ECLI:NL:RBNNE:2025:2133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
18-164530-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing en poging tot afpersing met geweld door minderjarige verdachten

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een voltooide afpersing, een poging tot afpersing en medeplichtigheid aan een diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 14 april 2024 in de gemeente Tynaarlo, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer onder bedreiging met een mes dwong om zijn fiets af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de rol van de verdachte als medeplichtige aan de diefstal met geweld werd vastgesteld. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 248 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die goed contact had met de jeugdreclassering en zich aan de regels hield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de veiligheid van de slachtoffers en dat dit gevolgen had voor hun gevoel van veiligheid. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade die het gevolg was van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.164530-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ), wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 april 2024 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets/fatbike (Pegasus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -)
die [slachtoffer] met (een) geheel of deels gemaskerde gezicht(en) (onverhoeds/plotseling) te benaderen
en/of hem in te sluiten/de vrije doorgang te belemmeren en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of op en/of tegen de keel van die [slachtoffer] te houden en/of (daarbij) aan hem toe te voegen: "Stap van je fiets af anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke ddreigende aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2024 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een fiets/fatbike (Pegasus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] met (een) geheel of deels gemaskerde gezicht(en) (onverhoeds/plotseling) te benaderen en/of hem in te sluiten/de vrije doorgang te belemmeren en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of op en/of tegen de keel van die [slachtoffer] te houden en/of (daarbij) aan hem toe te voegen: "Stap van je fiets af anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 14 april 2024 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld (/de kassa), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] en/of een derde toebehoorde(n) (- zakelijk weergegeven -) door of via het geopende raam (die [slachtoffer] )
(onverhoeds/plotseling) met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en) heeft/hebben benaderd en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (door dat raam heen) in de richting (van de buik) van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) (aan die [slachtoffer] ) heeft/hebben toegevoegd: "Of jij, of de kassa", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of (vervolgens) met dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) door het raam heen is geklommen en/of in de ruimte heeft getracht om een deur te openen (waarachter die [slachtoffer] zich in veiligheid had gebracht),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2024 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld (/de kassa), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
(- zakelijk weergegeven -) door of via het geopende (schuif)raam (die [slachtoffer] ) (onverhoeds/plotseling) met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en) heeft/hebben benaderd en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (door dat raam heen) in de richting (van de buik) van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) (aan die [slachtoffer] ) heeft/hebben toegevoegd: "Of jij, of de kassa", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of (vervolgens) met dat
(op een) mes (gelijkend voorwerp) door het raam heen is geklommen en/of in de ruimte heeft getracht om een deur te openen (waarachter die [slachtoffer] zich in veiligheid had gebracht),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
[medeverdachte] op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld, (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,)
een fiets/fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte] (en/of zijn mededader(s)) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen aan [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (- zakelijk weergegeven -) met een geheel of deels gemaskerd/bedekt gezicht die [slachtoffer] (en/of (een) ander(en)) te benaderen en/of een (op een) mes/machete (gelijkend voorwerp) tevoorschijn te halen en/of te tonen aan die [slachtoffer] (en/of (een) ander(en)) en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] (en/of (een) ander(en)) toe te voegen: "Geef mij je kanker fatbike", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (- zakelijk weergegeven -) die [medeverdachte] naar of in de richting van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of een fiets voor dat vervoer ter beschikking te stellen en/of (vervolgens) d(i)e fiets en/of de mobiele telefoon van die [medeverdachte] onder zich te nemen en/of weg van ((of uit) de buurt van) de plaats van het misdrijf te vervoeren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden zoals vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte de diefstal van de fiets van [slachtoffer] heeft gepleegd, maar dat hij niet heeft gedreigd om hem te steken en dat hij [slachtoffer] geen mes tegen de keel heeft gehouden. Hij heeft het mes alleen getoond.
