ECLI:NL:RBNNE:2025:2144

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
18-250379-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het teweegbrengen van ontploffingen met explosieven en brandstoffen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van twee ontploffingen, heeft de rechtbank op 27 mei 2025 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk ontploffingen heeft veroorzaakt door explosieven en brandstoffen te gebruiken, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De zaak is behandeld in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, en betreft strafrechtelijke feiten die zijn gepleegd in september 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/250379-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf en mr. T.H. Pitstra, officieren van justitie.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige
personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres]
( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of (motor)benzine althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor de in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
  • op de hoogte te zijn van het voornemen om op/bij/ter hoogte van het pand gelegen aan/bij de [adres] te [plaats] , althans een pand, een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten
  • zich niet te onttrekken aan dit voornemen
  • die (motor)benzine te tanken en/of te betalen en die (motor)benzine ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte]
  • de auto waarmee naar de plek van de ontploffingen en/of brandstichting is gereden te huren en zo een auto ter beschikking te stellen
  • die [medeverdachte] en/of anderen in een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plek van de ontploffingen en/of brandstichting te brengen, aldaar in de auto te wachten terwijl die [medeverdachte]
opzettelijk een of meer ontploffen teweeg brengt en/of brandsticht, vervolgens samen met die [medeverdachte] in de door verdachte bestuurde auto de plek van de ontploffingen en/of brandstichting te verlaten.
2
hij op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of brandstof althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffingen teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door op/bij/ter hoogte van een pand, gelegen aan/bij de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en/of brandstof althans een explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 september 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
  • het verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie)
  • het verstrekken van het adres waar de explosie plaats moest vinden aan een onbekend gebleven persoon;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 16 september 2023 tot en met 19 september 2023 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief (vuurwerk brandstof combinatie), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde en het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van feit 1 en dat hij in het geheel moet worden vrijgesproken van feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen gemeen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar bestond en dat verdachte van dit deel vrijgesproken dient te worden. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de ontploffing daadwerkelijk levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft kunnen opleveren. Uit het dossier blijkt niet dat van deze omstandigheden sprake is geweest. Zo ontbreekt er in deze zaak een rapport van het NFI over de gevaarzetting. Bovendien kon men redelijkerwijs geen publiek op straat verwachten op het moment van de ontploffing. De winkelpanden waren op dat moment gesloten en er waren geen personen in de winkels op de begane grond aanwezig.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het vuurwerk bewust niet tegen het pand gezet en dat hij de passerende fietser met een handgebaar gemaand heeft te stoppen. Op basis van het dossier kan bovendien niet worden vastgesteld hoe groot de afstand was tussen de ontploffing en getuige [Getuige] . Laatstgenoemde heeft daarover geen duidelijke verklaring afgelegd. Omdat dit niet uit het dossier volgt, kan er niet worden vastgesteld dat getuige zich zo dichtbij de ontploffing bevond dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Het DNA dat is aangetroffen op de buitenzijde van het dopje en op de drinkopening van een waterflesje is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft verklaard dat hij vaak uit dergelijke flesjes drinkt en deze na gebruik laat rondslingeren. Hij acht de kans groot dat hij ergens een flesje heeft laten liggen, nadat hij daaruit heeft gedronken, en dat het flesje daarna door iemand anders is gebruikt voor de brandstichting op 19 september 2023. Het enkele aantreffen van een DNA-spoor op een waterflesje dat een match oplevert met het DNA-profiel van verdachte kan niet zomaar als daderspoor worden aangemerkt. Zo is er geen informatie bekend over de datering van het DNA-spoor en ontbreekt enig ander aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting op 19 september 2023.
De raadsman heeft daarnaast voor partiële vrijspraak gepleit ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit onder 2, voor zover dit betrekking heeft op de periode van 17 tot en met 19 september 2023. Verdachte heeft immers in de visie van de verdediging alleen op 16 september 2023 een explosief voorhanden gehad.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen1, het volgende.
