ECLI:NL:RBNNE:2025:2193

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
C/18/244239/KG RK 25/138
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure met minderjarige kinderen

Op 16 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die de rechter mr. S. van Gessel wilde wraken. Het verzoek was ingediend omdat de verzoeker vond dat de minderjarige kinderen niet aanwezig mochten zijn bij de mondelinge behandeling van de zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de beslissing om de kinderen niet toe te laten tot de zitting een regiebeslissing is, genomen in het belang van de kinderen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de beslissing van de rechter niet kan worden aangemerkt als een grond voor wraking, omdat het gaat om een procedurele beslissing. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/244239/KG RK 25/138
Beslissing van 16 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
(gemachtigde: [gemachtigde verzoeker] ),
strekkende tot de wraking van
mr. S. van Gessel,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 7 mei 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 mei 2025 en de aanvulling op deze schriftelijke reactie van 13 mei 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer [zaaknummer hoofdzaak]
tussen verzoeker en [verweerder in hoofdzaak] .
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 7 mei 2025
aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij de rechter wraakt omdat de kinderen niet aanwezig mogen zijn bij de mondelinge behandeling van de zaak.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te
zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek – onder meer en samengevat – aangegeven dat de beslissing om de minderjarige kinderen van partijen niet toe te laten tot de zitting een regiebeslissing is die zij heeft genomen in het belang van de kinderen. Hiertoe heeft de rechter aangegeven dat zij het niet verantwoord vindt dat de minderjarige kinderen van partijen worden blootgesteld aan de strijd die tussen hun ouders wordt gevoerd over financiële zaken en over de ontruiming van de woning. Ter onderbouwing van haar beoordeling heeft de rechter gewezen op een passage uit de beschikking van de rechtbank Overijssel van 29 juli 2024.
3.4
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. In deze regierol heeft de rechter een aanzienlijke vrijheid. De beslissing van de rechter om de minderjarige kinderen van partijen niet toe te laten bij de mondelinge behandeling van de zaak is een procedurele beslissing, namelijk een beslissing over de wijze van behandeling respectievelijk het verloop van de procedure en de zitting. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Verder moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden.
3.5
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer [zaaknummer hoofdzaak] wordt
voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
  • verzoeker;
  • de gewraakte rechter; en
  • de betrokken partijen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. L. Mulder, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.
de griffier de voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.