De raadsman heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal met geweld van de fatbike van [slachtoffer] heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft dit feit ontkend. De enkele omstandigheid dat op camerabeelden van kort voor de diefstal iemand met een op verdachte gelijkend postuur is gezien die samen met medeverdachte [medeverdachte] op een fiets zat, is onvoldoende om tot bewezenverklaring van dit feit te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1 primair

De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de fiets van [slachtoffer] gepakt. Hij zag dat ik een mes bij mij had. [slachtoffer] zat op zijn fiets, linkervoet op de grond, rechtervoet op het pedaal. Ik pakte de fiets vast en hij is afgestapt en toen zijn we weggefietst. Met we bedoel ik mijn broer [medeverdachte] en ik. Op de camerabeelden ben ik de persoon met de helm op.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2024, opgenomen op pagina 581 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024190239 (onderzoek KOF)
d.d. 25 november 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] , voor zover inhoudend:
Op zondag 14 april 2024 omstreeks 01.00 uur was ik bij de [bedrijf] in [plaats] . Ik fietste op een zwarte damesfiets, merk Pegasus. Dit is een elektrische fiets.
Ik hoorde ineens stemmen die zeiden: ''Stap van je fiets af.'' Ik zag dat dit twee personen waren. Een persoon ging echt voor mij staan en de andere persoon ging achter mij staan. Ik zag toen dat de persoon die voor mij stond een mes vast had. Ik zag dat het een groot mes was. Ik voelde iets tegen mijn keel aan, ik denk dat dit een mes was. Ik denk dat persoon die achter mij stond dit deed. Ik voelde dat het scherp aanvoelde tegen mijn keel. Ik denk dat het mes nog in de plastic tas zat toen ze deze tegen mijn kiel hielden. Ik hoorde nogmaals: ''Stap van je fiets af anders steek ik je neer.' Ik stapte toen van mijn fiets af. Ik zag dat deze twee personen op mijn fiets wegfietsten richting Hoogkerk.
Ik zag dat de persoon met de helm wegfietste en dat de persoon met de capuchon op achterop sprong.
Het signalement van de twee personen kan ik als volgt omschrijven:
Persoon 1:
  • helemaal in het zwart gekleed;
  • bruine schoenen;
  • zwarte bivakmuts;
  • capuchon op van zwarte jas;
  • zwarte handschoenen;
  • mes in een plastic zak;
  • blanke huidskleur, dit zag ik bij de openingen van de bivakmuts;
  • ik schat niet ouder dan zestien jaar, aan de stem te horen.
  • korter dan ik, ik ben ongeveer 180 centimeter Persoon 2:
  • geheel in het zwart gekleed;
  • zwarte helm met daaronder een zwarte bivakmuts;
  • zwarte handschoenen;
  • blanke huidskleur;
  • ik schat niet ouder dan zestien jaar, aan de stem te horen.
  • waarschijnlijk iets langer dan persoon 1.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2024, opgenomen op pagina 597 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ik, verbalisant, [naam] , verklaar het volgende:
Op 14 april 2024 is er een overval geweest op de [bedrijf] [plaats] . De aangeleverde camerabeelden zijn hieronder uitgewerkt.
01.04.22 uur
Naast het gebouw van de [bedrijf] verschijnen twee personen (NN01 en NN02) lopend in beeld
01.04.55 uur
NN01 draagt een helm; NN02 heeft bruine schoenen en een Lidl-tas in de hand
01.05.52 uur
NN01 staat voor het raam. De persoon is in het zwart gekleed en draagt een helm. NN01 draagt zwarte handschoenen. De persoon richt een mes in de richting van aangever [slachtoffer] .