Op 16 september 2023, rond 07:17 uur, vonden er drie opeenvolgende ontploffingen plaats ter hoogte van het pand [adres] te [plaats] .2 Op camerabeelden van omliggende winkelpanden3 is te zien dat een persoon in donkere kleding zich naar het pand begeeft met een plastic Albert Heijn-tas in zijn hand, een explosief aansteekt en er vervolgens drie opeenvolgende ontploffingen plaatsvinden.4 Gelet op het aantreffen van plastic doppen, delen van petflessen, resten van vuurwerk (Cobras) en de geur van brandstof is het zeer waarschijnlijk dat er gebruik is gemaakt van een zogenaamde VBC (Vuurwerk Brandstof Combinatie).5 Medeverdachte [medeverdachte] heeft in zijn verhoren6bekend dat hij de persoon is geweest die het explosief tot ontploffing heeft gebracht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de opdracht voor de ontploffing heeft aangenomen. Met dat doel zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] in de door verdachte gehuurde auto7 samen vanuit Tilburg naar [plaats] gereden.8 Hij heeft verder ter terechtzitting bekend dat hij in Tilburg een fles benzine heeft getankt en betaald. In het dossier bevindt
zich bovendien een video, die vlak na het tanken van de fles benzine is opgenomen, waarin verdachte [medeverdachte] aangeeft hoe hij het explosief tot ontploffing gaat brengen.9 In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is verder een video-opname aangetroffen, welke is gedateerd 16 september 2023 om 07.15 uur.10 Te zien en te horen is dat medeverdachte [medeverdachte] instructies krijgt van verdachte over de wijze van het plaatsen van het explosief. Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij inderdaad op deze video te zien en te horen is.
Na afloop bleek dat het explosief voor het verkeerde pand was geplaatst, zo verklaart verdachte ter zitting. Het beoogde doelwit op 16 september 2023 was de [bedrijf] aan de [adres] . Daar is drie dagen later alsnog een explosief tot ontploffing gebracht.
Hoewel verdachte op 16 september 2023 niet degene is geweest die het explosief tot ontploffing heeft gebracht, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank wel actief samengewerkt met zijn medeverdachte bij de uitvoering van het delict, zoals hij zelf ook heeft erkend. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing.
Gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat door de ontploffing aan de [adres] gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er door de ontploffing op 16 september 2023 daadwerkelijk levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Dergelijk gevaar is te duchten indien het ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid ervan bevinden.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat er door de ontploffing levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Medeverdachte [medeverdachte] heeft een VBC aangestoken op een openbaar toegankelijke plek op een tijdstip waarop mensen op de weg plegen te zijn. Uit camerabeelden blijkt ook dat er daadwerkelijk personen in de nabijheid van het pand aan de [adres] aanwezig waren ten tijde van de ontploffing.11 Een van de getuigen verklaart, en zo is ook te zien op camerabeelden, dat hij op enkele meters van de ontploffing stond.12 De rechtbank stelt vast dat het gaat om een explosief dat in combinatie met een licht ontvlambare stof, is aangestoken in de openbare ruimte zonder dat het is gefixeerd, waardoor de kans op het ongericht rondslingeren daarvan voorzienbaar is. In die situatie is het ook redelijkerwijze voorzienbaar dat die handeling gevaar met zich mee brengt voor de personen die zich bij of nabij de explosie bevinden.13 De rechtbank is derhalve van oordeel dat er tijdens de explosie een concreet gevaar bestond voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor personen die zich in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond, bevonden.
Feit 2
Op 19 september 2023, rond 02:08 uur, vindt er een ontploffing plaats ter hoogte van het pand [adres] , bij de [bedrijf] , te [plaats] .14 Op camerabeelden wordt een persoon met een Action-tas gezien die deze voor de kapperszaak op de grond zet en vervolgens een lont aansteekt waarna een ontploffing volgt.15 Wie deze persoon is, is niet duidelijk geworden uit het onderzoek door de politie. De politie concludeert op basis van de verspreiding van de brandhaarden en het brandbeeld dat er een brandbare vloeistof is gebruikt. Er zijn delen van de Action-tas aangetroffen, evenals delen van tenminste twee petflessen, ducttape en delen van mogelijk cilindrisch vuurwerk. Er is ter plaatse de geur van brandstof waargenomen.16 Er wordt door de politie vermoed dat de petflessen met een brandversnellend middel zijn gevuld en dat met ducttape cilindrisch vuurwerk tegen deze flessen is geplakt.
