ECLI:NL:RBNNE:2025:2309

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
18.137044.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ambulance en aansprakelijkheid voor gevaar op de weg

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambulancechauffeur die op 28 oktober 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de N366. De verdachte reed met optische en geluidssignalen in verband met een spoedopdracht. Tijdens een inhaalmanoeuvre overschreed hij een dubbele doorgetrokken streep en kwam in botsing met een tegemoetkomende auto. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar oordeelde dat hij wel gevaar op de weg had veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van het geval, waaronder de medische noodzaak van de rit, en besloot om geen straf of maatregel op te leggen. De uitspraak benadrukt de afweging tussen verkeersveiligheid en de noodzaak van spoedeisende medische hulp.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.137044.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1974 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.P. Waninge, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een ambulance), daarmede rijdende over de weg, de N366 ter hoogte van hectometerpaal 6.5 (in de richting van Veendam) met gebruikmaking van optische- en geluidsignalen (als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en rijdend als voorrangsvoertuig, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat verdachte zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is geweest, door:
  • ( na zonsondergang) in het donker en/of
  • in een onoverzichtelijke bocht en/of
  • alwaar de uitwijkmogelijkheden voor het overige verkeer beperkt(er) zijn vanwege de zich aan beide zijden van de weg bevindende geleiderails en/of
  • een inhaalactie te verrichten door een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden en/of
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening een voor hem rijdende auto in te halen en tegen het verkeer in te rijden zonder dat sprake was van significante tijdwinst en/of
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig tijdens de inhaalactie niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of;
  • ( vervolgens) gedeeltelijk te rijden op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan en/of te botsen op een op die rijbaan tegemoetkomend motorrijtuig,
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten
  • [slachtoffer 1] : snijwond onderarm, wervelinzakking / breuk van de lumbale wervel (5), sleutelbeenbreuk en vocht bij de longen / longkneuzing
  • [slachtoffer 2] : hersenschudding, wond in zijn gezicht, nekwervelbreuken en wonden aan zijn elleboog
  • [slachtoffer 3] : hoofdwond, borstbeenbreuk, gebroken ribben en gebroken (borst)wervels
  • [slachtoffer 4] : kneuzing van de borstkas en een (glas)wond aan zijn elleboog (links) met
zenuwuitval.
en/of waardoor bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een ambulance), daarmee rijdende op de weg, te weten de N366 ter hoogte van hectometerpaal 6.5 (in de richting van Veendam) met gebruikmaking van optische- en geluidsignalen (als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en rijdend als voorrangsvoertuig,
- ( ( na zonsondergang) in het donker en/of
  • in een onoverzichtelijke bocht en/of
  • alwaar de uitwijkmogelijkheden voor het overige verkeer beperkt(er) zijn vanwege de zich aan beide zijden van de weg bevindende geleiderails en/of
  • een inhaalactie te verrichten door een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden en/of
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening een voor hem rijdende auto in te halen en tegen het verkeer in te rijden zonder dat sprake was van significante tijdwinst en/of
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig tijdens de inhaalactie niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of;
  • ( vervolgens) gedeeltelijk te rijden op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan en/of te botsen op een op die rijbaan tegemoetkomend motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, waarbij hij het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gekwalificeerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegd. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Vast staat dat verdachte een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden. Dit is echter onvoldoende voor bewezenverklaring van schuld ex artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Ook overtreding van artikel 5 WVW kan niet worden bewezen. Het overschrijden van een dubbele doorgetrokken streep heeft geen concreet aan te duiden gevaar veroorzaakt. Het ongeluk is een gevolg van het feit dat de bestuurder van de auto waarmee verdachte in botsing kwam, te hard reed en daardoor niet meer kon anticiperen op een afremmende voorligger. De botsing had ook plaatsgevonden als de ambulance op de eigen weghelft, tegen de middenstreep, aan had gereden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van onderstaande bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 oktober 2023, omstreeks 19.00 uur, reed verdachte als chauffeur van een ambulance op de provinciale weg N366 vanuit Stadskanaal in de richting van Veendam. De ambulance reed met optische licht- en geluidssignalen, aangezien een toen ernstig zieke patiënt met spoed medische zorg nodig had. Ter hoogte van [plaats] heeft verdachte vlak voor een flauwe bocht een auto ingehaald, waarbij hij de ter plaatse aanwezige dubbele doorgetrokken strepen heeft overschreden. Tijdens het afronden van de inhaalmanoeuvre, in een flauwe bocht gezien vanuit verdachtes rijrichting, naar links, reed hij nog gedeeltelijk op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. De ambulance is toen in botsing gekomen met een tegemoetkomende auto. Ten gevolge van dit verkeersongeval hebben de bestuurder van de tegemoetkomende auto en zijn passagier, de patiënt die in de ambulance lag en de verpleegkundige die zich over die patiënt ontfermde, zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van verdachte. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich ten minste aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte gedeeltelijk op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer reed en daar in botsing is gekomen met een tegemoetkomende auto. Daarmee is sprake van een verkeersfout van verdachte, maar deze enkele verkeersfout is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat bij verdachte sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende is gebleken dat verdachte tegen het verkeer is ingereden, in de zin van de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening. Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt
in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt is niet gebleken.
