ECLI:NL:RBNNE:2025:2257

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
C/18/244362 / KG ZA 25-69
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van lidmaatschap bij studentenvereniging Vindicat en de toetsing van het tuchtrecht

In deze zaak vorderde [eiser], lid van de studentenvereniging Vindicat, in kort geding de opschorting van zijn schorsing van 22,5 maanden die hem was opgelegd na een incident waarbij hij een medelid in een houdgreep had genomen. De schorsing was opgelegd door het Rechtsprekend Orgaan van Vindicat, dat oordeelde dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan geweld, wat leidde tot letsel bij het andere lid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de civiele rechter slechts een marginale toetsing kan uitvoeren op het besluit van Vindicat. De rechter concludeerde dat het zeer onaannemelijk was dat de bodemrechter zou oordelen dat het besluit van Vindicat niet in redelijkheid was genomen. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedurele waarborgen van het interne tuchtrecht van een vereniging niet dezelfde eisen hoeven te voldoen als het strafrecht. De uitspraak van het Rechtsprekend Orgaan werd als een bindend advies beschouwd, en de rechter oordeelde dat de bepalingen in de Corpswet niet als oneerlijke bedingen konden worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/244362 / KG ZA 25-69
Vonnis in kort geding van 11 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Groningen,
eiser, hierna te noemen: [eiser],
advocaten: mr. M. van de Glind en mr. G.P. Poiesz te Beverwijk,
tegen
de vereniging
GRONINGER STUDENTEN CORPS "VINDICAT ATQUE POLIT",
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna te noemen: Vindicat,
advocaat: mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord.
- de mondelinge behandeling op 28 mei 2025. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van de Glind en mr. Poiesz. Namens Vindicat is de heer [bestuurder] verschenen, bijgestaan door mr. Alberdingk Thijm. Van de mondelinge behandeling zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. De spreekaantekeningen van de advocaten van partijen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 2022 lid van studentenvereniging Vindicat.
2.2.
Vindicat kent een zogeheten “Corpswet”. Deze Corpswet voorziet in een eigen tuchtrechtsysteem, waartoe een aantal organen in het leven worden geroepen waaronder het Rechtsprekend Orgaan en de Rechtsadviescommissie. Bij overtredingen van in de Corpswet
opgenomen (gedrags)regels (“vergrijpen”) kunnen de Senaat en het Sociëteits-commissiebestuur de rol van “vervolgende instantie” op zich nemen en een lid ter verantwoording roepen. Daartoe wordt een “tenlastelegging” geformuleerd, het lid wordt dan als “verdachte” aangeduid en door het Rechtsprekend Orgaan wordt vervolgens een uitspraak gedaan. Daarbij kunnen sancties worden toegepast die bestaan uit een geldboete, schorsing, een commissieverbod en royement. Ten aanzien van een uitspraak van het Rechtsprekend Orgaan staat gedurende drie dagen de mogelijkheid open om een klacht in te dienen bij de Rechtsadviescommissie, die beslist of hoger beroep wordt toegestaan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om herziening te verzoeken op grond van na de uitspraak gebleken nieuwe feiten en omstandigheden.
2.3.
Ten behoeve van de oplegging van sancties hanteert Vindicat op schrift gestelde “Oriëntatiepunten”. Deze luiden, voor zover van belang, als volgt:
“23. Geweld
1. 2-4 maanden schorsing - klap/stomp/trap zonder letsel.
1. Klein commissieverbod.
2. 6-9 maanden schorsing - klap/stomp/trap met letsel.
1. Klein + groot commissieverbod.
3. 1-3 maanden schorsing - duwen zonder letsel.
1. Klein commissieverbod.
4. 4-9 maanden schorsing - duwen met letsel.
1. Klein + groot commissieverbod.
5. 6-12 maanden schorsing - slaan met object met letsel.
1. Klein + groot commissieverbod.
6. Royement — dermate ernstig geweld met letsel.
(…)
Toelichting
1. Doel van de vaststelling van Oriëntatiepunten is het bieden van
rechtszekerheid en transparantie over hoe de hoogte van een sanctie wordt
bepaald. De Oriëntatiepunten bevatten geen uitputtende opsomming van
strafbare gedragingen conform de Corpswet, maar zijn slechts bedoeld als
leidraad voor straftoemeting bij veel voorkomende overtredingen.