Er is forensisch onderzoek gedaan naar onderdelen van het flesje dat gebruikt is bij deze ontploffing. Uit het NFI-rapport blijkt dat het, van fragmenten van het gebruikte explosief, verkregen DNA-materiaal dat achtereenvolgens is aangetroffen op een buitenzijde van een dop, op de drinkopening van een fles en op een buitenzijde van een andere dop telkens afkomstig kan zijn van de verdachte, waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering het DNA van de verdachte bevat, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende, niet aan de verdachte verwante, persoon.17
De rechtbank is van oordeel dat het hierbij gaat om zogenaamde dadersporen. Het alternatieve scenario dat verdachte heeft aangedragen, te weten dat het zou kunnen gaan om een flesje waaruit verdachte heeft gedronken en vervolgens heeft laten rondslingeren waarna het toevallig op de plaats delict is terecht gekomen doordat een onbekend gebleven persoon dat flesje gebruikt heeft voor het explosief dat daar tot ontploffing is gebracht, acht de rechtbank niet aannemelijk. Van belang hierbij is dat DNA-sporen van verdachte zijn gevonden op meerdere onderdelen van het explosief.
De rechtbank komt mede tot dit oordeel omdat het aantreffen van verdachtes DNA niet op zichzelf staat. De rechtbank overweegt daarbij dat de [bedrijf] het oorspronkelijke doelwit was van de explosie op 16 september 2023 bij [bedrijf] , zoals ter terechtzitting ook is bevestigd door verdachte.18 Dit blijkt bovendien uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte waarin te zien is dat hij al op 16 september 2023 het adres van de [bedrijf] heeft opgezocht.19 Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank verdachte voor deze eerdere, vergis-explosie, medeaansprakelijk.
De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt nu uit het dossier blijkt dat verdachte in de nacht van de explosie bij [bedrijf] in het gezelschap was van medeverdachte [medeverdachte] , die blijkens onderzoek aan zijn telefoon ook al op 12 september 2023 op [adres] en [bedrijf] heeft gezocht.20
Hoewel niet is gebleken dat verdachte degene is geweest die het explosief tot ontploffing heeft gebracht, is de rechtbank op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte hierbij wel een faciliterende rol heeft gespeeld, namelijk door het verstrekken van een explosief. Die rol kan naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een explosie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 16 september 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk ontploffingen teweeg heeft gebracht door ter hoogte van een pand, gelegen aan de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en (motor)benzine met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en tot ontbranding te brengen, en daarvan
  • gemeen gevaar voor voornoemd pand en de nabijheid gelegen panden, en
  • levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid of de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, en
  • gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid of de naastgelegen omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was;
2
een onbekend gebleven persoon op 19 september 2023 te [plaats] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door ter hoogte van een pand, gelegen aan de [adres] ( [bedrijf] ) een stuk (professioneel) vuurwerk en brandstof met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en tot ontbranding te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd pand en de nabij gelegen panden, te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 19 september 2023 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door:
- het verstrekken van een explosief (vuurwerk brandstof combinatie).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1,
primairmedeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
2,
subsidiairmedeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf ter hoogte van de duur van de voorlopige hechtenis, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf. Het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het voorarrest zal voor meer schade zorgen en de opgebouwde stabiliteit en beschermende factoren doorkruisen. Verdachte is first offender en heeft ruim acht maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Deze detentie heeft veel impact gehad op verdachte, nu tijdens zijn detentie zijn vader is overleden en hij geen afscheid van hem heeft kunnen
nemen. Dat heeft psychische schade bij verdachte veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 4 maart 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is, samen met anderen, betrokken geweest bij het teweegbrengen van twee ontploffingen bij verschillende panden in [plaats] , met veel schade aan beide panden als gevolg en waarbij (op 16 september 2023) bovendien sprake was van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar. Dat niemand hierbij is omgekomen of zwaar gewond is geraakt, is niet te danken aan de handelwijze van verdachte. De rechtbank merkt op dat het teweegbrengen van ontploffingen als deze, relatief veel voorkomt en kennelijk wordt ingezet om onderlinge conflicten in het criminele milieu te beslechten. Bij dergelijke acties lijkt in het geheel geen rekening te worden gehouden met de goederen of levens van anderen en evenmin met de angst- en veiligheidsgevoelens van buurtbewoners en die in de samenleving. Door te handelen als bewezenverklaard heeft verdachte, zonder zich te bekommeren over andermans veiligheid, leven en goed, bijgedragen aan het creëren van die angstgevoelens en aan het aantasten van de veiligheid.