01.05.54 uur
NN02 haalt een voorwerp tevoorschijn uit de LIDL-tas
01.05.59 uur
NN02 heeft een lang voorwerp in de rechterhand. Deze lijkt roestig van kleur
01.06.09 uur
NN02 probeert het voorwerp in de tas te verbergen, waarna NN01 en NN02 weg rennen
01.06.13 uur
Aangever [slachtoffer] wacht op de fiets op zijn bestelling bij raam 2
01.06.16 uur
Aangever [slachtoffer] wordt tegen het raam aangeduwd
01.06.18 uur
Een persoon met een grijs vlakje op de kleding bevindt zich schuin achter aangever [slachtoffer]
01.06.30 uur
Een fiets passeert [naam] . Aangever [slachtoffer] rent hier achteraan.
01.06.33 uur
De fiets verdwijnt uit beeld 01:06:38 uur
Er verschijnt een fiets vanuit de drive. Op deze fiets zitten 2 personen.

Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het bewijs

De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij kort voordat de fiets van [slachtoffer] werd weggenomen, samen met een ander betrokken is geweest bij een poging tot overval op de [bedrijf] in [plaats] waar [slachtoffer] net iets had besteld. Dit feit is door de rechtbank hieronder bewezen verklaard onder feit 2.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen staat ook buiten redelijke twijfel vast dat [slachtoffer] vervolgens door dezelfde twee jongens is beroofd van zijn fiets. Voor wat betreft de rol die verdachte daarbij heeft gehad, gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer] , nu er geen reden is om aan de inhoud daarvan te twijfelen. Dat betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, deze beroving heeft gepleegd.

Feit 2 primair

De rechtbank acht feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2024, opgenomen op pagina 577 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024190239 (onderzoek KOF)
d.d. 25 november 2024, inhoudend de verklaring van aangeefster [slachtoffer] .

Feit 3

De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2024, opgenomen op pagina 365 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024190239 (onderzoek PLUUT)
d.d. 25 november 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] , voor zover inhoudend:
Er kwam een kerel aangelopen. Ik zag dat de kerel bij mijn fatbike ging staan. Ik stond bij mijn fatbike op dat moment. Ik zag dat de kerel naar mij keek. Ik zag dat hij zijn t-shirt omhoog trok met zijn linkerhand
en met zijn rechterhand een machete uit zijn broeksband pakte. Ik zag dat hij hem half liet zien en ik hoorde hem zeggen:" Geef mij je kanker fatbike."
Ik zag dat die kerel mijn fatbike pakte.
Ik zag dat hij op mijn fatbike stapte en weg fietste. Ik kan die kerel als volgt omschrijven:
  • Kleine buitenlandse jongen
  • Zwarte krulletjes
- 13/14 jaar
  • droeg een zwart skimasker
  • Zwarte korte broek
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2024, opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 15 mei 2024 had ik met [naam] [slachtoffer] afgesproken te [plaats] . Omstreeks 19.24 uur zag ik een jongen onze richting in lopen. Ik zag dat hij een machete uit zijn broeksband haalde. Ik zag dat de jongen de fiets van [naam] pakte en wegfietste. Ik wist eigenlijk meteen wel wie de jongen was die mij bedreigde met het mes en de fiets meenam. Dit was [medeverdachte] . Ik herkende hem aan zijn ogen, zijn postuur. [medeverdachte] heeft ook krulletjes, hierdoor zat er ook een bult in de Balaclava. Nadat dit gebeurd was fietste ik naar huis, ik kwam toen drie jongens tegen. Ik vertelde dat waarschijnlijk [medeverdachte] dit had gedaan. Ik hoorde de jongens zeggen dat [medeverdachte] aan hen diezelfde dag het mes wat ik omschreef had laten zien
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 mei 2024, opgenomen op pagina 547 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige [naam] :
Ik was aan het werk bij [bedrijf] in [plaats] . Ik zie dat dit op 15 mei 2024 is geweest. Ik zag ineens twee jongens aan komen fietsen op één fiets. De ene fietste; de andere zat achterop.
De jongens fietsten vanuit de richting de [bedrijf] , de [adres] , in de richting van het busstation. Halverwege die weg, ongeveer voor juwelier [bedrijf] , stapte de jongen met de bivakmuts af. De andere jongen fietste weer langs mij terug het dorp in.
