Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
parketnummer: 18-269167-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-044044-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte.
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.
Parketnummer 18-269167-24
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] op [adres] aan het wandelen was en hij, verdachte, die [slachtoffer 1] vanuit tegengestelde richting naderde (vervolgens) die [slachtoffer 1] voorbij is gelopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] plotseling van achteren heeft benaderd en (die [slachtoffer 1] ) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in de rug en/of de borst en/of de hals en/of de/een arm(en), althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg [adres] , aldaar, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere ernstige steekwonden, heeft toegebracht, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] op [adres] aan het wandelen was en hij, verdachte, die [slachtoffer 1] vanuit tegengestelde richting naderde (vervolgens) die [slachtoffer 1] voorbij is gelopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] plotseling van achteren heeft benaderd en (die [slachtoffer 1] ) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in de rug en/of de borst en/of de hals en/of de/een arm(en), althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden;
- althans een poging daartoe-
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] op [adres] liep en hij, verdachte, die [slachtoffer 1] vanuit tegengestelde richting naderde die [slachtoffer 1] voorbij is gelopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] plotseling van achteren heeft benaderd en (die [slachtoffer 1] ) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of de borst en/of de hals en/of de/een arm(en), althans meermalen in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 18-044044-25
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan of bij de [adres] , aldaar, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal voertuigen, welke stonden geparkeerd aan of bij de [adres] , aldaar, te weten een Camper, merk Volkswagen , voorzien van kenteken [kenteken] en/of een personenauto, merk Ford type Fiesta , voorzien van kenteken [kenteken] en/of een personenauto, merk Nissan , voorzien van kenteken [kenteken] en/of een personenauto, merk Peugeot 308 Station , voorzien van kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (respectievelijk) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan (een) ander(en) toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de veroordeling van de verdachte gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18-269167-24 primair ten laste gelegde en voor het in de zaak met parketnummer 18- 044044-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde geen verweer gevoerd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 18-269167-24:
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit onder het parketnummer 18-269167-24 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum] 2001 d.d. 22 augustus 2024 opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 29 december 2024, inhoudend de verklaring van de aangever.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 18-044044-25:
De rechtbank acht ook de onder 2 ten laste gelegde feit onder het parketnummer 18-044044-25 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 augustus 2024, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van de aangever: Op 8 augustus 2024 kwam ik bij mijn auto een Peugeot 308 Station voorzien van kenteken [kenteken] ter hoogte van [adres] te Leeuwarden. Ik had mijn auto daar de vorige dag onbeschadigd neergezet. Ik zag dat er een grote kras over gehele zijkant zat.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 16 augustus 2024, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van de aangever: Op 12 augustus 2024 wilde ik naar mijn auto, een Volkswagen kampeerauto diesel, gekentekend [kenteken] die ik heb geparkeerd aan de [adres] in Leeuwarden. Er loopt een hele kras over de lengte van de auto.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 17 augustus 2024, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van de aangever: De personenauto Ford Fiesta voorzien van het kenteken [kenteken] is mijn eigendom. Op 7 augustus 2024 parkeerde ik mijn personenauto onbeschadigd in de [adres] te Leeuwarden. De volgende dag zag ik dat de auto was bekrast. Op de camerabeelden is een jongen te zien. Aan zijn kleding denken we de jongen te herkennen. Het zou gaan om [verdachte] woonachtig bij zijn vader [naam] aan de [adres] in Leeuwarden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 4] d.d. 20 augustus 2024, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van de aangever: We herkenden hem aan zowel zijn kleding als zijn postuur, houding en loopje. De outfit die hij de nacht van het bekrassen aan had draagt hij vaker. Dit betreft een paarse broek en blauwe trui . Beide met drukke opdruk. Ook de volgende ochtend is hij in dezelfde outfit vastgelegd op video.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] geboren op [geboortedatum] 1955) d.d. 18 augustus 2024, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van de aangever: Mijn auto, Nissan Juke gekentekend [kenteken] is over de gehele linkerkant met een voorwerp bekrast.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant]
d.d. 4 februari 2025, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier inhoudend een beschrijving van de opnamen van de beveiligingscamera van de aangever [slachtoffer 2] wondende aan de [adres] te Leeuwarden en de deurbel opnamen van de bewoners van de woningen aan de [adres] nummer [adres] en
[adres] te Leeuwarden: Verdachte op 8 augustus 2024 om 03:53 uur, in opvallend gekleurd paars gevlekte broek en blauwe jas , lopend in de [adres] ter hoogte van [adres] te Leeuwarden. Lopende in de richting van de [adres] te Leeuwarden. Verdachte liep hier langs de geparkeerde blauwe VW Camper [kenteken] , met een voorwerp in zijn rechterhand die hij langs de gehele zijkant van de camper haalde. Om 03:53 uur liep verdachte [verdachte] langs een geparkeerde grijze Peugeot 308 [kenteken] met een voorwerp in zijn rechterhand die hij langs de gehele zijkant van de Peugeot haalde. Om 03:54 uur liep verdachte langs de zwarte Ford Fiesta , [kenteken] . Verdachte liep kort daarna langs de zwarte Nissan Duke , [kenteken] .
