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie vervoerd en
  • het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en door voornoemde [slachtoffer] laten afstaan,
terwijl voornoemde [slachtoffer] een beperkt IQ en een beperkt sociaal netwerk en geen opleiding en aldus misbruik van de kwetsbare positie van voornoemde [slachtoffer] gemaakt en/of terwijl voornoemd feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 10 april 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 maart 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van zijn vriendin.
Hoewel zij het prostitutiewerk aanvankelijk vrijwillig deed en leuk vond, is dit door toedoen van verdachte veranderd in gedwongen werken om het geld vervolgens te moeten afstaan. Verdachte wist van de kwetsbaarheid en slechte mentale gesteldheid van zijn vriendin. Desondanks hield hij hulpverlening op afstand, zorgde hij dat hij overwicht op haar kreeg, onder meer door geweld te gebruiken en maakte hij misbruik van deze situatie. Zelfs toen verdachte in de gevangenis zat, bleef hij proberen om de controle te houden. Hij stuurde erop aan dat het slachtoffer bleef werken, stuurde zijn vader en broer om haar verdiensten op te halen en gaf instructies over wat er met de verdiensten moest gebeuren.
Verdachte heeft telkens zijn eigen financiële gewin vooropgesteld en misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had op het slachtoffer. Hoewel het slachtoffer in de loop der jaren al meerdere malen contact had gehad met de politie, maar pas aangifte heeft willen of durven doen toen verdachte langdurig in de gevangenis zat, is tekenend en schrijnend. Pas toen verdachte haar leven niet langer beheerste en haar geld niet langer afnam, zag en besefte het slachtoffer hoeveel ze heeft verdiend en hoezeer verdachte al die jaren misbruik van haar heeft gemaakt. De impact die de jarenlange uitbuiting op haar heeft gemaakt, blijkt duidelijk uit de door haar opgeschreven slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen.
Gelet op de lange duur van het misbruik, het aanzienlijke financiële voordeel dat verdachte hiervan heeft gehad en de impact op het slachtoffer, acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf aangewezen.
Hoewel de eis van de officier van justitie niet onredelijk is, zal de rechtbank een enigszins lagere straf opleggen gelet op het feit dat verdachte nog een andere forse gevangenisstraf moet uitzitten en dus nog een aanzienlijke tijd vast zal zitten. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Haar raadsman, mr. Hansma, heeft namens haar gevorderd een bedrag van 490.922,66 ter vergoeding van materiële schade en 35.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de afwijzing van de vordering bepleit, gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafrecht oplevert en dat de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. De raadsman heeft er onder meer op gewezen dat ten onrechte is uitgegaan van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport gaat er bijvoorbeeld van uit dat [slachtoffer] vier dagen per week werkte en 500,00 per dag verdiende, wat te hoog is volgens de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank geen onevenredige belasting van het strafrecht op. Hoewel er een fors bedrag wordt gevorderd, is er geen sprake van een ingewikkelde vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade constateert de rechtbank dat het in het dossier opgenomen rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt is genomen, waarbij het door de benadeelde partij gevorderde bedrag naar beneden is bijgesteld, omdat het rapport ziet op een langere periode dan de tenlastelegging. De rechtbank acht de door het rapport genomen uitgangspunten correct en in het voordeel van verdachte geschat. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de verklaring van een collega prostituee die in 2019 stelt dat [slachtoffer] minimaal 500,00 per dag verdiende, de verklaring van een beheerder van prostitutiepanden die [slachtoffer] kent sinds 2013 en zegt dat ze altijd erg druk was en ongeveer tien klanten per dag had, maar ook op de verklaring van verdachte dat aangeefster tijdens en na de uitbraak van het coronavirus (de rechtbank begrijpt: in 2020 en daarna) bijzonder goed verdiende.
De rechtbank acht de vordering dan ook goed onderbouwd en grotendeels toewijsbaar, maar zal deze enigszins matigen. Verdachte heeft namelijk ter zitting verklaard dat er ook veel geld op ging aan het gebruik van drank en drugs door het slachtoffer. De rechtbank ziet hiervoor in het dossier ook concrete aanwijzingen en zal dit bedrag schatten op 30.000,-. Dit bedrag brengt de rechtbank in mindering op het gevorderde bedrag van 475.922,66, wat betekent dat een bedrag van 475.907,66 aan materiële schade zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade ter hoogte van 35.000,00 goed onderbouwd en niet of onvoldoende betwist door de verdediging. De rechtbank zal de gevorderde schade dan ook toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 510.922,66 (zegge: vijfhonderdtienduizendnegenhonderdtweëentwintig euro en zesenzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 510.922,66 (zegge: vijfhonderdtienduizend negenhonderd-tweëentwintig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
475.922,66 aan materiële schade en 35.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2025.
Mrs. Dölle en Spooren zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Tenzij anders vermeld, zijn de bewijsmiddelen waarnaar wordt verwegen afkomstig uit het dossier van
Politie Noord-Nederland met nummer NEJOS / NNRCC24006, gesloten op 9 januari 2025.
2 De verklaring van [slachtoffer] d.d. 27 maart 2024, opgenomen op pagina 76 e.v.
3 De verklaring van [slachtoffer] d.d. 3 april 2024, opgenomen op pagina 83 e.v.
4 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 mei 2025.
5 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2024, opgenomen op p.274 e.v.
6 De verklaring van [naam] d.d. 16 oktober 2024, opgenomen op p.391 e.v.
7 De verklaring van [slachtoffer] d.d. 1 mei 2024, opgenomen op pagina 110 e.v.
8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2024, opgenomen op p.151 e.v.
9 De verklaring van [naam] d.d. 2 september 2020, opgenomen op p.239 e.v.
10 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2024, opgenomen op p.279 e.v.
11 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2025, opgenomen op p.321 e.v.
12 De verklaring van [slachtoffer] d.d. 6 januari 2025, opgenomen op pagina 143 e.v.
13 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2019, opgenomen op p.235 e.v.
14 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2020, opgenomen op p.227 e.v.
15 De verklaring van [naam] d.d. 30 september 2019, opgenomen op p.237 e.v.
16 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2024, opgenomen op p.554 e.v.
17 De verklaring van [naam] d.d. 2 september 2020, opgenomen op p.239 e.v.
18 De verklaring van [slachtoffer] d.d. 17 april 2024, opgenomen op pagina 92 e.v.
19 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2025, opgenomen op p.321 e.v.