V: De jongen op de fiets; kun je die ook nader omschrijven?
A: Dit was een jongen van niet-Nederlands afkomst. Lichtgetint en hij had wat langer gekruld-achtig haar. Hij droeg het haar wat langer, maar niet over de schouders bijvoorbeeld. Ik denk dat deze jongen misschien rond de 15 jaar oud was. In ieder was het nog een kind; een tiener.
V: Qua kleding?
A: In mijn hoofd had hij lichtere kleding aan ().
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inhoudend een combinatie proces-verbaal, d.d. 18 juli 2024, opgenomen op pagina 519 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Op 15 mei 2024 werd als verdachte aangehouden, ter zake diefstal met geweld, [medeverdachte] . Zijn telefoon werd op basis van waarheidsvinding in beslag genomen, welke hij bij zich had ten tijde van de aanhouding.
Locatiegegevens in de telefoon van verdachte [medeverdachte] gevonden.
In onderzoek naar de locatiegegevens die op deze telefoon aanwezig waren, kwam de onderstaande route naar voren, gecreëerd aan de hand van locatiegegevens, door de telefoon van de verdachte [medeverdachte] .
Het betreft de afgelegde route van woensdag 15 mei 2024 tussen 18:52:45 en 19:23:03 uur.
Aan de hand van de locatiegegevens uit de telefoon van [medeverdachte] valt te zien dat de telefoon tussen 19:16 uur en 19:17 uur nabij de plaats delict is geweest, namelijk halverwege de [adres] . De plaats delict ligt ter hoogte van de kruisende wegen [adres] / [adres] .
Bewegende beelden omgezet in beeldfragmenten ter verduidelijking van dit proces-verbaal. (Bron: beelden “ [naam] ”)
19:16:53. Beide verdachten komen samen in beeld, vlak voordat het feit gepleegd wordt, nabij de plaats delict.
Persoon 1 Zit voorop en fietst met gezichtsbedekking over het hoofd. Persoon 2 Zit achter op de fiets zonder gezichtsbedekking.
19:17:04 Halverwege de [adres] stopt het duo.
Ter hoogte van de voorzijde van de witte auto aan de linkerzijde van de weg, is te zien dat het duo is gestopt met fietsen en dat persoon 1 lopend verder gaat richting de plaats delict.
Persoon 2 neemt de fiets over maar lijkt nog even af te wachten voordat hij via dezelfde weg terugfietst.
19:17:15 Locatiegegevens ondersteunen de camerabeelden “ [naam] ”.
De locatiegegevens van de telefoon van [medeverdachte] tonen aan dat de telefoon om 19:16:27 uur via de [adres] de [adres] in is gegaan, om halverwege de [adres] terug te gaan via dezelfde route. De locatiegegevens tonen aan dat de telefoon hier om 19:17:34 langs komt. De locatie aanduiding komt qua tijd EN locatie overeen met de beelden van “ [naam] "! Kort hierna vind de diefstal met geweld plaats.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de telefoon van [medeverdachte] de route van zowel persoon 1 als persoon 2 heeft afgelegd tot aan halverwege de [adres] , waarna de telefoon vervolgens de route van persoon 2 inzichtelijk heeft gemaakt.
Op de beelden is omstreeks dit tijdstip NIEMAND te zien, die dezelfde fietsbeweqinq maakt!
De telefoon gaat vervolgens naar de [adres] te [plaats] . De telefoon is om 19:28:53 aan de [adres] te [plaats] en blijft daar vervolgens.
De Eufy beveiligingsbeelden ondersteunen de locatiegegevens van de telefoon van [medeverdachte]Op de Eufy camerabeelden van de [adres] te [plaats] valt te zien, dat op 15 mei 2024, om 07.28 uur (19:28) persoon 2 met de zwarte fiets in beeld komt. Zowel de fiets als het signalement van persoon 2 komen overeen met de camerabeelden “ [naam] ”.