2. Het staat het Rechtsprekend Orgaan vrij om van de Oriëntatiepunten af te
wijken en dus hoger of lager te straffen, conform artikel 401 lid 4 Corpswet
dient het Rechtsprekend Orgaan te motiveren waarom er van de
Oriëntatiepunten wordt afgeweken.”
2.4.
Ingevolge art. 402 van de Corpswet kan het strafmaximum voor een bepaald feit worden verhoogd met 50 %, onder meer als het desbetreffende lid eerder is geschorst.
2.5.
Op 30 oktober 2024 heeft zich een incident voorgedaan in de toiletten van het verenigingsgebouw van Vindicat, waarbij [eiser] een ander lid, genaamd [betrokkene], in een houdgreep heeft genomen, waarna [betrokkene] bewusteloos is geraakt. Over de precieze toedracht verschillen partijen van mening. Voor dit incident is [eiser] vervolgd door de Vervolgende Instantie. Het Rechtsprekend Orgaan heeft na [eiser] te hebben gehoord op basis van diverse getuigenverklaringen bij uitspraak van 12 december 2024 bewezen verklaard dat [eiser] [betrokkene] in een houdgreep heeft genomen, op de grond heeft geduwd en is weggelopen terwijl [betrokkene] bewusteloos op de vloer lag en dat zijn handelen bij [betrokkene] heeft geleid tot letsel, te weten “zwelling rechts frontaal, wond bij een wenkbrauw, zwelling bij de onderkaak en drukrechts lateraal in de nek en het meermalen buiten bewustzijn raken”. Het Rechtsprekend Orgaan heeft [eiser] hiervoor de sanctie van schorsing voor de duur van 22,5 maanden opgelegd, overwegende dat een verhoging van 50 % is toegepast vanwege een eerdere aan [eiser] opgelegde schorsing.
2.6.
[eiser] heeft tegen deze veroordeling een klacht ingediend bij de Rechtsadviescommissie. Die heeft de klacht ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert primair om Vindicat te veroordelen tot opschorting van de aan hem opgelegde straf/sanctie en om [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in de gelegenheid te stellen om onvoorwaardelijk en ongeclausuleerd deel te nemen aan alle activiteiten van Vindicat en alle lidmaatschapsrechten uit te oefenen, op straffe van een dwangsom. Subsidiair vordert [eiser] om Vindicat te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de zaak tegen [eiser] te heropenen op grond van artikel 399 Corpswet, en om [eiser] in afwachting daarvan in de gelegenheid te stellen om onvoorwaardelijk en ongeclausuleerd deel te nemen aan alle activiteiten van Vindicat en alle lidmaatschapsrechten uit te oefenen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiser] om Vindicat in de proceskosten te veroordelen, vermeerderd met wettelijke rente, en om dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Vindicat voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Daarom moet eerst beoordeeld worden of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [eiser] heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn schorsing niet aan verenigingsactiviteiten kan deelnemen, in het bijzonder aan het lustrumfeest dat in juli 2025 zal plaatsvinden en waar hij graag bij wil zijn. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegeven.
toetsingskader
4.2.1.
In dit kort geding moet worden vooruit gelopen op een bodemprocedure waarin de vraag centraal zal staan of het besluit van (het Rechtsprekend Orgaan van) Vindicat om [eiser] voor 22,5 maanden te schorsen nietig dan wel vernietigbaar is. Daartoe stelt [eiser] in dit kort geding dat sprake is van een besluit dat nietig c.q. vernietigbaar is wegens strijd met artikel 2:14 en 2:15 BW, althans dat sprake is van een bindend advies dat vernietigbaar is op grond van artikel 7:904 BW, althans dat de bepalingen in de Corpswet buiten toepassing moeten worden verklaard omdat zij kwalificeren als oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EEG.
4.2.2.