Om 04:05 uur kwam verdachte [verdachte] weer thuis aan bij het adres [adres] te Leeuwarden. Om 18:01 uur, toen hij bij zijn woning vandaan kwam, is wederom opvallend de gekleurde kledingcombinatie.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 18-044044-25:
Feit 2
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat op camerabeelden wordt vastgelegd dat in de nacht van 7 op 8 augustus een persoon in korte tijd langs meerdere autos loopt en dat ten aanzien van twee autos te zien is dat deze persoon een voorwerp in zijn handen heeft. De eigenaren van de autos constateren later dat hun auto krasschade heeft. Op de beelden is tevens te zien dat de persoon die langs de autos loopt een paars gevlekte broek en een blauwe jas draagt. Uit de betreffende beelden blijkt dat verdachte in die nacht en ook de volgende dag dezelfde opvallende kledingcombinatie draagt, terwijl hij zijn woning in- en uitgaat.
Deze woning is dicht in de buurt van de plaats waar de autos stonden. Gelet hierop vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de autos heeft beschadigd.
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op dit feit blijkt dat een zwartgeklede persoon op 7 augustus 2024 om 04:24 uur de woning aan de [adres] te Leeuwarden binnenloopt en later om 04:50 op camerabeelden wordt vastgelegd dat een zwartgeklede persoon door de [adres] loopt en daar een ruit ingooit van de woning aan de [adres] te Leeuwarden. Op die camerabeelden is niet duidelijk te zien dat het dezelfde persoon is die op beide tijdstippen te zien is noch kan aan de hand van die video-opnamen de identiteit van die zwartgeklede persoon worden vastgesteld. Weliswaar schrijft de verbalisant op dat uit onderzoek blijkt dat het om de verdachte gaat, echter heeft hij niet opgeschreven waaraan hij de verdachte precies heeft herkend. Nu de verdachte dit feit niet ondubbelzinnig heeft bekend en evenmin voldoende vaststaat dat de verdachte de persoon is die de ruit heeft ingegooid, spreekt de rechtbank de verdachte vrij voor dit feit.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18-269167-24:
Primair:
hij op 21 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] op [adres] aan het wandelen was en hij, verdachte, die [slachtoffer 1] vanuit tegengestelde richting naderde, die [slachtoffer 1] voorbij is gelopen
en vervolgens die [slachtoffer 1] plotseling van achteren heeft benaderd en die [slachtoffer 1] , met een mes, meermalen in de borst en de hals en de arm heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de zaak met parketnummer 18-044044-25:
2.
hij op 8 augustus 2024 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal voertuigen, welke stonden geparkeerd aan de [adres] , aldaar, te weten een Camper , merk Volkswagen , voorzien van kenteken [kenteken] en een personenauto, merk Ford type Fiesta , voorzien van kenteken [kenteken] en een personenauto, merk Nissan , voorzien van kenteken [kenteken] en een personenauto, merk Peugeot 308 Station , voorzien van kenteken [kenteken] die geheel aan respectievelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] toebehoorden heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezenverklaringen leveren op:
Parketnummer18-269167-24:
- Primair: poging tot doodslag.