De rechtbank acht daarom het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Indien geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, dient vervolgens door de rechtbank te worden beoordeeld of het rijgedrag van verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt zoals bedoeld in artikel 5 WVW.
Zoals uit het forensisch onderzoek naar voren is gekomen, reed verdachte op het moment van de aanrijding gedeeltelijk op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze conclusie, ook al heeft verdachte het anders beleefd. Door dit gedrag heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Dat de bestuurder van de tegemoetkomende auto het ongeluk heeft veroorzaakt door te hard te rijden, zoals door de raadsvrouw gesteld, is niet aannemelijk geworden. Deze bestuurder heeft wellicht te dicht op zijn voorligger gereden, waardoor, toen deze voorligger sterk afremde en een aanrijding met die voorligger dreigde, hij naar links heeft gestuurd, maar hij is blijkens het forensisch onderzoek op zijn eigen weghelft gebleven.
Het ongeluk is naar het oordeel van de rechtbank door een inschattingsfout van verdachte ontstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 27 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 28 oktober 2023, omstreeks 19.00 uur, reed ik op de N366 in de richting van Veendam in een ambulance met gebruikmaking van optische- en geluidssignalen. Ik ben om een zwarte Ford heen gereden. Dit was niet in verband met tijdwinst. Ik ben weer naar rechts gegaan. Opeens kwam een donkere auto om de bocht. Hij raakte mij bij mijn linker knipperlicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal FO Verkeer d.d. 3 januari 2024, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20240854 d.d. 4 april 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 oktober 2023, omstreeks 19.04 uur, had op de Provincialeweg N366, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van [plaats] het verkeersongeval plaatsgevonden.
Betrokkene 1 ambulance. Soort voertuig: personenauto. Fabrieksmerk: Mercedes-Benz. Betrokkene 2 personenauto. Fabrieksmerk: Seat. Kleur: zwart.
Wij zagen dat de Provincialeweg N366:
  • bestond uit twee rijstroken, die onderling door middel van een dubbele doorgetrokken strepen van elkaar gescheiden waren;
  • tussen beide doorgetrokken strepen was voorzien van groen gekleurd asfalt;
  • was voorzien van kantstrepen;
  • op de plaats van het verkeersongeval, gezien vanuit de rijrichting van de ambulance, een bocht naar links beschreef;
- een breedte had van circa 7.00 meter, (gemeten vanaf de buitenzijde van de kantstrepen).
De maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 100 km/u.
Gedurende het onderzoek stelden wij vast dat het op het moment van het verkeersongeval nacht was, als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.
Toedracht / Oorzaak / Gevolg
De bestuurder van de Mercedes-Benz (opvallende ambulance) reed over de Provincialeweg N366 te [plaats] , komende uit de richting van Stadskanaal en rijdende in de richting van Veendam. De ambulance reed vrijwel zeker met optische en geluidsignalen. In een, gezien vanuit zijn rijrichting, flauwe bocht naar links was de bestuurder naar alle waarschijnlijkheid bezig met het afronden van een inhaalmanoeuvre. Hij reed hierbij nog gedeeltelijk op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Op dat moment kwam de ambulance met de linker voorzijde in botsing met de linker voorzijde van de tegemoetkomende Seat (personenauto). Tevens kon, in combinatie met het schadebeeld aan de voertuigen, blijken dat de ambulance zich op het moment van de botsing gedeeltelijk op de rijstrook bevond bestemd voor het tegemoetkomende verkeer.
Het ongeval vond plaats in een, gezien de rijrichting van de ambulance, bocht naar links. Beide bestuurders reden elkaar tegemoet. Uit onderzoek kon blijken dat beide bestuurders op een afstand van ongeveer 200 meter zicht op elkaar konden krijgen. De bestuurders hadden dus elk circa 100 meter om op elkaar te kunnen anticiperen. Bij een snelheid van 100 km/u legt het voertuig een afstand af van ongeveer 28 meter per seconde. Beide bestuurders hadden dus slechts ongeveer 3,5 seconden de tijd om op elkaar te kunnen anticiperen. In de verkeersanalyse wordt rekening gehouden met een reactietijd van ongeveer 1 seconde. Deze (reactie) tijd heeft men over het algemeen nodig om de situatie in te schatten en te komen tot daadwerkelijk handelen. De bestuurders hadden dan ook slechts ongeveer 2,5 seconden de tijd om te handelen. Daarbij komt dat de bestuurder van de Seat geen mogelijkheden had om uit te wijken naar rechts in verband met de dicht langs de rijbaan aangebrachte vangrail.