Beoordeeld moet worden of deze vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. In een bodemprocedure zal getoetst worden of de aan [eiser] opgelegde sanctie een wettelijke, statutaire of reglementaire grondslag heeft, of het orgaan dat de sanctie heeft opgelegd daartoe bevoegd was en of het besluit is genomen op de voorgeschreven wijze (artt 2:14 lid 1 en 2:15 lid 1 BW). Na deze formele toets, vindt een materiële, inhoudelijke toetsing plaats (artt 2:15 lid 1 onder b jo 8 BW). Die is marginaal. Hierbij beoordeelt de rechter of het (orgaan van) de vereniging bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van de organen van de vereniging, van de leden en van het betrokken lid in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het marginale karakter van deze toetsing schuilt hierin dat de rechter het orgaan dat het besluit heeft genomen een beleidsvrijheid laat om naar eigen inzicht te handelen.
Procedureel
4.3.1.
Door [eiser] zijn geen feiten aangevoerd die meebrengen dat het besluit de formele toets niet kan doorstaan. Niet is gesteld dat het besluit tot schorsing is genomen door een onbevoegd orgaan. Evenmin zijn door [eiser] concrete schendingen aangewezen van wettelijke of statutaire [1] bepalingen die de strekking hebben om de geldigheid van besluiten aan te tasten of die dienen om de totstandkoming van besluiten te regelen. Bij deze stand van zaken komt het de voorzieningenrechter niet waarschijnlijk voor dat de bodemrechter zal oordelen dat het besluit tot schorsing nietig of vernietigbaar is wegens strijd met artikel 2:14 lid 1 of artikel 2:15 lid 1 onder a BW.
4.3.2.
[eiser] heeft nog bepleit dat het tuchtrecht van Vindicat zoals dat is geregeld in de Corpswet als zodanig op een groot aantal punten niet voldoet aan de minimale kwaliteitseisen van een eerlijke en zorgvuldige procedure en dat daarom de sanctie niet in stand kan blijven. Terecht heeft Vindicat erop gewezen dat het interne tuchtrecht van een vereniging niet hoeft te voldoen aan dezelfde maatstaven en waarborgen als het voor iedere burger geldende strafrecht. Bovendien is de vraag die in deze zaak moet worden beantwoord niet of de Corpswet als zodanig de toets der kritiek kan doorstaan, maar of de procedure die geleid heeft tot de aan [eiser] opgelegde sanctie in concreto eerlijk en voldoende zorgvuldig is geweest. [eiser] heeft op diverse punten kritiek geuit op
de inhoudvan de beslissing van het rechtsprekend orgaan. Daarop zal hierna worden ingegaan. Hij heeft echter geen stellingen aangevoerd waaruit afgeleid moet worden dat
de proceduredie geleid heeft tot die beslissing ten aanzien van hem niet eerlijk of zorgvuldig zou zijn geweest.
Inhoudelijk
4.4.1.
[eiser] heeft, voor zover van belang voor de inhoudelijke toetsing van het besluit, aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, dat de motivering daarvan inhoudelijk onjuist is en dat sprake is van nieuwe feiten die aanleiding zouden moeten zijn voor een ander besluit.
4.4.2.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat het Rechtsprekend Orgaan zijn oordeel heeft gebaseerd op tegenstrijdige getuigenverklaringen en op feiten die niet zijn komen vast te staan, zoals de ernst van het letsel. Een fundamentele beoordeling van dit argument vraagt om een inhoudelijke toetsing die eerder geschetst marginaal toetsingskader te buiten gaat. De voorzieningenrechter fungeert in het verenigingsrecht niet als beroepsinstantie. Beoordeeld moet worden of het Rechtsprekend Orgaan in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Voor wat betreft de bewezenverklaring is dat het geval, aangezien die steun vindt in diverse getuigenverklaringen.
4.4.3.