Parketnummer 18-044044-25:
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde onder het parketnummer 18-269167-24 en de onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde onder het parketnummer 18-044044-25 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast vordert zij dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd en dat deze dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Ten slotte vordert de officier van justitie de oplegging van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de gevorderde gevangenisstraf van kortere duur moet zijn, ongeacht de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie. Hij heeft aangevoerd dat de nadruk bij het bepalen van de straf moet komen te liggen bij het voortvarend laten starten van het behandeltraject van de verdachte. De raadsman sluit zich aan bij de geëiste oplegging van de TBS met voorwaarden en de GVM.
De straf en maatregelen die de rechtbank aan de verdachte oplegt, zijn gegrond op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze naar voren zijn gekomen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten
De verdachte heeft zich op 21 augustus 2024 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Slachtoffer [slachtoffer 1] was met getuige [getuige] aan het wandelen over [adres] , toen de verdachte plotseling op het slachtoffer [slachtoffer 1] , een voor hem willekeurige voorbijganger, meermalen begon in te steken met een mes. Daarna vluchtte de verdachte en liet hij het neergestoken slachtoffer bloedend achter. Het slachtoffer heeft daarbij steekverwondingen in de arm, borst en hals opgelopen. De verdachte heeft verklaard dat hij op die dag van plan was om iemand neer te steken, met als doel het krijgen van hulpverlening. Hij heeft zich niet bekommerd om het veroorzaakte leed voor het slachtoffer.
Een mesaanval zoals in deze zaak heeft plaatsgevonden, roept hevige gevoelens van angst en verontwaardiging op in de stad Leeuwarden en de regio. Dit feit is in het bijzonder schokkend doordat op die plaats en dat tijdstip iedere willekeurige voorbijganger het doelwit had kunnen zijn van de verdachte.
Bij de twee wandelende personen is het niet enkel gebleven bij angst en verontwaardiging. Ook heeft dit steekincident hun alledaagse leven ernstig verstoord. Naast de lichamelijke gevolgen voor het neergestoken slachtoffer, heeft deze gebeurtenis de beide wandelaars met een emotioneel trauma gebrandmerkt.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in aanmerking de impact die dit feit heeft gehad op alle betrokkenen en het door deze gedraging veroorzaakte gevoel van onveiligheid in de omgeving. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de enige strafsoort die recht kan doen aan de ernst van dit feit.
Daarnaast heeft de verdachte op 8 augustus 2024 enkele autos die op straat geparkeerd stonden bekrast. Hoewel deze vernielingen in ernst niet in verhouding staan tot de mesaanval die heeft plaatsgevonden, verdient desondanks opmerking dat dit overlast gevende feiten zijn die gevoelens van onrust en onveiligheid aanwakkeren bij buurtbewoners die daarmee worden geconfronteerd.
De persoonlijke omstandigheden en de oplegging van de TBS met voorwaarden
De verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportages van de psychiater D.J. Vinkers van 6 februari 2025 en de GZ- psycholoog N. van der Weegen van 4 februari 2025. De gedragsdeskundigen omschrijven de verdachte als een onverzorgde en initiatiefloze jongeman die op beneden-gemiddeld intellectueel niveau functioneert. De verdachte heeft problemen met het reguleren van agressie en zijn emoties. Dat uitte zich in woede-uitbarstingen en gewelddadig gedrag thuis waarbij regelmatig spullen werden vernield. De verdachte kan zich moeilijk inleven in anderen en hij voelt zich niet begrepen. Het lukt hem daarom niet om sociaal contact te leggen en te onderhouden. De verdachte gebruikte dagelijks cannabis als zelfmedicatie tegen de hoofdpijn en de onrust in zijn hoofd. Op een gegeven moment begonnen er waanideeën bij hem te ontstaan. De verdachte dacht dat zijn vader hem wilde vergiftigen.