Herkenning persoon 2.
Persoon 2 werd herkend als [verdachte] , de broer van [medeverdachte] .
De telefoon van [medeverdachte] komt tegelijkertijd aan met [verdachte] :
Aan de [adres] te [plaats] zijn woonachtig, de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] .

Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het bewijs

Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die samen met medeverdachte [medeverdachte] op de fiets is gezien kort voordat aangever [slachtoffer] onder bedreiging van een machete van zijn fatbike werd beroofd door [medeverdachte] .
Verdachte is met zijn broer [medeverdachte] meegegaan tot vlakbij de plek van de beroving, terwijl [medeverdachte] toen al gezichtsbedekking op en een machete mee had. Door op één fiets er naartoe te gaan had [medeverdachte] zijn handen vrij om op een andere fiets, de fatbike, terug naar huis te fietsen. Voorts heeft verdachte, klaarblijkelijk ter voorkoming van belastende locatiegegevens, de telefoon van [medeverdachte] mee terug naar huis genomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate dat verdachte wist wat [medeverdachte] van plan was en dat hij [medeverdachte] heeft geholpen. Dit maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medeplichtig is aan de door [medeverdachte] gepleegde straatroof.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 14 april 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets/fatbike (Pegasus), die aan die [slachtoffer] toebehoorde, door die [slachtoffer] met gemaskerde gezichten onverhoeds/plotseling te benaderen en hem in te sluiten en een op een mes gelijkend voorwerp te tonen en tegen de keel van die [slachtoffer] te houden en daarbij aan hem toe te voegen: "Stap van je fiets af anders steek ik je neer";
2
hij op 14 april 2024 te [plaats] , gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan de [bedrijf] toebehoorde, door via het geopende raam die [slachtoffer] onverhoeds/plotseling met gemaskerde gezichten te benaderen en een mes door dat raam heen in de richting van de buik van die [slachtoffer] te houden en daarbij aan die [slachtoffer] toe te voegen: "Of jij, of de kassa", en vervolgens met dat mes door het raam heen te klimmen en in de ruimte te trachten om een deur te openen waarachter die [slachtoffer] zich in veiligheid had gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
[medeverdachte] op 15 mei 2024 te [plaats] ,
een fiets/fatbike, die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door met een gemaskerd/bedekt gezicht die [slachtoffer] en een ander te benaderen en een mes/machete tevoorschijn te halen en te tonen aan die [slachtoffer] en een ander en daarbij aan die [slachtoffer] en een ander toe te voegen: "Geef mij je kanker fatbike",
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 mei 2024 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door die [medeverdachte] naar of in de richting van de plaats van het misdrijf te vervoeren en een fiets voor dat vervoer ter beschikking te stellen en vervolgens die fiets en de mobiele telefoon van die [medeverdachte] onder zich te nemen en weg van de plaats van het misdrijf te vervoeren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. primair
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle (primair) ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming te worden verbonden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt bevolen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er volgens haar ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd dat het mes (goednummer -G1736495) en het balletjespistool (goednummer -G1736491), worden onttrokken aan het verkeer en dat de helm (goednummer -G1736524) en de jas, merk Jack Wolfskin (goednummer - G1736532) worden verbeurd verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Eventueel kan naast een voorwaardelijke jeugddetentie nog een taakstraf worden opgelegd.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de (schorsings)rapportage van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering d.d. 21 januari 2025 en de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 7 mei 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, te weten medeplegen van een voltooide afpersing, medeplegen van een poging tot afpersing, en medeplichtigheid aan een diefstal met geweld, waarbij verdachte dan wel zijn broer, de medeverdachte, bij alle voornoemde feiten gebruik heeft/hebben gemaakt van een wapen, te weten een groot mes/machete. Het betreft ernstige feiten waarvan bekend is dat dit bij direct betrokken slachtoffers nog langere tijd gevoelens van angst en onveiligheid kan veroorzaken, zoals in het onderhavige geval onder meer ook is gebleken uit de namens [slachtoffer] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Niet alleen heeft verdachte het gevoel van veiligheid van de slachtoffers op een zeer ernstige wijze aangetast, daarnaast heeft hij er ook blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen van een ander. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk en rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming
Uit het advies van 7 mei 2025 komt het volgende naar voren.