Voor wat betreft de gehanteerde strafmaat heeft het Rechtsprekend Orgaan aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten. Dat is een getrapt stelsel waarbij het aantal maanden schorsing hoger wordt naarmate de ernst van het geweld groter is, en die bij “dermate ernstig geweld met letsel” zelfs kan resulteren in royement. De Oriëntatiepunten zijn blijkens haar toelichting “slechts bedoeld als leidraad voor straftoemeting bij veel voorkomende overtredingen” en het staat het Rechtsprekend Orgaan vrij er (gemotiveerd) van af te wijken. Het Rechtsprekend Orgaan heeft derhalve een ruime mate van vrijheid om sancties op te leggen. De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk dat het Rechtsprekend Orgaan kennelijk zwaar getild heeft aan het bewezenverklaarde feit dat [eiser] een medelid in bewusteloze toestand heeft achterlaten. De Oriëntatiepunten voorzien weliswaar niet met zoveel woorden in de sanctionering van een dergelijk vergrijp, maar waar die voor zware vergrijpen zelfs voorzien in royement, past de opgelegde sanctie binnen de bandbreedte die het Rechtsprekend Orgaan heeft. Van strijd met de redelijkheid en billijkheid is in zoverre dan ook geen sprake.
4.4.4.
Ook voor de stelling van [eiser] dat ten onrechte zijn verzoek om een hoger beroep is afgewezen vanwege de hoogte van de sanctie, geldt dat die niet tot toewijzing van zijn vorderingen kan leiden omdat de wet en de statuten Vindicat ruimte geven om aldus te beslissen.
4.4.5.
De voorzieningenrechter zal niet ingaan op de door [eiser] gestelde nieuwe feiten en omstandigheden omdat Vindicat heeft aangeboden op zeer korte termijn (nog voor het lustrum) in dat verband een herzieningsprocedure (ex art. 399 van de Corpswet) te entameren en in zoverre een spoedeisend belang ontbreekt.
Tussenconclusie
4.5.
Op grond van het vorenstaande komt het de voorzieningenrechter onaannemelijk voor dat de bodemrechter, die het besluit van Vindicat eveneens slechts marginaal kan toetsen, zal oordelen dat zij in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen. Verder is het niet aan de kort gedingrechter om vooruit te lopen op de uitkomst van een op zeer korte termijn binnen het verband van Vindicat te houden herzieningsprocedure.
Vernietigbaar bindend advies?
4.6.1.
Volgens [eiser] kwalificeert de uitspraak van het Rechtsprekend Orgaan mogelijk als een bindend advies in de zin van artikel 7:900 lid 2 BW. [eiser] stelt dat Vindicat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan dit bindend advies mag houden, gelet op inhoud en totstandkoming daarvan.
4.6.2.
De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij omdat, als al sprake zou zijn van een bindend advies, de rechter in dat verband uitsluitend toetst of gebondenheid aan een dergelijk advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 7:904 lid 1 BW). Zoals hiervoor is toegelicht kan die toets worden doorstaan.
Oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EEG?
4.7.
Volgens [eiser] zal de rechter in de bodemprocedure “ongetwijfeld” de uitspraak van het Rechtsprekend Orgaan vernietigen omdat de in de Corpswet neergelegde bepalingen kwalificeren als algemene voorwaarden en oneerlijke bedingen vormen die volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie buiten toepassing zouden moeten worden gelaten. De voorzieningenrechter maakt daaromtrent een andere inschatting. Vindicat heeft tegenover [eiser] niet te gelden als een verkoper of dienstenaanbieder. De relatie is niet contractueel van aard maar verenigingsrechtelijk. De Corpswet kan worden niet aangemerkt als een set met algemene voorwaarden die onder het bereik van genoemde Richtlijn vallen [2] . Het komt de voorzieningenrechter dan ook onaannemelijk voor dat de bodemrechter de bepalingen in de Corpswet om die reden buiten toepassing zal verklaren. Los daarvan zou Vindicat ook zonder terug te kunnen vallen op de Corpswet op basis van het algemeen geldende verenigingsrecht een lid kunnen schorsen.
Slotsom
4.9.
De vorderingen zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van Vindicat worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 202
524 / MvdH

Voetnoten

1.dat wil zeggen: bepalingen uit het deel van de Corpswet dat de Statuten bevat.
2.zie ook: Gerechtshof ’s-Gravenhave 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9599.