De psychiater heeft in zijn rapport van 6 februari 2025 bij de verdachte enkele stoornissen vastgesteld, te weten: een autismespectrumstoornis, een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis en een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik. Het recidiverisico wordt gelet op het gewelddadige gedrag en de problemen op meerdere leefgebieden als hoog ingeschat. Hij adviseert om aan de verdachte een TBS- maatregel met voorwaarden op te leggen, omdat alleen een langdurige behandeling in een beveiligde omgeving het recidiverisico kan inperken. De GZ-psycholoog stelt dezelfde stoornissen bij de verdachte vast en geeft een advies dat gelijk is aan dat van de psychiater. Beide deskundigen adviseren om het ten laste gelegde bij een bewezenverklaring in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De stoornissen hebben weliswaar ten tijde van het delict invloed gehad op het handelen, maar er was nog wel sprake van wilsvrijheid en sturing in het gedrag.
De reclassering heeft naar aanleiding van de deskundigenadviezen waarin een TBS met voorwaarden wordt geadviseerd, op 22 april 2025 een rapportage over de uitvoering en de haalbaarheid van dat TBS- advies uitgebracht. De reclassering verenigt zich met de aanbevelingen van de deskundigen om de verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen en adviseert deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ook adviseert zij om aan de verdachte een GVM op te leggen. De reclassering heeft de geadviseerde
voorwaarden met de verdachte besproken. De raadsman heeft aangegeven dat hij de voorwaarden met de verdachte heeft doorgenomen en dat hij de verdachte duidelijk op de consequenties van het niet naleven van deze voorwaarden heeft gewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij instemt met de geadviseerde voorwaarden en dat hij bereid is om deze na te leven.
De rechtbank neemt het advies van de gedragsdeskundigen en de reclassering over. De rechtbank is, met de gedragsdeskundigen, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend. De rechtbank zal aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. De rechtbank zal echter deze maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat zij de noodzaak en de effectiviteit daarvan niet inziet. Verder stelt de rechtbank vast dat aan alle wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. Uit de hiervoor besproken psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van deze maatregel.
De rechtbank zal, nu het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht was tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, de maatregel ongemaximeerd opleggen.
Gelet op de aard en ernst van dit delict en de veiligheid van personen, is het van belang dat de toezichthoudende instanties ook nadat de verdachte terug is gekeerd in de samenleving, een middel ter beschikking staat dat de kans op herhaling kan terugdringen als dat nodig is. De rechtbank zal daarom in aanvulling op de TBS met voorwaarden, in overeenstemming met het reclasseringsadvies, de GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen.
De hoogte van de opgelegde gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf enerzijds rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn hulpbehoeftigheid. De verdachte heeft een dringend persoonlijk belang bij het ondergaan van behandeling voor zijn psychosociale problemen. Een te lange gevangenisstraf kan de effectiviteit van dat behandeltraject doorkruisen. Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte een wanhopige, maar tegelijkertijd ook een zelfzuchtige daad heeft begaan die het doel van het verkrijgen van hulp nooit kan rechtvaardigen. De verdachte zag het neersteken van het slachtoffer [slachtoffer 1] als een manier om hulp te krijgen voor zijn eigen problemen. Daarbij heeft hij alleen aan zichzelf gedacht en geen oog gehad voor het slachtoffer en zijn omgeving. Er moet dan ook een adequate vergeldende reactie komen op deze inbreuk op de rechtsorde. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de eis van de officier van justitie en datgene wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat een straf van een kortere duur dan de eis van de officier van justitie de ernst van de feiten miskent.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
In de zaak met parketnummer 18-269167-24:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 23.352,64 euro ter zake van materiële schade en 25.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
[benadeelde partij] tot een bedrag van 3000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot de vergoeding van materiële schade, gevorderd door [slachtoffer 1] , zijn de volgende schadeposten opgenomen:
kledingschade 125
eigen risico zorgverzekering: 2 x 385