Verdachte houdt zich goed aan de geldende afspraken en regels, zowel thuis als met de jeugdreclassering. Hij heeft goed contact met de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting (WSS), de begeleiding van [naam] en [naam] . Verdachte werkt
daarnaast meerdere dagen per week als kapper in de kapsalon van zijn ouders.
Hoewel er weinig risicofactoren zijn vastgesteld, merkt de Raad op dat er geen volledig zicht is verkregen op de risicofactoren, gezien de ontkennende verklaring van verdachte. De Raad schat de risicofactoren ten aanzien van verschillende domeinen hoger in op het moment dat verdachte zijn aandeel groter blijkt te zijn dan dat hij tot nog toe heeft verklaard.
De Raad komt ten aanzien van de strafafdoening tot de volgende conclusies.
Mocht verdachte schuldig worden bevonden aan de diefstallen met geweld, dan ziet de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie als meest passende reactie, gezien de ernst van de delicten en het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Een dergelijke voorwaardelijke straf moet verdachte weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. De Raad heeft, doordat verdachte een ontkennende verklaring heeft gegeven ten aanzien van de verschillende verdenkingen, momenteel geen volledig zicht op de factoren en afwegingen
voorafgaand aan het delict die bij verdachte een rol hebben gespeeld en of eventuele
vaardigheidstekorten hierin een rol hebben. Gezien de ernst en de frequentie van de feiten vindt de Raad dat een duidelijke consequentie op zijn plaats is. Een onvoorwaardelijke
werkstraf lijkt hierin het meest passend: het biedt ruimte voor positieve ontwikkeling en het voortzetten van begeleiding, zonder dat een hernieuwde detentie - die juist beschermende factoren kan verminderen - noodzakelijk wordt. De voorwaardelijke jeugddetentie fungeert daarbij als stevige stok achter de deur.
De voorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd onder de algemene voorwaarde dat de minderjarige zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de volgende bijzondere voorwaarden: het volgen van onderwijs of dagbesteding, meewerken aan hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht, meewerken aan behandeling en/of diagnostiek van [naam] of soortgelijke instelling, inzicht geven in zijn sociale contacten, inzicht geven in zijn middelengebruik en meewerken aan de (urine)controles daarop, inzicht geven in zijn internetgebruik en sociale media wanneer de
jeugdreclassering dit nodig acht.
De Raad vindt het daarnaast van belang dat er toezicht en begeleiding betrokken blijft om verdachte zo goed mogelijk te kunnen begeleiden en toekomstig delictgedrag te kunnen voorkomen. Hierbij ziet de Raad in het kader van de Elektronische Monitoring dat het van belang is dat er zicht blijft bestaan op verdachte, aangezien hij zich eerder niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. De jeugdreclassering kan het toezicht afbouwen en verdachte meer verantwoordelijkheden geven. Hierbij is ITB Harde Kern, zolang als de
jeugdreclassering dit nodig acht, van belang.
Namens de Raad heeft de deskundige [naam] het rapport ter terechtzitting nader toegelicht en het standpunt van de Raad bevestigd. De (deels) bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting leiden niet tot andere gezichtspunten ten aanzien van de strafrechtelijke afdoening.
De jeugdreclassering
Namens de jeugdreclassering hebben de deskundigen [naam] en [naam] , reclasseringswerkers, ter terechtzitting aangegeven dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een jeugddetentie voor de duur van 248 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Gelet in het bijzonder op de ernst van de op 14 april 2024 gepleegde feiten en de rol van verdachte daarbij, legt de rechtbank verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf op voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie.