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van deze ontploffingen, niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte heeft meegewerkt aan het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, dat hij de aan hem opgelegde gedragsinterventie positief heeft afgerond en dat hij onder behandeling staat van Fivoor. De reclassering merkt echter ook op dat zij niet altijd goed zicht en grip heeft op verdachte. Zij vindt het noodzakelijk dat verdachte in beeld blijft bij de reclassering, met name om zijn dagbesteding en politiecontacten te monitoren. Zij heeft daarom geadviseerd de rechtbank aan verdachte een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op het advies van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd zodat daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere omstandigheden kunnen worden gekoppeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij (feit 2)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 37.466,21 ter vergoeding van materiële schade en 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair ten laste gelegde komt, de benadeelde partij in diens vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is te ingewikkeld en de behandeling ervan levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Alleen een berekening van de gemiddelde dagomzet door de boekhouder, zonder dat dit verder wordt onderbouwd, is onvoldoende om de gevorderde vergoeding voor gederfde omzet op te baseren.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de gevorderde vergoeding voor immateriële schade aanzienlijk te matigen, omdat deze schadepost verder niet is onderbouwd met bijvoorbeeld medische stukken.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade met betrekking tot de kosten voor het uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom op dit punt worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 september 2023.
De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing van de gevorderde vergoeding voor de materiële schade die ziet op gederfde omzet en gederfde voorraad onvoldoende is. Hoewel kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde en dat verdachte hiervoor mede aansprakelijk is, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen vaststellen. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van deze schadeposten niet- ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De gevorderde schadevergoeding van
2.500,- acht de rechtbank billijk en zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen iPhone 11 verbeurd verklaard moet worden, omdat deze telefoon is gebruikt bij het plegen van het strafbare feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen telefoon.
Oordeel van de rechtbank
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat voor het gebruik van de telefoon bij het strafbare feit, anders dan het filmen van medeverdachte [medeverdachte] terwijl hij aangeeft hoe hij het explosief gaat plaatsen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de telefoon aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 48, 49, 57, 63, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen onderdeel zijn van de meldplicht;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor
de behandeling;
3. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn werk en financiën, middels (kopieën van) facturen, loonstroken en/of door werkbezoeken, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachten [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] - 2003), [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] -2006) en [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] -2004), ook als een medeverdachte zelf daartoe initiatief zou opnemen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/250379-23, feit 2 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.509,25 (zegge: vijfentwintighonderd negen euro en vijfentwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.509,25 (zegge: vijfentwintighonderd negen euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 9,25 aan materiële schade en 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhone 11.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2025.
1. De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Noord-
Nederland met nummer 2023247846 (onderzoek Zomereik) d.d. 13 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2 JM504, p. 418 e.v.
3 JM162, p. 316 e.v., JM163, p. 328 e.v. en JM165, p. 339 e.v.
4 JM165, p. 339 e.v.
5 JM642, p. 474 e.v.
6 JM665 p. 1264 e.v.
7 JM592, p. 453 e.v.
8 JM698, p. 1362 e.v.
9 JM733, p. 618 e.v.
10 JM720, p. 599 e.v.
11 JM165, p. 339 e.v.
12 JM764, p. 648 e.v.
13 Informatieblad VBC NFI, p. 33 e.v. (los bijgevoegd in het forensisch dossier).
14 JM1673, p. 1066 e.v.
15 JM166, p. 940 e.v.
16 JM642, p. 474 e.v.
17 JM1611, p. 1000 e.v.
18 JM1478, p. 1278 e.v.
19 JM733, p. 618 e.v.
20 JM931, p. 748 e.v.