reiskosten i.v.m. medische behandeling met trein en OV-fiets: 109,41
reiskosten vader 1.324,03
medisch advies en kosten medisch advies 726
misgelopen opdrachten [bedrijf] 4.853,75
mantelzorg 2.288
studievertraging [school] 13.112,50
factuur polsbrace 43,95
In de zaak met parketnummer 18-044044-25:
3. [ [slachtoffer 2] tot een bedrag van 1.000 euro ter vergoeding van materiële schade;
4. [ [slachtoffer 5] tot een bedrag van 1.900 euro ter vergoeding van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [benadeelde partij] toegewezen moeten worden met vermeerdering van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. In de tweede plaats is haar standpunt dat de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] niet- ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de schadeposten niet met bewijsstukken zijn onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman maakt tegen enkele materiële schadeposten van de vordering van [slachtoffer 1] bezwaar. Hij vindt ten eerste dat de reiskosten van de vader (post 4) van het slachtoffer buiten beschouwing moet worden gelaten alsmede de medische kosten van 726 euro (post 5). Hij twijfelt aan de noodzaak van die
medische kosten. Ten tweede is hij van mening dat de schadeposten “misgelopen opdrachten” (post 6) en “studievertraging” (post 8) bij de civiele rechter moeten worden aangebracht, omdat deze een onevenredige belasting vormen voor het strafproces. De overige schadeposten kunnen volgens de raadsman worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schadevordering is zijn standpunt dat deze te hoog is. Hij vindt een immateriële schadevergoeding binnen het bereik van 5.000 tot 10.000 euro passender.
De raadsman voert geen verweer tegen de schadevordering van [benadeelde partij] .
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie dat de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Posten 4 (reiskosten vader) en 5 (kosten medisch advies)
De rechtbank zal eerst de door de raadsman betwiste reiskosten van de vader van het slachtoffer bespreken (post 4). De rechtbank baseert zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008 met vindplaats ECLI:NL:HR:2008:BE9998, NJ 2009, 387. In de eerste plaats moet worden vastgesteld of het slachtoffer de reiskosten van zijn vader kan vorderen. Het gaat namelijk om vermogensschade van een derde. Op grond van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek vallen deze kosten onder de term “verplaatste schade”. De vader van het slachtoffer behoort volgens die wetsbepaling tot de kring van schadevorderingsgerechtigden. De Hoge Raad heeft in het aangehaalde arrest bepaald dat het slachtoffer, ongeacht de eigen bevoegdheid van die derde tot schadevordering, zelf een bevoegdheid heeft om die schade namens de derde te vorderen. Dat betekent dat het slachtoffer in dit geval de bevoegdheid heeft om de reiskosten van zijn vader te vorderen.
In de tweede plaats moet worden vastgesteld of de reiskosten van de vader ten behoeve van het slachtoffer zijn gemaakt. In datzelfde aangehaalde arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de kosten die door de ouders van de gekwetste worden gemaakt voor huishoudelijke hulp voor vergoeding in aanmerking komen als het gebruikelijk is dat deze werkzaamheden in plaats van de ouders door een professionele hulpverlener wordt verricht. Ter terechtzitting heeft de slachtofferadvocaat naar voren gebracht dat de vader deze reiskosten heeft gemaakt om voor het slachtoffer te kunnen zorgen. De reiskosten van de vader zijn dus kosten zonder welk de verzorging van het slachtoffer niet mogelijk zou zijn. Deze kosten houden dus rechtstreeks verband met de verzorging van het slachtoffer en komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering op dit onderdeel toewijzen.
De raadsman heeft voorts bepleit dat de kosten voor het medisch advies (post 5) buiten beschouwing moet worden gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten die zijn gemaakt voor het inwinnen van medisch advies aan te merken als “redelijke kosten ter vaststelling van schade en
aansprakelijkheid” als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Deze schadepost komt daarom voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom ook dit onderdeel van de vordering toewijzen.
Posten 6 (misgelopen opdrachten) en 8 (studievertraging)
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade onder de schadeposten misgelopen opdrachten (post 6) en studievertraging (post 8) geen onevenredige belasting vormen van het strafgeding, omdat deze schadeposten helder zijn onderbouwd en bij de rechtbank geen vragen oproepen. De rechtbank zal, nu het slachtoffer aan zijn stelplicht heeft voldaan en de verdediging deze vordering niet inhoudelijk heeft betwist, dit gedeelte van de vordering toewijzen.