Het voorwaardelijk strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Tevens zullen aan dit voorwaardelijk strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Gelet op de uit de hiervoor aangehaalde rapportages blijkende inschatting van het recidiverisico, zal de rechtbank voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Op grond van de beschikbare informatie, de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, kan worden vastgesteld dat sprake is van een dusdanig herhalingsgevaar dat gezegd kan worden dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De ad informandum gevoegde feiten heeft de rechtbank niet meegenomen bij de bepaling van de op te leggen straf, nu de verdachte ter terechtzitting heeft gewenst dat deze zaken apart door het openbaar ministerie worden aangebracht.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het mes (goednummer -G1736495), het balletjespistool (goednummer -G1736491) en de helm (goednummer - G1736524), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen jas, merk Jack Wolfskin (goednummer -G1736532) kan worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] (feit 1), tot een bedrag van 212,45 ter vergoeding van materiële schade en 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] (feit 2), tot een bedrag van 2.728,39 ter vergoeding van materiële schade en 6.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] (feit 3), tot een bedrag van 420,70 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en heeft de rechtbank verzocht de vorderingen ter zake van de materiële schade toe te wijzen tot de gevorderde bedragen, met oplegging van de wettelijke rente en de
schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegewezen voor zover het betreft de materiële schade. De vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 3 en subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
1.
​De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 april 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Ten aanzien van de materiële schade bestaande uit de kostenpost eigen risico zorgverzekering van 124,80 overweegt de rechtbank dat gemotiveerd is betwist dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en deze betwisting onvoldoende onderbouwd is weerlegd. Gelet hierop zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen nu deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij (de hoogte van) de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de overige materiële schade bestaande uit de kostenpost behandelingen psychiater van 2.603,95 is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 primair, bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 april 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 primair bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
3.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade niet logischerwijs en evenmin op basis van enig bewijs volgt uit het onder feit 3 bewezen verklaarde. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij (de hoogte van) de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 48, 49, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 248 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan behandeling en/of diagnostiek van [naam] of soortgelijke instelling voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de door die instelling te geven huisregels;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan (aanvullende) hulpverlening door een door de jeugdreclassering aan te wijzen instelling, voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
4. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale contacten;
5. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn middelengebruik en meewerkt aan de (urine)controles daarop, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
6. dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gevestigd te Amsterdam, waarbij de veroordeelde de intensieve begeleiding zal krijgen in het kader van ITB-Harde Kern, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
7. dat de veroordeelde zich ter controle van de naleving van voorwaarde 1 en 6 onder elektronische monitoring zal stellen van de gecertificeerde instelling te weten Reclassering Nederland te Drenthe, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, maar voor de duur van maximaal 6 maanden;
8. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn internetgebruik en sociale media wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht.
Geeft aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:

  • een mes (goednummer -G1736495),
  • een balletjespistool (goednummer -G1736491) en
  • een helm (goednummer -G1736524).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven jas, merk Jack Wolfskin (goednummer -G1736532).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer](feit 1) toe en veroordeelt verdachte mitsdien (hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, de verdachte in zoverre is bevrijd), tot betaling aan deze benadeelde partij van:
  • het bedrag van 1.712,45 (zegge: zeventienhonderdtwaalf euro en vijfenveertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.712,45 (zegge: zeventienhonderdtwaalf euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 212,45 aan materiële schade en 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer](feit 2) toe en veroordeelt verdachte mitsdien (hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, de verdachte in zoverre is bevrijd), tot betaling aan deze benadeelde partij van:
  • het bedrag van 5.603,95 (zegge: zesenvijftighonderddrie euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering tot vergoeding van materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk wordt verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade van benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.603,95
(zegge: zesenvijftighonderddrie euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.603,95 aan materiële schade en 3.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer](feit 3) niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.R. Eising, kinderrechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2025.