Het was voor de bestuurders, gezien de zeer beperkte tijd (ongeveer 3,5 seconden), vrijwel onmogelijk om de plotseling gewijzigde verkeerssituatie te beoordelen, de manier van handelen te bepalen en deze handelingen vervolgens op veilige wijze uit te voeren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal misdrijf d.d. 20 februari 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Locatienaam: N366
Ter hoogte van: hectometerpaal 6.5 Plaats: [plaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 28 oktober 2023, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige] :
Ik reed vanuit Stadskanaal in de richting van Veendam. Ik heb een Ford Fiesta. Ik zag in mijn achteruitkijkspiegel een ambulance komen met zwaailicht en sirene. Ik probeerde zoveel mogelijk uit te wijken naar de berm maar daar is niet zoveel ruimte. Ik zag dat de ambulance mij inhaalde. Tegelijkertijd zag ik koplampen uit de bocht komen en dacht nog, dit gaat niet passen. Toen zag ik dat die auto vol op de ambulance klapte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 oktober 2023 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig (een ambulance), daarmee rijdende op de weg, te weten de N366 ter hoogte van hectometerpaal 6.5 (in de richting van Veendam) met gebruikmaking van optische- en geluidsignalen (als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en rijdend als voorrangsvoertuig,
  • na zonsondergang in het donker en
  • in een onoverzichtelijke bocht en
  • alwaar de uitwijkmogelijkheden voor het overige verkeer beperkt zijn vanwege de zich aan beide zijden van de weg bevindende geleiderails en
  • een inhaalactie te verrichten door een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden en
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening een voor hem rijdende auto in te halen zonder dat sprake was van significante tijdwinst en
  • in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig tijdens de inhaalactie niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
  • vervolgens gedeeltelijk te rijden op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan en te botsen op een op die rijbaan tegemoetkomend motorrijtuig,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiairovertreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld (AVAS) waardoor verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft gesteld dat het gerealiseerde gevaar, namelijk de botsing, niet aan verdachte kan worden toegerekend. Er stond voor verdachte geen mogelijkheid open om de in de tenlastelegging omschreven gevaarzetting te vermijden.
Bovendien kan niet worden vastgesteld dat verdachte langer dan noodzakelijk op de linker weghelft is blijven rijden en daardoor een gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
De maatstaf voor afwezigheid van alle schuld is of aannemelijk is geworden dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt doordat hij in de gegeven situatie niet anders kon of behoorde te handelen.
Verdachte heeft verklaard dat een voorligger diens auto dusdanig positioneerde dat verdachte de keuze had om hard te remmen of om de doorgetrokken streep te overschrijden en om de auto heen te rijden. In verband met de medische toestand van de patiënt die in de ambulance lag, was volgens verdachte hard remmen geen optie en is verdachte daarom met een vloeiende beweging om de voorligger heen gereden. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte echter al op een eerder moment zijn snelheid moeten matigen. Hij kende de situatie ter plekke en wist dus dat sprake was van een onoverzichtelijke bocht waarin uitwijken niet mogelijk is. Als hij zijn snelheid had aangepast, had hij niet abrupt hoeven remmen voor een voorligger.
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, had verdachte wel de mogelijkheid om de in de bewezenverklaring bedoelde gevaarzetting te vermijden, waardoor verdachte naar het oordeel van de rechtbank verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroep op AVAS wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte een voorzichtige en bedachtzame chauffeur is, met een onberispelijke staat van dienst. Verdachte heeft niet met opzet een botsing veroorzaakt en heeft dit ook zeker niet gewild. Dat vier personen als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, heeft verdachte zeer aangegrepen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft vlak voor een flauwe bocht een auto ingehaald en de ter plaatse aanwezige dubbele doorgetrokken strepen overschreden. Tijdens het afronden van de inhaalmanoeuvre en terwijl verdachte nog gedeeltelijk op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer reed, is verdachte in botsing gekomen met een tegemoetkomende auto. Door zijn handelen heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt.
Gelet op de ernst van het feit en vergeleken met soortgelijke zaken, volstaat als straf in beginsel een geldboete.
De rechtbank houdt echter in strafmatigende zin rekening met de omstandigheden van het geval. Verdachte heeft door een inschattingsfout een ongeluk veroorzaakt. Hij reed ten tijde van het ongeval in oktober 2023 in een ambulance en was, in verband met de medische toestand van de patiënt die in de ambulance lag, met spoed onderweg naar de plek waar de traumahelikopter stond te wachten. Hoewel verdachte onvoorzichtig heeft gehandeld, deed hij dit vanuit zijn beroep en zonder eigen belang. Verdachte is sinds februari 2013 ambulancechauffeur en heeft niet eerder een ongeluk veroorzaakt. Gevaar voor herhaling acht de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegende en gelet op de omstandigheid dat het feit geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat met oplegging van een straf geen strafdoel is gediend. Noch vanuit het oogpunt van vergelding, noch vanuit het oogpunt van preventie heeft het opleggen van straf in deze zaak toegevoegde waarde. De rechtbank zal verdachte dan ook met toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en
mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juni 2025.
Mr. Huisman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.