De immateriële schade
De rechtbank is in tegenstelling tot de raadsman van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding van 25.000 euro passend is bij de aard en ernst van het bewezenverklaarde delict en de gevolgen die dit feit heeft gehad voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft lichamelijk letsel opgelopen en zal door de littekens die hij daaraan heeft overgehouden blijvend worden herinnerd aan dit feit. Uit de spreekrechtverklaring komt duidelijk naar voren dat dit feit impact heeft gehad op het dagelijks functioneren en het psychisch welzijn van het slachtoffer. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen. In de door de slachtofferadvocaat aangehaalde zaken uit de ANWB-smartengeldgids komt naar voren dat in vergelijkbare zaken tussen de 12.371 euro en
40.000 euro aan immateriële schade is toegewezen. De Rotterdamse Schaal adviseert als bovengrens
30.000 euro aan smartengeld voor gevallen waarin sprake is van middelzwaar geestelijk letsel en littekens op het lichaam.
Conclusie
De rechtbank wijst de gehele vordering van een totaalbedrag van 48.352,64 (materieel en immaterieel) toe.
De schadevordering van [benadeelde partij]
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de hoogte van de gevorderde immateriële schade passend is bij de ernst van het delict en de impact op het dagelijkse leven van het slachtoffer en haar psychisch welzijn. Deze vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [benadeelde partij] de door hun gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-269167-24 primair bewezenverklaarde feit. De vorderingen, waarvan de hoogte niet of onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 augustus 2024 .
Nu de aansprakelijkheid van de verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van alle toegewezen schadevorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
De vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partijen schade hebben geleden die het rechtstreeks gevolg is van de onder 2 bewezenverklaarde feit onder het parketnummer 18-044044-25, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In beslag genomen goederen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert onttrekking van het verkeer van de balletjespistool en de laserpen. Zij vordert verder de verbeurdverklaring van het kartelmes waarmee de verdachte het slachtoffer heeft gestoken. Ten slotte vordert zij teruggave aan de rechthebbende van de overige in beslag genomen goederen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de volgende goederen onttrekken aan het verkeer:
- 1 x laserpen met goednummer PL0100-2024228465-1747577;
- 1 x balletjespistool met goednummer PL0100-2024228465-1747616,
nu het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd is met de wet en het algemene belang.
De rechtbank zal het volgende goed verbeurdverklaren:
1x kartelmes met goednummer PL0100-2024228465-1747573,
nu het een goed betreft met betrekking tot welke het feit is begaan, en het toebehoort aan de verdachte.
De rechtbank bepaalt dat de volgende goederen moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende:
- 1 x computer met goednummer PL0100-2024228465-1747566;
- 1x aardappelschilmes met goednummer PL0100-2024228465-1747569;
- 1x kleding (vest) met goednummer PL0100-2024228465-1747583;
- 1x kleding (blauw gevlekt vest) met goednummer PL0100-2024228465-1747587;
- 1x kleding (grijs gevlekt vest) met goednummer PL0100-2024228465-1747591;
- 1x kleding (zwarte jas met capuchon) met goednummer PL0100-2024228465-1747595;
- 1x kleding (Armani vest) met goednummer PL0100-2024228465-1747578;
- 1x kleding (Nike hoody) met goednummer PL0100-2024228465-1747581;
- 1x kleding (Nike trainingsbroek) met goednummer PL0100-2024228465-1747581;
- 1x kleding (Nike trainingsbroek Real Madrid) met goednummer PL0100-2024228465-1747585;
- 2x schoen (paar schoenen van Nike) met goednummer PL0100-2024228465-1747586;
- 1x kleding (Armani trainingsbroek) met goednummer PL0100-2024228465-1747589;
- 1x huissleutel met goednummer PL0100-2024228465-1747693;
- 1x sleutelhanger met goednummer PL0100-2024228465-1747695.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38z, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18-269167-24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18-044044-25 onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht de verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden: